Technische eindspelen 2

Dat er in het Tata Steel Chesstournament veel eindspelen op het bord komen, zal menigeen al zijn opgevallen. In het precomputertijdperk, waarin de partijen werden afgebroken werden, kon men (vaak met een heel secondantenteam) aan de slag om ingewikkelde eindspelen te gaan analyseren. Anno 2011 zijn de spelers op zichzelf aangewezen. Mooie ideeën zijn er bedacht. Maar onder druk van de klok moeten vele moeilijke beslissingen genomen worden en dan kan er wel eens het een en ander mis gaan.

Erwin l’Ami: het is om je de haren uit het hoofd te trekken… (Foto Jos Sutmuller)

Desondanks wordt er vaak prachtig gespeeld. In mijn eerdere bijdrage getiteld Technische eindspelen besprak ik twee stellingen die in de literatuur terug te vinden zijn. In de vijfde ronde, tussen Magnus Carlsen en Erwin l’Ami, kwam er weer een theoretisch eindspel op het bord, namelijk van toren plus paard tegen toren. Dit eindspel is veel gemakkelijker remise te maken dan bijvoorbeeld toren plus loper tegen toren, dat ik in mijn eerste artikel uitvoerig heb besproken. Desondanks wist Carlsen te winnen omdat l’Ami opzichtig in de fout ging. Het was eigenlijk om je de haren uit het hoofd te trekken. De jonge Nederlandse grootmeester had in de partij lang onder druk gestaan en op gegeven moment had Carlsen hem dan eindelijk in een verloren stelling gemanoeuvreerd. Maar l’Ami bleek veel taaier dan zijn grote tegenstander had verwacht. Waar iedereen dacht dat zwart moest capituleren, verzon de Woerdenaar een duivelse pattruc. Die kwam als een donderslag bij heldere hemel en bracht Carlsen flink in verwarring. Hij slaagde er nog wel in om uit de ‘dolle toren’ te lopen, maar de overgebleven stelling van toren plus paard en pion tegen toren, bleek niet aan hem besteed. Het was natuurlijk van cruciaal belang dat de pion gered moest worden, maar omdat zijn paard nogal afzijdig stond, lukte het hem niet om die te redden. Dat kon op ingenieuze wijze wel gedaan worden, maar dat dit allemaal niet zo evident was, als gesuggereerd na afloop, probeer ik in onderstaande analyse aan te tonen.

Na een slechte zet kwam dan eindelijk het beruchte eindspel van toren plus paard tegen toren, dat dus theoretisch remise is, op het bord. Daarin verdedigde l’Ami zich precies zoals het hoort: Hij moet zijn toren zo ver mogelijk weghouden bij de witte koning en die steeds ‘in de rug’ aanvallen. Daarbij mag (meestal MOET het) hij zijn koning zelfs naar de rand laten drijven. Essentieel is dat hij daarbij de koning in het centrum houdt en zich niet naar de randvelden laat terugdringen. Daar is het verliesgevaar groter, zoals Judit Polgar ooit tot haar schande moest ondervinden tegen Gary Kasparov (zie bijgevoegde partij). Maar toen de zwarte koning naar de rand moest gaan, ging l’Ami niet. Hij bleef in het centrum en juist dat werd hem fataal. Met een gemeen paardschaakje, verloor hij via een röntgenschaak de toren en moest hij toch nog in het zand bijten, terwijl de welverdiende remise voor het grijpen lag.

Het is altijd makkelijk praten aan de zijlijn. Onder hoogspanning, na een tumultueuze partij tegen een van de sterkste spelers van de wereld, weinig tijd op de klok, kan zo’n fout gemaakt worden. Het blijft evenwel uiterst jammer.

Zijn er precedenten? Jazeker. Judit Polgar verloor het ooit van Gary Kasparov. Daar zat nog een heel verhaal aan vast, want als ik goed geïnformeerd ben, heeft die eerder in de partij een zet teruggenomen, die hij al gespeeld had. Judit protesteerde maar de wedstrijdleiding durfde de nummer een van de wereld geen nul te geven. Naar ik later begreep schijnt er zelfs een filmpje van te zijn, waarin het bewijs geleverd zou worden; het filmpje heb ik echter nooit gezien.

Het eindspel van toren plus paard tegen toren dat Judit moest verdedigen was verre van gemakkelijk. Ze kwam met de koning noodgedwongen aan de rand en in de hoek terecht en toen waren er legio valkuilen die ontweken moesten worden. Het lukte uiteindelijk niet. In de viewer treft u de partij met analyse van Bologan aan die natuurlijk ook de ‘tablebases’ heeft gebruikt.

