Schaakhistorie

Schaakhistorie (9) : De vroege jaren van Schaakbulletin (1968 en verder)

Het tijdschrift Schaakbulletin (1968-1984) staat bekend als een blad waarin tegen de gevestigde orde werd geschopt door schakers met grote literaire capaciteiten. Met enige, gepaste overdrijving mag je het blad wel zo noemen, maar zo is het zeker niet begonnen. Eigenlijk begon het vrij braaf.

SB nummer 1. Zoek de fout.

Wim Andriessen was in 1968 een sterke hoofdklasser, die zich in 1971 zelfs plaatste voor het Nederlands kampioenschap. Hij werkte aan de Landbouwhogeschool (tegenwoordig universiteit) van Wageningen. Daar was hij technisch tekenaar en maakte hij onder andere bodemkundige kaarten. Andriessen was geboren in 1938 en dus iets ouder dan de schakende studenten voor wie zijn huis een zoete inval was. Onder hen Frits Hoorweg, die hier een uitgebreid en soms hilarisch verhaal schrijft over de oprichting van het blad. Een bijzonder detail is dat Andriessen uit kranten, tijdschriften en zelfs boeken partijen knipte en in multomappen ordende. Je kunt zeggen dat hij zijn tijd ver vooruit was, want zo’n twintig jaar later, toen de computermogelijkheden er waren, ontwierp hij de databank NicBase. Toch was hij niet echt vooruitstrevend, want in Nederland kenden we al de Losbladige Schaakberichten, waarin openingstheorie periodiek werd aangevuld.
Het oprichten van Schaakbulletin in 1968 was geen reactie op het bondsblad Schakend Nederland, maar op het mislukken van het blad Schaakrevue. Hoorweg wist niet precies waar en door wie het werd gemaakt, maar voor hem droeg het “duidelijk de kenmerken van de hoofdstedelijke schaakincrowd”. Het blad dat tweewekelijks verscheen viel vooral op door de chique uitstraling. Na een halfjaar ging het ter ziele.
Je zou denken dat er dus geen markt was voor een zelfstandig schaaktijdschrift, maar Andriessen meende dat vooral de dure productie een probleem was. Met zijn vakkennis wist hij een veel goedkopere mogelijkheid, namelijk via de vrij nieuwe offsettechniek.

Andriessen en Hoorweg gingen op bezoek bij het IBM-toernooi van 1968. Hoorweg: “Daar zouden we vast iedereen die ertoe deed kunnen spreken en zo bleek het inderdaad te gaan. Hans Ree was wel bereid af en toe een stukje te schrijven tegen de vergoeding (80 gulden) die we hem in het vooruitzicht stelden. Voor de helft van dat bedrag wilde Van Scheltinga zijn naam wel lenen aan de openingenrubriek, die feitelijk door Wim zou worden geredigeerd.”

Lees meer >

Opmars Caruana begon in Vlissingen

Succes heeft vele vaders, luidt een Nederlands gezegde. In Vlissingen moeten ze dus niet zelf hoog van de toren blazen, daarom zeg ik het voor hen. Fabiano Caruana bereikt in november met het spelen van een WK-match een voorlopig hoogtepunt in zijn schaakcarrière, die op topniveau begon in Vlissingen.

Caruana in 2016. Foto: Harry Gielen.

Of die bewering waar is, hangt ervan af wat je verstaat onder topniveau. Caruana was in 2007 al grootmeester toen hij als vijftienjarige naar Vlissingen kwam. Dat was hij net geworden, door in maart, april en juni in Boedapest drie First Saturday-toernooien te winnen. Met zijn ouders woonde hij daar tijdelijk, nadat hij als Italiaan in Florida was geboren. Caruana had daarmee zowel de Italiaanse als de Amerikaanse nationaliteit.

Die First Saturday-toernooien waren precies zo samengesteld dat je er titelnormen kon scoren. Vergelijkbaar met in Nederland bijvoorbeeld het Sonnevanck-toernooi in Wijk aan Zee en het Batavia-toernooi in Amsterdam. Zijn resultaten in Boedapest waren dan ook beslist ondergeschikt aan het winnen van het Hogeschool Zeeland Toernooi, enkele maanden later.

In het boek met de spannende titel ‘Fabiano Caruana’ (aan het eind van dit artikel meer over het boek) wordt het toernooi als volgt afgedaan: “In August 2007, Caruana won the small open in Vlissingen, and in December, at the end of a good year for himself, he became Italian Champion!”

