Meer dan 60 minuten te laat (3)

Meer dan 60 minuten te laat (3)

De bewijslast

Het KNSB-competiereglement kent de competitieleider uitdrukkelijk niet de bevoegdheid toe een hardheidsclausule toe te passen indien een speler meer dan 60 minuten te laat aan het bord verschijnt. Toch passen de competitieleider en de commissie van beroep zo’n clausule toe.

De competitieleider hanteert de regel dat indien de telaatkomer zich wil beroepen op de overmachtsituatie, hij die moet aantonen. Dat moet schriftelijk gebeuren waarbij alle feiten en omstandigheden moeten worden gemeld. De verzoeker moet die zo volledig mogelijk opschrijven. Het moet een verifieerbaar of desnoods aannemelijk verhaal worden. Wat dat betreft lijkt het op een stelling op een schaakbord: één stuk minder of anders geplaatst en de voortzetting is anders. Zo gaat het ook met het beoordelen van de feiten en omstandigheden bij overmacht. Eén feit verkeerd of onvolledig geformuleerd, en het beroep op overmacht wordt afgewezen.

Het is een lastige materie, en ik benijd niet degene die dergelijke verzoeken in zijn vrije tijd wil beoordelen. Want, hoe weet de competitieleider dat het verhaal van de telaatkomer echt is gebeurd, en niet is verzonnen? Hoe ver moet de competitieleider gaan met het verifiëren van de juistheid van het verhaal?

De grens tussen werkelijkheid en verzinsels is moeilijk te ontdekken. Wat de lezer doet verzuchten: ‘Wat hebben de competitieleider en de commissie van beroep zich toch op de hals gehaald? Ze hadden zich deze moeite moeten besparen door te beslissen dat een beroep op overmacht niet mogelijk is.’

Ter illustratie geef ik drie voorbeelden van beslissingen van de competitieleider. In het eerste voorbeeld past de competitieleider een formeel criterium toe. De laatste twee laten zien dat de verzoekers niet zijn geslaagd in hun bewijs.

Zouden de beslissingen ook zo hebben geluid indien sprake was van een inhaalwedstrijd: met als straf twee jaar uitsluiting van het team van deelname aan de KNSB-competitie?

Overzicht van aantekeningen

  1. De bewijslast berust bij de speler
  2. Onvoldoende bewijs aangetoond
  3. Niet geslaagd in bewijs

1. De bewijslast berust bij de speler

In de volgende beslissing herhaalt de competitieleider de omschrijving van overmacht. Omdat de te laat komende speler niet heeft toegelicht welke trein hij heeft genomen en hoeveel vertraging deze had, kan de competitieleider het beroep op overmacht niet toetsen. De bewijslast voor overmacht ligt bij de speler; en dat is ook logisch. Het bezwaar wordt dus om formele redenen afgewezen. De competitieleider komt niet toe aan het inhoudelijk beoordelen van de overmacht.

Competitieleider KNSB

Klasse 3C 2000-2001

3 februari 2001

‘Geachte heren,

De Schaakmaat heeft geprotesteerd tegen de beslissing van de wedstrijdleider tijdens de wedstrijd SG Amersfoort – De Schaakmaat op 3 februari 2001 om de speler A een reglementaire nul te geven wegens meer dan een uur te laat komen. Van De Schaakmaat kwam op 5 februari 2001 een brief binnen, waarin een beroep wordt gedaan op overmacht.

Vooropgesteld dient te worden, dat het voor een goed verloop van de competitie noodzakelijk is, dat beroepen op overmacht niet snel worden gehonoreerd. Verder dient te worden vooropgesteld, dat iemand die te laat vertrokken is om op het vastgestelde tijdstip in de speelzaal aanwezig te zijn, nooit een beroep op overmacht kan doen ongeacht welke tegenslag hij onderweg ondervindt.

In de brief van De Schaakmaat wordt gesteld, dat A als gevolg van een treinvertraging niet op tijd aanwezig heeft kunnen zijn en dat hij om 14.04 uur binnenkwam. Uit de brief blijkt echter niet welke trein A heeft genomen en hoeveel vertraging deze trein had. Ook valt uit de brief geen enkele aanwijzing te putten, dat de speler A op tijd is vertrokken om op het vastgestelde aanvangstijdstip in de speelzaal aanwezig te kunnen zijn. Ik verwerp dan ook het beroep op overmacht. De uitslag van de wedstrijd blijft 3½ – 4½.,’ aldus de competitieleider.