Op een wat lager niveau was ik er ooit getuige van dat mijn vriendin, Petra Schuurman, het eindspel moest verdedigen tegen de sterke grootmeester Babula uit Tsjechië. Zij had ongeveer 2 minuten (zonder tijdsincrement) maar speelde alles keurig. Na zo’n 25 zetten vond Babula dat hij genoeg gezien had en bood remise aan. Uiterst correct! Waren alle spelers maar zo…

Carlsen – l’ Ami

We nemen de draad op bij de volgende diagramstelling. De stelling lijkt remise-achtig vanwege het uitgedunde materiaal, maar er zwart zit met het levensgrote probleem dat de voorste witte g-pion hem waarschijnlijk een stuk gaat kosten. L’Ami komt met een duivelse truc. 61. g6 De pion wordt in beweging gezet en er is (op het eerste gezicht) niet te zien hoe zwart die gaat afstoppen. 61… Pf1! Wat de betekenis is van deze tussenzet, gaan we weldra zien. Volstrekt logisch: de loper domineert alle velden van het paard op de diagonaal c1-h6. 62. Lc1 [Achteraf kan gesteld worden dat 62. Ld4! heel simpel had gewonnen, maar wat er nu gebeurt, kon zelfs een speler van het kaliber Carlsen nauwelijks vermoeden.] 62… Lf6 63. g7 Lxg7 Gedwongen, anders haalt wit een dame. 64. Tg5+ Met deze dubbele aanval, wint wit een stuk. Zijn enige zorg is het behoud van pion g2, maar dat lijkt geen probleem. 64… Kh4 65. Pxg7

"En het is klaar", moet Carlsen gedacht hebben. Er dreigt met Pf5, zwart kan daar weinig tegenover zetten, zo lijkt het. 65… Pe3+! Hier is de duivelse truc. Zwart tovert een pattruc uit de hoge hoed! [65… Pg3 66. Tg6 levert een technisch gewonnen stelling op.] 66. Lxe3 Met een dolle toren? Ja, dat is natuurlijk altijd de vraag. Sinds Tim Krabbé ooit in zijn prachtige boek "Schaakkuriosa" er een heel hoofdstuk aan gewijd heeft, weten we dat veel dolle torens nog bedwongen kunnen worden. Het opmerkelijke is dat l’Ami zelf uit een "dolle toren" van Loek van Wely wist te lopen tijdens het toernooi in Wolvega, eind vorig jaar. Die partij heb ik met enig commentaar toegevoegd. Wist Erwin dat het geen dolle toren was? In elk geval zal het als een schok zijn gekomen voor Carlsen die onmiddellijk de fout in gaat. 66… Td2+ 67. Kc1 Nog niet van de schrik bekomen, speelt Carlsen zijn koning even naar dit veld. Hij komt er snel genoeg achter dat de koning naar boven moet. 67… Td1+ 68. Kb2 Td2+ 69. Kc3 Td3+ 70. Kc4

70… Txe3 [Na 70… Tc3+ 71. Kd4 Td3+ 72. Ke4 is de dolle toren veranderd in een ‘mak lammetje’, zoals Krabbé humoristisch opschrijft. 72… Txe3+ [72… Td4+ 73. Lxd4 is nog simpeler.] 73. Kxe3 Kxg5 74. Kf3 wint eenvoudig.] 71. Txh5+ De enige zet om op winst te spelen. [Nu zou de paardvork met 71. Pf5+? fout zijn. Zwart maakt remise door de laatste witte pion onschadelijk te maken. 71… Kxg5 72. Pxe3 h4 73. Kd3 Kf4 74. Ke2 [74. Pf1 Kg4 75. Ke2 h3 76. g3 h2 en nu moet wit nemen. 77. Pxh2+ Kxg3 met remise.] 74… Kg3 en na 75. Kf1 h3 76. Pf5+ Kg4 77. g3 Kxf5 is de remise een feit.] 71… Kg4

72. Th2? Deze zet kreeg na afloop flink kritiek in de commentaren, niet in het minst van Carlsen zelf. De toren staat hier heel passief, waarna de pion op g2 vrijwel zeker van het bord zal gaan. Wit had een ingenieuze wijze om de winst af te dwingen. Met de nodige tactiek kan hij zijn pion behouden en het afzijdige paard ongeschonden in het centrum laten terugkeren. [Iedereen die zijn engine aanzet, ziet dat het van deze zet moet komen. Maar de technische winstvoering is nog verre van eenvoudig. 72. Th4+! Hier houden alle commentaren op, zodat de suggestie wordt gewekt dat het verder simpel is. Dat is het misschien ook op hoog niveau, maar voor het grote publiek is enige verder uitleg een overbodige luxe. Hoe ingewikkeld het nog is, blijkt uit het volgende variantencomplex. 72… Kg5 [Direct uit is 72… Kg3 73. Pf5+!] 73. Td4 De ‘menselijke’ oplossing voor het stellingsprobleem, ook eerder al aangegeven door Dimitri Reinderman in zijn analyse van deze ronde. [Mijn engine geeft 73. Th8 maar daar is de systematiek niet goed in te ontdekken.] 73… Te7 Dit is de meest persistente voortzetting. Zwart kon op twee manieren direct op de pion afgaan. In beide gevallen heeft wit een fraai tactische oplossing om de pion te redden. [73… Te2 74. g4 Te7 [Na 74… Tg2 75. Pe6+ Kf6 76. Kd5 heeft wit zijn pion en zijn paard gered.] 75. Pf5 en ook nu is het gedaan.] [73… Tg3