Een halve zin. En een klein toernooi? We weten allemaal dat het dat in elk geval niet is qua aantal deelnemers, maar de bezetting was ook sterk genoeg om stil te staan bij het resultaat van de vijftienjarige. Caruana eindigde gelijk met Tiviakov en de minder sterke Appel en De Jong, maar voor Kasimdzjanov, Krasenkov en Romanisjin.

Fabiano Caruana in Vlissingen 2007 (foto Jos Sutmuller)

Gert Ligterink vond het ook zeker geen onbeduidend toernooi, integendeel. In zijn rubriek in de Volkskrant schreef hij halverwege het toernooi, na een uiteenzetting over Amsterdam, Leiden en Dieren: “Niettemin gaat de eer van het sterkste zomertoernooi niet naar Dieren, maar naar Vlissingen. Het zijn niet allemaal grootmeesters die in de Hoogeschool Zeeland aantreden, maar aan de topborden zijn grote spelers te zien. Voormalige FIDE-wereldkampioen Rustam Kazimdzjanov bijvoorbeeld of Sergei Tiviakov en Daniel Stellwagen, de hoofdrolspelers van het afgelopen NK.” Met nog twee ronden te gaan schreef hij dat een van de opvallendste prestaties op naam kwam van de Franse topspeelster Marie Sebag. Ligterink voorzag op dat moment dus nog niet wat ons te wachten stond.

Halverwege het toernooi begon Caruana wel op te vallen.Koen de Vries in de Provinciale Zeeuwse Courant: “Het magere mannetje met de dikke brillenglazen lijkt in Vlissingen van alle markten thuis. In de beginronden legde hij zijn tegenstanders binnen enkele zetten zijn wil op, en nu hij sterkere schakers ontmoet, perst hij langzaam maar zeker alle lucht uit de stelling van de vijand. Dat overkwam gisteren de Duitser Zaragatski, de man die maandag nog zo knap Sergei Tiviakov versloeg.” De journalist wist ook nog te melden dat Caruana in New York ‘Fabulous Fabiano’ genoemd werd. Dat het vijftienjarige ‘ventje’ in de zesde ronde van de twintigjarige Stellwagen won, vond De Vries verrassend. Caruana kwam daardoor met zes uit zes alleen aan de leiding.

Een dag later: “Normaal gesproken verhuist een familie wanneer papa of mama ergens een andere baan krijgt. Bij de familie Caruana ligt dat anders. Daar reist het gezin de net vijftien jaar geworden zoon Fabiano achterna. Alles wordt aan de kant gezet voor het bereiken van de mondiale schaaktop.” Caruana vertelde de journalist dat meespelen in het Corus-toernooi in Wijk aan Zee een doel van hem was. In de B-groep, voorlopig. Zijn vader juichte die doelstelling toe, want Nederland beviel hem goed. Fabiano: “Ja, dat zegt hij nou wel, maar als ik hier veel partijen verloren zou hebben, zou hij heel anders over Nederland hebben gedacht.”

Lees meer >

Schaakhistorie (8): Bert Enklaar dacht altijd na over de zin van alles

Die Enklaar, die was toch ook heel goed? Dat vroeg een clubgenoot van mij toen ik in 2011 de Canon schreef. Enklaar stond daar niet in. Paul van der Sterren toonde zich onlangs in Schaakmagazine verdrietig dat Enklaar zelfs niet in mijn top-40 stond. Ik had hem zeker in mijn overwegingen meegenomen, maar zijn resultaten waren daarvoor te licht en te weinig. Een kleurrijk schaker was hij zeker en er is genoeg over hem te vertellen. Enklaar was een schaker die worstelde met de keuzes tussen maatschappij, wetenschap en de schaaksport. Met schaken begon hij in zijn jeugd en begon hij als volwassene twee keer opnieuw.

Bert Enklaar werd geboren op 1 december 1943. Begin jaren zestig was hij een van de veelbelovende jonge spelers bij VAS die ervoor zorgden dat het tweede team in 1961 kampioen van Nederland werd en voor wie VAS-coryfee Berry Withuis in 1961 het IBM-toernooi oprichtte, om de jongens gelegenheid te geven meesternormen te scoren. Dat is in deze geschiedenisverhalen al meerdere keren aan de orde geweest. Tot zijn leeftijdsgenoten behoorden Piet van der Weide, Tim Krabbé (beiden 1943), Hans Ree (1944) en Rob Hartoch (1947). Van Kick Langeweg (1937), de winnaar van het eerste IBM-toernooi, werd al wat langer iets verwacht. Coen Zuidema (1942) behoorde ook tot deze lichting, maar speelde bij de Amsterdamse rivaal ASC.