Mijn commentaar

Het is een formalistische benadering van de competitieleider die niet van deze tijd is, en dat was het ook niet in 2001. Het gaat erom dat de verzoeker in de gelegenheid moet worden gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen. Dit is op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur dagelijkse praktijk bij bestuursorganen. Het is het toepassen van het zgn. fair play beginsel.

De standaardoverweging luidt in dit soort gevallen:

‘Het fair play-vereiste houdt in dat een bestuursorgaan de burger de mogelijkheid geeft zijn procedurele kansen te benutten. Dat brengt onder meer met zich mee dat het bestuursorgaan – of de instantie die in opdracht van het bestuursorgaan wettelijke taken uitvoert – de burger de gelegenheid biedt om een verzuim te herstellen. Dat verzuim kan bijvoorbeeld bestaan uit het aanvullen van ontbrekende gegevens.

Vast staat dat – naam bestuursorgaan – verzoekers (herhaal-)aanvraag niet in de gelegenheid heeft gesteld om aanvullende informatie te leveren. Voor verzoeker betekende dat feitelijk een afwijzing van zijn aanvraag, zonder dat hij daartegen bezwaar heeft kunnen maken. Dat komt niet tegemoet aan het vereiste van fair play.’

De competitieleider had dan ook het verzoek van de speler niet direct mogen afwijzen maar de verzoeker in de gelegenheid moeten stellen zijn bezwaarschrift aan te vullen. De competitieleider had de verzoeker moeten vragen naar de gegevens die van belang zijn om te kunnen beslissen. Want, wist u welke gegevens de competitieleider nodig had om te beslissen op een verzoek in een schrijnend geval, voordat u dit stukje had gelezen?

2. Onvoldoende bewijs aangetoond

Met het leerstuk van overmacht staat centraal het vermogen van de telaatkomer de overmachtsituatie aan te tonen, en dit schriftelijk op overtuigende wijze te formuleren. Vergelijk het met een stelling op een schaakbord: één stuk anders geplaatst en de voortzetting is anders. Zo gaat het ook met de feiten in de volgende zaak. De verzoeker moet de feiten zo volledig mogelijk kunnen opschrijven. Het moet een aannemelijk verhaal worden.

Heeft de verzoeker in de volgende zaak een smoesje verzonnen, of spreekt hij de waarheid? Wat denkt u?

Competitieleider KNSB

Klasse 1B 2001-2002

29 september 2001

‘S.C. Oegstgeest ’80 heeft geprotesteerd tegen het verloren verklaren van twee partijen wegens te laat arriveren tijdens de wedstrijd Eindhoven – Oegstgeest ’80, gespeeld op 29 september 2001.

Ik heb kennis genomen van de volgende stukken: een brief gedateerd 30 september 2001 van de teamleider van Oegstgeest ’80, een brief van de wedstrijdleider gedateerd 6 oktober 2001 en een mailbrief van 9 oktober 2001 van speler A met bijlage.

Er waren op de wedstrijddag files op de Nederlandse wegen. Het aanvangstijdstip was vastgesteld op 13.00 uur. Een partij was vooruit gespeeld. Drie spelers van Oegstgeest ’80 waren reeds de avond tevoren in Eindhoven. Vier spelers van Oegstgeest ’80, onder wie de teamleider van Oegstgeest ’80, kwamen om 13.17 uur aan. De spelers A en B van Oegstgeest ’80 kwamen om 14.05 uur aan. Oegstgeest ’80 heeft op de wedstrijddag in verband met de files telefonisch verzocht de wedstrijd een kwartier later aan te vangen. Dit verzoek is gehonoreerd. De klokken zijn op 13.15 uur in werking gesteld.

Oegstgeest ’80 protesteert tegen de beslissing van de wedstrijdleider om de beide spelers A en B wegens te laat aankomen een reglementaire nul te geven. Het protest kent twee elementen:

a. omdat het aanvangstijdstip was verschoven naar 14.15 uur, waren beide spelers in feite op tijd.

b. de beide spelers beroepen zich op overmacht.