74. Td5+! Met dit snuggere tussenschaakje slaagt wit erin het paard terug te laten keren en weer tegelijk de pion tactisch te dekken. 74… Kg6 [74… Kg4 75. Pf5 Txg2 76. Pe3+] 75. Pf5 Txg2 [75… Tg5 76. Pe3] 76. Ph4+ is de tactische rechtvaardiging.]

74. Td5+ Weer deze tussenzet. Door het schaakje dekt wit veld f5 zodat hij het paard kan terughalen. 74… Kg4 75. Pf5 Te1 76. Pd4 Zoals Reinderman geeft zijn er meerdere manieren. Ik volg hiermee zijn analyse. 76… Tg1 77. Pc2! Op het eerste gezicht een absurde zet. Maar opnieuw wordt pion g2 op tactische wijze gedekt: … Txg2 faalt op Pe3+. 77… Tc1 [Na 77… Kf4 78. Td4+ Kg3 79. Pe3 is het wit gelukt om met het paard pion g2 te dekken en daarmee is de winst verzekerd.] 78. Kd3 en nu kan zwart niet meer voorkomen dat het paard via e3 pion g2 permanente dekking kan geven.] 72… Te7! Zwart valt het paard aan om zijn toren van de derde rij te halen, zodat hij nu met … … Kg4-g3 kan gaan werken. [Meteen 72… Kg3 kon natuurlijk niet vanwege 73. Pf5+] 73. Ph5

73… Te5 en opnieuw jaagt hij het paard verder op. 74. Pf6+ Er is niets anders. [Het pionneneindspel na 74. Kd3 Txh5 75. Txh5 Kxh5 76. Ke3 Kg4 77. Kf2 Kf4 78. g3+ Kg4 79. Kg2 Kg5 is een elementaire remisestelling.] 74… Kg3 Daarmee sneuvelt wits laatste pion en is er een theoretische remisestelling ontstaan. 75. Th7 Kxg2

Uiteraard gaat Carlsen het proberen. 76. Kd4 Te1 77. Pg4 Kg3 78. Pe3 Ta1 79. Tg7+ Kf4 80. Tf7+ Kg3 81. Pc2 Ta4+ 82. Ke3 Kg4 83. Pd4 Kg5 84. Ke4 Kg6 85. Tf1 Ta5 Het verdedigingsschema voor zwart is simpel. Hij moet zijn toren zo ver mogelijk weghouden bij de witte koning en die steeds ‘in de rug’ aanvallen. Daarbij mag (meestal MOET het) hij zijn koning zelfs naar de rand laten drijven. Essentieel is dat hij daarbij de koning in het centrum houdt en zich niet naar de randvelden laat terugdringen. Daar is het verliesgevaar groter, zoals Judit Polgar ooit tot haar schande moest ondervinden tegen Gary Kasparov (zie bijgevoegde partij). 86. Pc6 Ta4+ 87. Ke5 Kg5 88. Tg1+ Tg4 89. Ta1 Tg3 90. Te1 Tg2 91. Pe7 Kg4 92. Pf5 Ta2 L’Ami doet alles goed. De toren moet wijken en gaat terug naar de positie waarin hij de witte koning in de rug kan lastig vallen. 93. Tg1+

93… Kf3?? Het kritieke moment in de partij, waar l’Ami nog vaak met afgrijzen aan terug zal denken. Zwart denkt beter in het centrum te kunnen blijven met zijn koning. Maar juist hier wordt hij het slachtoffer van een gemene tactische valstrik. [Het moment is gekomen dat zwart zijn koning moet laten terugdringen naar de rand. 93… Kh5 waarna er geen vuiltje aan de lucht is. Een matdreiging met 94. Kf4 kan eenvoudig gepareerd worden met 94… Ta4+ en wit komt geen steek verder.] 94. Ph4+! En direct opgegeven. Zwart verliest in twee varianten een toren door een rontgenmotief. [94. Ph4+ Ke3 [94… Kf2 95. Tg2+] 95. Tg3+ Kd2 96. Tg2+ Had hij nu de toren maar op b2 gezet…] 1-0

De analyses via de viewer:

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.