Met Ree was Enklaar goed bevriend, bleek uit het in memoriam dat Ree in 1996 schreef in NRC-Handelsblad. Ree: “Er waren jaren dat ik Bert Enklaar bijna iedere dag zag. We volgden dezelfde wiskundecolleges en gingen daarna naar het koffiehuis tegenover Artis, waar we praatten over de zin van wiskunde, literatuur en schaken. Er staat me bij dat gesprekken met hem vaak over de zin van iets gingen, maar waarschijnlijk ging het meestal gewoon over het Konings-Indisch of het Boedapester Gambiet, waar hij een tijdje een ongelukkige liefde voor had. (…) Sommige mensen konden ons niet uit elkaar houden en het is me een paar keer gebeurd dat ik met een schaker praatte en na een tijdje merkte dat die dacht dat ik Bert Enklaar was.”

Op weg naar een landenwedstrijd tegen Engeland, in 1963, hoorden ze op een station in Londen dat Kennedy was doodgeschoten. Enklaar vond dat heel erg en dat verbaasde Ree.

Lees meer >

Schaakhistorie (7): Zonetoernooi Nijmegen: sport en politiek (1960)

Nederland en de KNSB hebben altijd een grote rol gespeeld bij de organisatie van het wereldkampioenschap. Er werden hier nogal wat zonetoernooien gespeeld, een interzonetoernooi, een kandidatentoernooi (plus één op Curacao) en diverse kandidatenmatches. Op een van de zonetoernooien rust een smet, dat van 1960 bij Nijmegen.

Wolfgang Uhlmann een paar jaar later

Zo erg, dat het moest worden overgespeeld in Tsjechoslowakije.
Een zonetoernooi was, na de nationale kampioenschappen, internationaal de eerste stap in de WK-cyclus. Er vonden er in Europa altijd diverse plaats. Na Hilversum 1947 (het eerste zonetoernooi in de geschiedenis) en Wageningen 1957 vond er in 1960 één plaats in het dorpje Berg en Dal bij Nijmegen. De Nijmeegse club Strijdt met Beleid verleende wat medewerking, die zich volgens Jan van de Mortel in het SMB-jubileumboek uit 1998 beperkte tot het uitlenen van materiaal en het doorgeven van de zetten per telex. Het toernooi ging een beetje langs het verenigingsleven heen. Dat gaat tegenwoordig wel anders. Denk aan de Tata-dagen buiten Wijk aan Zee, waar de plaatselijke schaakclubs enorme publiciteitssuccessen van maken. Maar goed, daar gaat het nu niet om.

 

Reisdocumenten
Probleem was dat de Oost-Duitser Wolfgang Uhlmann in zijn land geen geldig uitreisdocument kreeg. Het ging om een ‘temporary travel document’, dat in ons land bekendstond als een ‘groen paspoort’. De Nederlandse autoriteiten konden Uhlmann daarop ook geen visum geven. Binnen de NAVO was besloten dat Oost-Duitsers niet konden worden toegelaten zonder zo’n groen paspoort. De Koude Oorlog woedde volop.
In het bondsblad werd zeer gedetailleerd verslag gedaan van de onderhandelingen tussen KNSB-bestuurders en de regering. De minister van justitie wilde wel toestemming geven (zei hij), maar ging daar niet over. De minister van buitenlandse zaken hield zich aan de NAVO-afspraak. De schaakbonzen mochten zelfs bij de excellentie op audiëntie komen, maar dat haalde niets uit.
Er werd van alles geprobeerd. Uhlmann kreeg een schriftelijke toezegging voor een visum van het Nederlandse consulaat-generaal in West-Berlijn, maar dat bleek geen afdoende reisdocument. Er waren plannen om de partijen per telex te spelen of de partijen op een boot buiten de territoriale wateren te laten spelen. Het liep allemaal op niets uit.

