Eindspelfinesses 53: toreneindspelen van Giri in Moskou

Krijgt u wel eens een eindspel op het bord in uw partijen? En was u tevreden over de afloop? Of knaagde er iets waarvan u later dacht: “Dat had ik anders kunnen spelen?”  Schaaksite biedt een eindspelrubriek aan waarin u uw kennis kunt opfrissen of eventueel uitbreiden. Grootmeester Twan Burg en Internationaal Meester Herman Grooten zullen op frequente basis u proberen bij te praten over diverse eindspelfinesses.

 

Anish Giri (foto Frans Peeters)

Het optreden van Giri in Moskou was niet slecht, over zijn eindresultaat zal hij helaas wel ontevreden zijn. Hoewel hij ongeslagen bleef en één partij wist te winnen, schiet hij weinig op met zijn score. Als Giri in de toekomst een rol van betekenis wil spelen in de wereldkampioenscyclus, moet er op een of andere manier iets veranderen. Wat dat moet worden, zal hij zelf het beste weten. Zoals ik in mijn verslag na zes ronden al schreef, doet hij er alles aan om zo scherp mogelijk te spelen. Maar de tegenstanders zijn kennelijk zo sterk dat het bijna onmogelijk is om ze verslaan, laat staan om niet zwaar in de problemen te komen, als je ‘alles-of-niets’ speelt.

Gelukkig blijkt onze landgenoot op dat gebied onverzettelijk te zijn. Als het soms uit de hand dreigt te lopen en hij stellingen krijgt die een ander misschien geruisloos verloren had, weet hij als een soort Houdini remise te maken. Van deze kwaliteit – waar oud-wereldkampioen Tigran Petrosian ook om bekend staat – zou hij in de verre toekomst nog wel eens veel profijt kunnen hebben.

 

Het valt me al jaren op dat Giri een fantastische eindspeltechniek heeft. Niet alleen heeft hij bijzonder veel kennis van eindspelen, hij slaagt er keer op keer in om deze kennis op de juiste manier toe te passen. Dat het niet zo vanzelfsprekend is, wil ik graag aan u voorleggen. Dit artikel is meteen een kleine test hoe goed en aandachtig bezoekers van Schaaksite de schaaktechnische artikelen bekijken.

 

Herkent u de volgende twee diagrammen nog?

 

Zwart aan zet.

Wit aan zet.

 

Inderdaad: het eerste was de partij Hammer – Giri, het tweede ontstond in de partij Giri – Salem.

 

Beide diagrammen hebben een gemeenschappelijk thema: de ‘Regel van vijf’. Dat thema stipte ik in mijn artikel al even aan. Omdat het nooit kwaad kan de theoretische kennis even op te frissen, geef ik hieronder een drietal stellingen waarin het idee van de ‘Regel van vijf’ naar voren komt. Daarna laat ik aan de hand hiervan zien hoe Giri met deze principes in zijn achterhoofd deze eindspelen tot een goed einde kon brengen. In bijgaande analyses heb ik de nodige aanvullingen en meer uitleg gegeven dan Reinderman en ik in onze oorspronkelijke analyses hadden gedaan.

Aan het slot mag u uzelf testen met vijf eindspelstudies. Als het goed is, kunt u de theorie nu goed toepassen. Veel plezier hiermee!

 

Regel van vijf – voorbeeld 1

 

Dit is een stereotiep voorbeeld waarmee de ‘regel van vijf’ kunnen uitleggen. We rakelen de basisprincipes van de meeste toreneindspelen met toren en pion tegen toren even op:

– de toren hoort achter de pion, zowel voor de sterkere als de zwakkere partij;

– de koning van de zwakkere partij streeft naar het promotieveld van de pion;

– de koning van de sterkere partij ondersteunt de pion.

In dit specifieke geval staat om te beginnen de toren van de verdedigende partij vóór de vijandelijke pion en niet erachter. De zwarte koning is afgesneden van het bereiken van het promotieveld. De regel van vijf luidt: tel het aantal lijnen dat de vijandelijke koning is afgesneden van de pion (in dit geval twee) op bij het aantal rijen dat de pion is opgerukt (in dit geval vier). Is dat zes of hoger dan wint in de regel de sterkere partij. Bij vijf houdt de zwakkere partij in de regel remise.

