Eindspelstudies 31 – Het wereldkampioenschap oplossen

website

E-mail:

Hierbij de 31ste eindspelstudie voor de Schaaksite uit mijn database.

  • De vierde versie van de database bevat 76.132 eindspelstudies
  • Het is de beste en grootste database van eindspelstudies ter wereld
  • De database bevat driekwart van alle ooit gecomponeerde studies
  • De database is in standaard pgn-format en leesbaar voor gangbare schaakprogramma’s


Eind augustus vond in Jesi, Italië, het 54e congres van de World Federation for Chess Composition (WFCC) plaats. Een kleine 200 deelnemers uit 35 landen gaven acte de présence. Naast allerlei officiële vergaderingen (over regels, het toekennen van titels, activiteiten, etc, etc) van de gedelegeerden, zijn er ook nog allerlei subcommissies actief. Zo is er een heuse subcommissie voor eindspelstudies (GM David Gurgenidze uit Georgië, GM Oleg Pervakov uit Rusland, Ilham Aliev uit Azerbaijan, Marcel van Herck uit België en ik mocht als voorzitter optreden). Die koos o.m. de studie van het jaar 2010 (daarover in een latere aflevering meer).

Naast de vergaderingen zijn er ook allerlei leuke activiteiten als (snel)-compositietoernooien, oploswedstrijden en vooral het bijpraten met oude en nieuwe vrienden.

De belangrijkste activiteit is echter het wereldkampioenschap oplossen (World Chess Solving Competition; WCSC) voor landenteams. De best scorende individuele oplosser in deze competitie wordt tot individueel wereldkampioen gekroond. Als opwarmertje wordt nog het open wereldkampioenschap gehouden, waaraan iedereen mag deelnemen. Ik probeerde het ook maar weer eens. Vooraf was mijn doel om niet laatste te worden, in elk geval beide tweezetten op te lossen en wat punten op de studies te pakken. De eerste doelstelling haalde ik maar net (91e van de 93 deelnemers…), in de eerste ronde had ik potverdorie de tweezet fout en het kostte me meer dan een uur om die in de tweede ronde kost-wat-kost te vinden, en van de studies begreep ik helemaal niets. Gelukkig vond ik nog wel de oplossing van een zelfmat.

Voor het officiële wereldkampioenschap werd ik gevraagd om in de beroepscommissie zitting te nemen, want er is vrijwel altijd gedoe over de studies (meestal in verband met correctheid). Dit keer was het al niet anders. Er waren twee protesten, waarvan één over onderstaande studie.

Dit biedt een mooie gelegenheid om ons eens te verplaatsen in de gedachtewereld van de oplosser. Men moet zich realiseren dat het eigenlijk de bedoeling is om de oplossing van de studie te vinden. Een partijspeler die een studie probeert op te lossen, pakt dat meestal anders aan. Hij probeert de beste zet te vinden. Ik vroeg tijdens het congres nog enkele topoplossers en -schakers hoe ze dat doen. Tot mijn verbazing zeiden ze me desgevraagd dat ze bij het oplossen van problemen (matproblemen, helpmatten en zelfmatten) inderdaad op zoek gaan naar de oplossing (en daarbij kijken naar patronen, bijv. elk stuk moet een functie hebben) terwijl ze bij eindspelstudies toch weer net doen alsof ze aan het schaken zijn! Toch zijn eindspelstudies natuurlijk anders dan partijstellingen. Men weet dat er wat in zit, de oplossing moet uniek zijn (niet twee mogelijkheden voor wit), en er moet iets studieachtigs gebeuren. Tijdens het oplossen mag men met bord en stukken de problemen analyseren (één set stelt de organisatie ter beschikking, maar de topoplossers zijn vaak gewapend met meerdere extra bordjes en stukken). Ook over de “beste” zet van zwart bestaan misverstanden: dat is niet perse de zet die het mat het langst uitstelt, maar de verdediging waarna wit alleen op een studieachtige wijze kan winnen. Dat lijkt nogal subjectief, maar is het niet. Daar is bijna nooit discussie over, maar nu wel…