Lees meer >

Schaakhistorie (6): De eeuwige breuk met Lodewijk Prins

Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Lodewijk Prins was een van onze grootste Olympiadespelers, maar aan zijn deelname zou natuurlijk een keer een einde komen. Dat gebeurde echter op een zeldzaam harde manier. Tussen Prins en het KNSB-bestuur, in welke samenstelling dan ook, kwam het nooit meer goed.
Lodewijk Prins (geboren in 1913) nam deel aan alle Olympiades van 1937 tot en met 1968. Dat waren er twaalf, alleen Jan Timman en Loek van Wely speelden er later eentje meer. Tussen 1939 en 1950 werden geen Olympiades gespeeld, anders had de lijst van Prins nog indrukwekkender kunnen zijn. Aan het Nederlands kampioenschap nam hij zelden deel. Na 1936 en 1938 was 1948 voor lange tijd zijn laatste. De teams werden niet samengesteld op basis van NK’s, ook niet op basis van Elo-ratings (die waren er nog niet), maar vastgesteld door een plaatsingscommissie of het KNSB-bestuur.
In 1965 meldde Prins zich na zeventien jaar opeens weer aan voor het NK. Met Kuijpers, Langeweg en Zuidema dienden zich in een paar jaar tijd nieuwe topspelers aan, Kuijpers werd in 1963 zelfs kampioen. Zag Prins zijn plaats in het Olympiadeteam in gevaar komen? Mogelijk. Een collega-schaakhistoricus denkt dat Prins zijn kans schoon zag bij de afwezigheid van Donner, voor het eerst sinds 1950. Prins zou geen zin hebben achter Donner te eindigen. Het is een theorie.
Hoe dan ook, het pakte goed uit. Prins eindigde samen met Zuidema bovenaan en liet Kuijpers en Langeweg achter zich, alsmede Ree en Enklaar, die vanaf dat moment ook opstootten. (Enklaar na een paar jaar pauze, daarover in een andere aflevering.) De oude meester won de beslissingsmatch van Zuidema.
Prins was 52, dus de titel was nog geen garantie voor jarenlang behoud van zijn Olympiadeplaats. Maar in 1966 mocht hij uiteraard mee en twee jaar later bereikte hij zelfs zijn hoogste score. In Lugano, waar Nederland de B-groep won (de A-groep telde veertien landen), scoorde Prins 9 uit 12 als tweede reserve, wat je dus ook vierdebordspeler mag noemen.

 

Samenstelling
Er leek dus geen vuiltje aan de lucht toen de Olympiade van 1970 in Siegen zich aandiende, al kwam Prins in eerste instantie niet in aanmerking. In een interview met Max Pam in Schaakbulletin, dat in 1975 ook werd opgenomen in de interviewbundel ‘De zuiverste liefde is die tussen een man en zijn paard’, omschreef Prins het als volgt.

Lees meer >

Schaakhistorie (5): De snelle entree van Genna Sosonko

“Moerwijk speelde met een nieuwe speler aan het eerste bord. Sosonko maakte remise met Bakker.” Met die woorden werd Genna Sosonko in het Nederlandse schaken geïntroduceerd, in het bondsblad van december 1972. Vier maanden later al werd hij gedeeld eerste in het Nederlands kampioenschap, waarna hij de beslissingsdriekamp won. Van Wim Andriessen had de acceptatie van de vreemdeling toch sneller gemogen.

Genna Sosonko tijdens het NK 1973

Toen Sosonko in 1972 vanuit Rusland via Israël in Nederland kwam, was hij niet bekend. Databanken bestonden nog niet, laat staan internet. Anders had men kunnen zien dat Sosonko, geboren 18 mei 1943, in 1967 had meegedaan aan het kampioenschap van de Sovjet-Unie. Dat behoorde vaak tot de sterkste toernooien van de wereld, maar in 1967 was het eenmalig een open toernooi met 126 deelnemers. Poloegajevski en Tal wonnen, Sosonko eindigde op een onopvallende gedeelde 27e tot en met 40e plaats. Meer dan als speler was hij actief als secondant van Tal en Kortchnoi.
In Nederland kwam hij in contact met Wim Andriessen, hoofdredacteur van het tijdschrift Schaakbulletin. Die hielp Sosonko aan onderdak in Wageningen, woonplaats van Andriessen en hoofdkwartier van het blad. In januari 1973 werd hij voor het eerst vermeld als redacteur, naast Andriessen, Dik Kruithof en Jan Timman. Redacteuren vormden een andere categorie dan medewerkers, een hele rij tot wie Donner, Enklaar, Krabbé, Münninghoff, Ligterink en Pam behoorden. Een citaat uit dat nummer: “Dankzij bemiddeling van Jan Timman, ontvingen wij twee interessante partijen van Dresko Velimirovic. De vertaling uit het Joegoslavisch leverde enige moeilijkheden op, maar met behulp van Genna Sosonko hopen wij er zo goed mogelijk uit gekomen te zijn.”