Er staat niet voor niets ‘in de regel’ bij deze vuistregels omdat er (helaas) nogal wat uitzonderingen zijn. Desalniettemin is het leerzaam om te bestuderen hoe de pionpartij in deze specifieke stelling tot winst kan komen.

  1. Kc4!

De torenpositie kan niet verbeterd worden, dus wit zal iets met zijn koning moeten doen. Hij komt dus te voorschijn, achter zijn pion vandaan.

1…Tc8+

Zwart kan niet anders doen dan door de witte koning lastig te gaan vallen. Dat dient hij ook meteen te doen, omdat wit anders de pion een stapje naar voren spelen, waarna het afdwingen van de winst heel simpel is geworden.

  1. Kb5

Wit maakt optimaal gebruik van de ruimte naast de pion.

2…Td8

Samen met het schaakgeven van de koning, kan zwart het zijn tegenstander moeilijk maken door afwisselend de pion aan te vallen en dan waar schaak te geven.

  1. Kc5 Tc8+ 4. Kb6

De koning nadert de zwarte toren.

4…Td8

Zwart valt de pion weer aan en nu raken de koningszetten van wit uitgeput. Er rest hem iets anders:

  1. Td1!

Nu gaat de eigen toren achter de pion. Daarmee staat hij klaar voor d4-d5-d6 enzovoort.

5…Kf7

De koning snel naderbij nu de afsnijding is opgegeven.

  1. Kc7!

Alleen met deze zet kan wit de winst afdwingen. Op 6. d5 zou 6…Ke7! zwart redding bieden. Bijvoorbeeld: 7. Kc7 Td7+ 8. Kc6 Td6+ 9. Kc5 Kd7 en de koning heeft zijn ideale positie vóór de vijandelijke pion ingenomen.

6…Td5

Zwart probeert zo lang mogelijk te voorkomen dat de pion naar voren komt. Kritiek is nog wel 6…Ta8 maar dan pakt wit een vol punt met: 7. d5 Ta7+ 8. Kb6 Td7 9. Kc6 Ke7 10. d6+ Kd8  (zie analysediagram)

analysediagram

Op het oog lijkt zwart gedaan wat hij moest doen: de koning staat op het promotieveld vóór de pion, maar omdat zijn toren zo beroerd staat, verliest hij alsnog: 11. Th1! Er dreigt een soort mat en daar valt weinig meer aan te doen. Het is duidelijk dat 6…Ke7?? onmiddellijk faalt op 7. Te1+ met torenwinst.

  1. Kc6 Td8 8. d5

Maar dat mag hem niet baten. Wit rukt op en de pion valt niet meer af te stoppen.

8…Ke7 9. d6+ Ke6 10. d7!

en de buit is binnen voor wit. Een mogelijk vervolg is dan 10. d7 Ta8 11. Kb7 Td8 12. Kc7 Ke7 13. Te1+ met winst.

1-0

 

Een kleine anekdote is hier op zijn plaats. Deze stelling lijkt bijzonder veel op de volgende stelling (voorbeeld 3). Het grappige was dat ik ooit beide diagrammen in het blad van de Nederlandse Schaakbond, het toenmalige Schakend Nederland had afgedrukt. Daarbij had ik het subtiele verschil met grote gevolgen duidelijk verwoord. Laat nu een speler van mijn KNSB-team waarin ik toen speelde de stelling in het derde voorbeeld op het bord krijgen. Maar hij was in vreselijke tijdnood en daarbij had hij mijn artikel niet gezien. Bij een stand van 4½ – 4½ had hij de winnende treffer op de schoen, maar hij zag het niet en het werd remise.

 

Regel van vijf – voorbeeld 2

 

Het is interessant om een andere mogelijke verdediging te laten zien. In alle veel bekende voorbeelden zien we dat de zwarte koning in de buurt van de velden op de vierde, vijfde of zesde rij verbleef. De belangrijkste reden is dat hij daarom kan voorkomen dat wit aan de zijkant de pion kan dekken met de toren, zodat de koning vrij spel heeft. Met de koning op de zevende rij kan de verdedigende partij soms de afsnijding ongedaan maken. Dan moet het pionneneindspel dat kan ontstaan, remise voor hem zijn.