Leopold Mitrofanov & Nikolay Ryabinin
Bijzondere vermelding Shakhmaty v SSSR 1991

Wit heeft niet al te veel opties. Hij staat twee stukken achter, en moet er minstens één terugwinnen om remise te kunnen maken. We proberen eerst het voor de hand liggende, maar foutieve 1.exd7? Het zwarte antwoord ligt dan ook voor de hand: 1...Tc5+ 2.Kg4 (na 2.Kh4? Le7+ consolideert zwart de materiële voorsprong) lijkt wit na 2…Lc7 uitgepraat. Of misschien toch niet? 3.Td6! (dreigt 4.d8D+ of 4.Txd2). De oplosser, die zich realiseert dat dit wel een erg korte oplossing is, zoekt verder en vindt de tactische mogelijkheid 3…Tg5+! 4.Kh3 (4.Kxg5 Pe4+ en 5…Pxd6; 4.Kh4 Ld8 5.Txd2 Td5+) 4…Tg3+! 5.Kh2 en nu 5…Tg8 waarna opeens de witte toren op d6 gepend staat, de pion op d7 onschadelijk is, en zwart wint. De oplosser weet nu dat hij op het goede spoor zit vanwege de studieachtige wendingen, maar uiteraard de oplossing nog niet heeft gevonden, want zwart won immers. Al snel komt hij tot de conclusie dat het witte spel zich onderweg niet laat versterken, terug naar de beginstelling dus. De enige andere zet is: 1.Th6+ Kg8 (even onthouden dat ook 1…Kg7 nog kan). En nu dan 2.exd7? Een kijken: 2…Tc5+ 3.Kg4 Lc7? 4.Td6 Tg5+ 5.Kh3 Tg3+ 6.Kh2 En nu klopt het wèl. De zwarte toren kan nu immers niet naar g8! 6…Pf1+ 7.Kh1 De oplosser ziet nu patwendingen: 7…Ld8 8.Tg6+ Kf7 (8…Txg6 pat) 9.Tg7+ Ke6 en nu 10.Tg8! waarna er voor zwart niet veel anders opzit dan te slaan: 10…Txg8 pat. “Dit moet de oplossing zijn”, denkt de oplosser. Toch nog even kijken: 3…Le7? kan ook: 4.Td6 Tg5+ (dit stuk is nu gedekt) 5.Kh3 Tg3+ 6.Kh2 Pf1+ 7.Kh1 Ld8 en we zitten in dezelfde stelling. De betere oplosser kijkt nog wat verder en ziet dan: 3…Tc4+! 4.Kh3. Na 4…Lc7 5.Td6 is zwart uitgepraat (bijv. 5…Tc3+ 6.Kg2 Tg3+ 7.Kh1). Maar 4…Le7 5.Td6 Th4+ 6.Kg2 zien we een nieuwe tactische wending: 6…Th2+ 7.Kg1 Pf3+ 8.Kf1 en nu 8…Ld8. Wit staat bijna pat, maar niet helemaal! 9.Tg6+ Kf7! (lokt de witte toren naar f6, zoals we zullen zien, dat gaat niet via andere routes) 10.Tg7+ Ke6 11.Tg6+ Kf5 en nu kan 12.Tf6+ niet vanwege 12…Lxf6 13.d8D Pd2+ en 14…Lxd8, dus 12.Tg8 Lh4, dreigt mat, 13.Tf8+ Kg4 14.Tg8+ Kh3 15.d8D Tf2 mat. Mooie oplossing, maar wit moest remise maken. Terug naar de beginstelling. Er zit weer niets anders op dan nog een schaakje te geven: 1.Th6+ Kg8 en nu 2.Tg6+ Kf8 (enige zet, dat is prettig!). En nu moet uiteraard wel 3.exd7 de goede zet zijn. Inmiddels zitten we al in de wendingen van de studie: 3…Tc5+