 

Snelschaaktoernooi
Andriessen maakte Sosonko lid van Moerwijk, een Haagse club die een sterk team in de hoofdklasse had. Zelf had Andriessen in 1971 deelgenomen aan het Nederlands kampioenschap, Fred van der Vliet en Arend van Dop respectievelijk in 1971 en 1972, Joost Marcus in 1970 en Max Viergever had zich een paar keer bijna voor het NK geplaatst. Een team van subtoppers dus. Sosonko werd aan het eerste bord geplaatst en scoorde 5,5 uit 7. Het seizoen erna stapten Sosonko en Andriessen beiden over naar het gesponsorde Philidor Leeuwarden. Sosonko scoorde daar in zes jaar tijd 40 uit 50, een reusachtige score aan het topbord in de hoofdklasse.

Lees meer >

Schaakhistorie (4): Het WK-jeugd in Den Haag (1961)

Het zesde wereldkampioenschap voor de jeugd vond in 1961 plaats in Den Haag. Enkele opvallende zaken: de goede prestatie van Coen Zuidema, het vroegtijdige vertrek van favoriet Vlastimil Hort, het weifelende beleid van het KNSB-bestuur inzake secondanten en het ingrijpen van Donner, Euwe en vooral Hans Bouwmeester.

Toernooifavoriet Vlastimil Hort

 

Het toernooi begon met de weigering om de Amerikaan Weinstein en de Argentijn Scanavino te laten meespelen. Redacteur Slavekoorde van het bondsblad vond vooral het niet meespelen van Weinstein jammer, hij behoorde tot de kanshebbers. De reden van de weigering was echter wel overtuigend, de twee waren te oud. Dat werd nog net op tijd ontdekt, zodat beide landen een vervanger konden sturen.

In de laatste ronde voor de vorming van de finalepoules ging de grootste aandacht uit naar de partij tussen Zuidema en Hort. Zuidema kreeg een stelling op het bord die gewonnen zou kunnen worden, maar wel de nodige technische vaardigheid vereiste. In de tweede zitting lukte het nog niet en de partij moest de volgende ochtend worden voortgezet, toen de loting voor de finalegroepen al had plaatsgevonden. Alleen de namen van Zuidema en Hort moesten nog op de juiste plaats worden gezet. Bij winst van Zuidema zouden er in hun voorronde vier spelers gelijk bovenaan eindigen met 4 uit 6, van wie Hort op basis van het systeem Sonneborn-Berger zou afvallen. Slavekoorde merkte op dat “het door ons verfoeide stelsel SB ditmaal wel op zijn slechts fungeerde”. Met ons bedoelde hij altijd zichzelf. Na 91 zetten in tien en een half uur haalde Zuidema de winst binnen. De Nederlander ging naar de kampioensgroep, favoriet Hort naar de B-groep.

 

Overschaakt

Direct na de partij verklaarde de Tsjechische begeleider dat zijn pupil niet verder aan het toernooi zou deelnemen. Dit tot irritatie van de officials, die opnieuw aan de indeling moesten sleutelen. Erger was natuurlijk het algemene feit dat de toernooifavoriet het toernooi verliet. Als reden gaf de begeleider op dat Hort ‘overschaakt’ was, waaraan hij toevoegde dat zijn laatste twee partijen samen achttien uur hadden geduurd. Max Euwe schreef:

Lees meer >

FritzSSS* en het Broekhuis NK Schaken 2000 in Rotterdam

Schaakhistorie

Johan Hut schrijft een serie over onze schaakhistorie en zijn eerste aflevering gaat over Fritz$$$ op het NK. Omdat de commentaarbox zich minder leent voor een uitgebreide reactie in de plaats hiervan dit artikel.