1…Tc8!=

Het is gelukt: zwart heeft de afsnijding ongedaan gemaakt en het kan omdat het resterende pionneneindspel inderdaad remise is. 1…Tb7? verliest na 2. Ka5

½ – ½

 

Regel van vijf – voorbeeld 3

 

In dit volgende voorbeeld werkt de verdediging om de afsnijding ongedaan te maken niet:

1…Tc8

De stelling is overigens sowieso verloren voor zwart. Maar dit ziet er nog slim uit. Ook 1…Ta8 helpt de zwartspeler niet uit de brand: 2. b6 Kd6 3. Kb5 Tb8 4. Tc7 Ta8 5. Tc6+ Kd7 6. b7 Th8 7. Kb6 met winst.

  1. b6!

De enige winnende zet. Het idee is dat het resterende pionneneindspel wel gewonnen is.

2…Txc5 3. Kxc5 Kd8 komt op hetzelfde neer 3…Kc8 komt op hetzelfde neer na 4. Kc6 Kb8 5. b7 Ka7 6. Kc7

  1. Kd6! Kc8 5. Kc6 Kb8 6. b7 Ka7 7. Kc7

en wit wint.

1-0

 

Hammer, Jon Ludvig – Giri, Anish

65…Kd7!

De zwarte koning streeft naar het promotieveld van de pion.

  1. Tc2

Zo snijdt hij de koning af en streeft hij ernaar om zijn b-pion zo snel mogelijk naar voren te spelen.

66…Tg8!

De enige juiste zet. De zwarte toren moet nu vóór de pion komen om schaakjes te kunnen uitdelen. Dit eindspel staat bekend als de ‘vijfregel’. Daar heb ik een artikel over geschreven.

  1. b4

Dreigt te winnen met b4-b5.

67…Ta8+ 68. Kb5

Wit hoopt dat hij de volgende zet Tc6 mag doen.

68…Tb8+!

Omdat de afstand tussen de toren en de pion 4 velden bedraagt kan de witte koning geen vorderingen maken en moet hij achter zijn pion kruipen om uit de schaakjes te komen.

  1. Ka4 Ta8+ 70. Kb3

En nu de koning teruggejaagd is, kan zwart een pionneneindspel ingaan met:

70…Tc8 71. Txc8 Kxc8

Het is een dooie remisestelling.

  1. Kc4 Kb8 73. Kd5

Als wit nu nog Kc6 mag doen wint hij.

73…Kb7 74. Kc5 Kc7

Het is beschamend dat Hammer dit nog door blijft spelen.

  1. b5 Kb7 76. b6 Kb8 77. Kc6 Kc8 78. b7+ Kb8 79. Kb6 1/2-1/2

 

Giri, Anish – Salem, A.R. Saleh

  1. Th8!

Dreigt heel sterk 63.a7.

62…Kd6 Na een wachtzet verliest het pionneneindspel: 62…Ta2 63. a7! Txa7 64. Th7+ Kb8 65. Txa7 Kxa7 66. Kxc5 Kb7 67. Kd6 Kc8 68. Kc6 met een standaardwinstpositie.

 

Ook nu wikkelt wit af naar een eindspel dat theoretisch gewonnen is.

  1. a7! Txa7 64. Th6+

De grap is natuurlijk dat de koning naar ‘boven’ moet.

64…Ke5 Omdat 64…Kc7 op dezelfde manier verliest als in de variant hierboven: 65. Th7+ Kb8 66. Txa7 Kxa7 67. Kxc5 Kb7 68. Kd6 Kc8 69. Kc6

  1. Kxc5

Hier schreef Reinderman: “dit is simpel gewonnen: een horizontale afsnijding is nog beter dan een verticale. Zwart kan niet voorkomen dat wit met zijn pion naar c7 loopt, waarna het bekende bruggetje wint”.