4.Kg4 Tc4+ 5.Kh3 En-passant kijken we nog even naar 5.Kh5? Le7! (dreigt 6…Th4 mat) 6.Td6 (maakt g6 vrij) 6…Kg7 (dekt g6) 7.d8D Th4 mat. 5…Le7 (5…Lc7 6.Td6 Tc3+ 7.Kg2 Tg3+ 8.Kh1 lijkt op wat we al eerder zagen) 6.Td6 Th4+ 7.Kg2 Th2+! 8.Kg1 Pf3+ 9.Kf1 Ld8 en nu vallen alle puzzelstukjes op hun plaats: 10.Tf6+! Lxf6 11.d8D+ Lxd8 pat.

(of ook 9…Rd2 10.Tf6+ Lxf6 11.d8D+ Lxd8 pat). Zo had de uitstekende wedstrijdleider Milan Velimerovic (Servië) het bedoeld. Maar ja, zoals hij verontschuldigend zei terwijl hij me de officiële protesten overhandigde “one can’t be an expert in everything”. Want sommige oplossers hadden een andere oplossing: 4…Lc7 5.Td6! Tg5+ 6.Kh3 Tg3+ 7.Kh2! Pf1+ 8.Kh1 Ld8 9.Tf6+ Lxf6 10.d8D+ Lxd8 pat.

En enkele andere oplossers hadden ook nog 4…Le7 5.Td6 Tg5+ 6.Kh3 Tg3+ 7.Kh2 Pf1 8.Kh1 Ld8 met dezelfde stelling en afwikkeling.

Na bestudering van de varianten op mijn gelukkige ge-airconditioneerde hotelkamer (zelfs Italianen legden het af in deze lokale superhete zomer met 35 tot 40°C), kwam ik tot de conclusie dat dit een tweede hoofdvariant zou moeten zijn gezien het echo-pat gedraaid over 90° (geen Celsius, gelukkig). Dankzij mijn database waarin deze variant overigens ter onrechte niet als hoofdvariant is opgenomen (zoals Velimerovic mij al gemeld had) wist ik ook via internet EG te raadplegen, en ontdekte dat daar de tweede variant inderdaad ook als hoofdvariant werd vermeld.

Mijn beslissing was uiteindelijk dat alleen de oplossers die beide varianten hadden gevonden de maximale 5 punten scoorden. Dat lukte slechts vier (Piorun, Murdzia, Mestel & Wakashima) van de 83 oplossers. 28 oplossers hadden één van de twee varianten. Een bijzonder moeilijke oplosstudie!

Traditioneel moet men bij het WCSC in een aantal rondes (verdeeld over twee ochtenden) telkens drie opgaven uit de volgende genres oplossen: tweezetten, driezetten, eindspelstudies, helpmatten, meerzetten en zelfmatten. In totaal zijn er per persoon 90 punten te verdienen (5 per opgave), waarbij dan de scores van de twee beste oplossers tellen. Polen werd dit keer wereldkampioen (164 punten v.d. maximaal 180 punten), gevolgd door Groot-Brittannië (154 punten) en Servië (152 punten). Het Belgische team presteerde naar behoren (8e plaats van 20 landen, met 140 punten), Nederland stelde teleur (14e plaats met 122 punten).

v.l.n.r. John Nunn (Groot-Brittannië), Kacper Piorun (Polen) en Marjan Kovacevic (Servië) (foto Harold van der Heijden).

De grote verrassing van de oplostoernooien in Jesi was Kacper Piorun, die als (junior) IM-oplosser vele GM’s voorbleef en de individuele wereldtitel veroverde (83 van de maximaal 90 punten), voor John Nunn en zijn landgenoot Piotr Murdzia (beiden met 80 punten, maar Nunn verbruikte minder tijd). Want hij had ook al het opwarmertje, het open oploskampioenschap, gewonnen met de maximale score!

Kacper Piorun (foto Harold van der Heijden)

Alle fragmenten via de viewer:

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.