Bijzonder was dat vijf van de deelnemers aan het NK 2000 ook actief waren bij het NK 2018. In 2000 deden Van Wely, Van den Doel, Grooten, Reinderman en Tiviakov mee. Grooten toen in een dubbelrol want hij schreef ook een wekelijkse schaakcolumn voor dagblad Trouw.

In 2018 deden Van Wely, Van den Doel en Tiviakov mee aan het NK en verzorgden Grooten en Reinderman uitgebreide NK-verslagen op onze site.

Teleurgestelde sponsor

Lees meer >

Top 40 afkomst (update 22 juli)

Pas onlangs ontdekte ik de top-40 van Johan Hut, die ik met veel plezier doorgelezen heb. Sinds een aantal jaren heb ik ook genealogische belangstelling en van 8 van de 40 heb ik inmiddels de afkomst kunnen achterhalen. Dat zijn:

1 Max Euwe www.geni.com/people/Machgielis-Max-Euwe/6000000029937708576
5 Hein Donner www.geni.com/people/schaker-Jan-Hein-Donner/6000000026588929127
14 Lodewijk Prins www.geni.com/people/Lodewijk-Salomon-Prins/6000000013326245976
16 Theo van Scheltinga www.geni.com/people/Theo-van-Scheltinga/6000000080334052129
20 Nico Cortlever www.geni.com/people/Nicolaas-Cortlever/6000000080344917279
24 Dirk van Foreest www.geni.com/people/Dirk-van-Foreest/6000000014252682607
31 Henri Weenink www.geni.com/people/Henri-Gerard-Marie-Weenink/6000000080003734346
37 Daniël Noteboom www.geni.com/people/Dani%C3%ABl-Noteboom/6000000080006627831
38 Norman van Lennep www.geni.com/people/Norman-van-Lennep/6000000027361104641Verder nog twee meesters uit een grijs verleden:
www.geni.com/people/Adolf-George-Olland/6000000080003225491
www.geni.com/people/Benjamin-Leussen/6000000080000526883
Update 22 juli:

nog meer uit de top-40

Lees meer >

Schaakhistorie (3): Roy Dieks kon zijn belofte niet inlossen

Op z’n vijftiende werd Roy Dieks jeugdkampioen van Nederland. Alleen Jan Timman was jonger toen hij kampioen werd. Drie jaar later was Dieks de nummer twee van de wereld bij de jeugd. Zou hij net als Timman grootmeester worden en de wereldtop bestormen? Nee, al snel stokte het.

Roy Dieks tijdens een jeugdkampioenschap

Dieks bleek een moeilijk persoon en moest daarvoor worden behandeld. Hij overleed op 48-jarige leeftijd. Zijn enorme jeugdresultaten waren toen door de meeste schakers al vergeten.

 

Jonge kampioen

In 1971 was Roy Dieks met zijn vijftien jaar bijna de jongste Nederlands jeugdkampioen in de geschiedenis. Verslaggever Doevelaar merkte in het bondsblad nog wel op dat hij door zijn start van 1 uit 3 niet al zijn rivalen was tegengekomen. Dat was vooral vervelend omdat drie achtervolgers op slechts een half punt achterstand eindigden: Max Merbis, Leo Hofland en Christofoor Baljon. Van Merbis had hij verloren en tegen Baljon had hij niet gespeeld.

Bij het wereldkampioenschap eindigde Dieks in de B-groep net iets onder de vijftig procent. Zijn begeleider Maarten Etmans merkte op dat zijn pupil in de voorronden twee gewonnen staande partijen had vergooid. Ook bij het Europees kampioenschap in Groningen had hij geen succes. Dieks werd zevende in de B-groep, nog achter Baljon.

Een jaar later was Dieks er niet bij, als reden werd studie opgegeven. Baljon werd kampioen. Wel mocht hij weer meedoen aan het EK in Groningen. Dieks bereikte nu de hoofdgroep en werd daar achtste, weer net achter Baljon.

Ook in 1973 was Dieks er niet bij en werd Meindert van de Linde kampioen. Niet hij, maar Dieks ging naar het wereldkampioenschap. Deze keer plaatste hij zich voor de hoofdgroep, waar hij achtste werd van de twaalf. Kampioen werd Alexander Beljavski, voor Tony Miles. Verslaggever Boon schreef dat Dieks in speelsterkte slechts hoefde onder te doen voor ‘de grote vijf’. Ondanks de minscore in de finale was de achtste plaats een uitstekend resultaat.

Lees meer >