65…Ta8

Als we de ‘regel van vijf’ in deze actuele stelling bekijken, zou het remise zijn. De pion staat op de vierde rij en de zwarte koning is slechts één lijn afgesneden. 4+1=5 dus remise. Maar die redenering klopt hier niet. De belangrijkste omstandigheid is dat de zwarte koning horizontaal is afgesneden. En die factor beslist de partij.

  1. Kb6

Hier werd opgegeven. Laten we toch maar eens kijken hoe het had kunnen gaan. 66. Kb6 Tb8+ [ 66…Tc8 67. c5 en nu 5+1 al 6!] 67. Kc7 De koning verhindert verdere schaakjes. De zwarte toren kan de koning niet terugjagen en dus rukt de pion onweerstaanbaar op. 67…Ta8 68. c5 Ta7+ 69. Kb8 Ta5 70. c6 Tb5+ 71. Kc8 Tb6 [ Het ‘bruggetje bouwen’ waar Reinderman op doelt ontstaat na 71…Tb1 72. c7 Tb2 73. Th1 Ke6 74. Te1+ Kf7 75. Te4! Tb1 76. Kd7 Td1+ 77. Kc6 Tc1+ 78. Kd6 Td1+ 79. Kc5 Tc1+ 80. Tc4 en de ‘brug’ is tot stand gekomen!] 72. Kd7 Ta6 73. Th5+ Kd4 74. c7 en wit haalt dame.

1-0

 

 

OEFENINGEN

 

OEFENING 1: Cheron

Wit speelt en wint.

 

 

OEFENING 2: Grigoriev

Wit speelt en wint.

 

 

OEFENING 3: Cheron

Wit speelt en wint.

 

 

OEFENING 4: Nunn

Zwart aan zet, wit wint.

Onderzoek:

A) 1… Td7 B) 1… Kf6 C) 1… Kf8 D) 1… Kg6 E) 1… Td1 F) 1… Ta8.

 

OEFENING 5: Cheron

Wit speelt en wint.

 

 

 

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

2 Reacties

  1. Avatar
    Jaap Amesz 22 mei 2017

    Bij oefening 2 maakte ik een leerzame fout. Ik zag meteen ‘ah Td7 werkt niet, want ook al lijkt intuïtief de koning afsnijden slim, het is binnen de regel van 5 dus remise’. Daarnaast lijkt het intuïtief logisch om Kb5 te spelen, want zwarts Kc3 kan het toch niet zijn? Die verdedigende koning gaat dan namelijk juist van het promotie veld af. Maar heel irritant gaat de verdedigende koning onder aan de pion hangen. Ik heb wat in de rondte geschoven tegen de computer maar potremise. Ijzersterk artikel met mooie voorbeelden, doe er je voordeel me. Ik was er in 20 minuten doorheen.

    @ Herman

    Stel je mag 1 auteur kiezen om toren eindspelen uit te bestuderen. Zou je dan de groene boeken van Euwe nemen, Averbach’s serie of Dvoretsky’s Endgame Manual. En waarom. Wellicht mis ik nog een andere goede bron, welke zou dat zijn?

  2. Avatar
    Herman Grooten 22 mei 2017

    Bedankt voor het compliment. De vraag die je stelt is wat lastiger te beantwoorden. Dvoretsky is voor de meeste schakers te moeilijk (tenminste de opgaven) maar wel een compleet overzicht van de meest relevante eindspelen. Een interessant boek voor clubschaker (tot 2200) is Jeremy Silman’s Endgame Course. Daar wordt elk hoofdstuk op rating ingedeeld. Ofwel: wat moet een speler met bijvoorbeeld 1800-2000 van het eindspel weten.

    Zelf vond ik het ‘groene boekje’ van Van Wijgerden (daar stond de naam van Euwe op, maar Cor heeft het grotendeels zelf geschreven) over toreneindspelen erg goed en ook het boek van Smyslov en Löwenfisch (ook over toreneindspelen) interessant. Averbakh heeft overigens ook voor clubschakers een aardig boek geschreven, maar het niveau van de hoofdstukken wisselt nogal.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.