Ad a overweeg ik het volgende. Volgens artikel 23 lid 5 van het competitiereglement verliezen spelers die meer dan een uur later dan het (tenminste 24 uur van te voren) vastgestelde aanvangstijdstip aan het bord verschijnen, hun partij. Het tenminste 24 uur tevoren vastgestelde aanvangstijdstip was 13.00 uur. De spelers A en B arriveerden om 14.05 uur. Zij waren dus te laat. De grond a faalt. Hieraan doet niet af, dat is overeengekomen de klokken een kwartier later in werking te stellen.

Ten aanzien van het beroep op overmacht overweeg ik het volgende. Een beroep op overmacht kan alleen slagen als de speler op tijd is vertrokken en hij aantoont dat hem ten aanzien van het te laat komen geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Blijkens de brief van de teamleider van Oegstgeest ’80 is de door hem bestuurde auto om 11.10 uur uit Oegstgeest vertrokken. Blijkens de brief van A is de auto van hem rond 11.00 uur uit Leiderdorp vertrokken. Beide auto’s namen de grote weg die langs Rotterdam voert. De auto van de teamleider van Oegstgeest ’80 kwam om 13.17 uur aan. De auto van A kwam om 14.05 uur aan. Dit grote verschil in tijd kan naar mijn mening niet alleen worden verklaard door het feit dat de teamleider van Oegstgeest ’80 een van de twee files in Brabant wist te omzeilen door het nemen van een sluiproute. Daar komt bij, dat de auto van A rond Rotterdam een vertraging heeft gekend door een ongeval aan de andere kant van de snelweg en de auto van de teamleider van Oegstgeest ’80 die vertraging niet heeft gekend, waar geen verklaring voor is, terwijl Leiderdorp dichter bij de snelweg naar Rotterdam ligt dan Oegstgeest en men dus zou verwachten dat de uit Oegstgeest vertrokken auto van de teamleider van Oegstgeest ’80 zeker niet sneller op de snelweg naar Rotterdam kan komen dan de uit Leiderdorp vertrokken auto van A. Er blijven vragen onbeantwoord. Daarom ben ik van oordeel dat Oegstgeest ’80 niet heeft aangetoond dat aan A en B geen verwijt kan worden gemaakt dat zij meer dan uur te laat aankwamen. Het beroep op overmacht wordt door mij niet gehonoreerd.

Ik wijs het protest van Oegstgeest ’80 af. De uitslag van de wedstrijd Eindhoven – Oegstgeest ’80 blijft 7- 3,’ aldus de competitieleider.

3. Niet geslaagd in bewijs

In de volgende zaak waarschuwde Teletekst die dag voor gladheid op de wegen. Zijn de feiten in de zaak zo volledig mogelijk weergegeven? Past de competitieleider een formeel criterium toe? Hebben de verzoekers in de volgende zaak smoesjes verzonnen, of spreken zij de waarheid? Wat denkt u?

Competitieleider KNSB

Klasse 3G 2001-2002

24 november 2001

‘Aan de teamleiders van Utrecht 3 en Groothoofd en de wedstrijdleider

Inzake: beroep Groothoofd betreffende de wedstrijd Utrecht 3-Groothoofd

Groothoofd is in beroep gekomen van de beslissing van de wedstrijdleider om aan drie spelers van Groothoofd een reglementaire nul toe te kennen wegens niet opkomen bij de wedstrijd Utrecht 3 – Groothoofd, gespeeld op 15 december 2001 in klasse 3G.

Ik heb kennis genomen van de volgende stukken: een brief van wedstrijdleider van 16 december 2001, een brief van de teamleider van Groothoofd van 17 december 2001, een brief van speler A van 17 december 2001 met een ongevals-bergingsformulier en een ongedateerde brief van speler C met een ongevals-bergingsformulier.

Groothoofd voert aan, dat de spelers A en B, die aan de borden 2 en 7 zouden spelen en in de auto van speler A op weg naar Utrecht waren, even buiten Dordrecht een aanrijding hebben gehad, waarbij de auto van speler A zo zwaar beschadigd was, dat deze auto total loss moest worden verklaard. Verder voert Groothoofd aan, dat de speler C, die aan bord 6 zou spelen, vanuit zijn woonplaats Gouda met zijn auto naar Utrecht is vertrokken en ook een zware aanrijding heeft gehad, waardoor hij de speelzaal in Utrecht niet op tijd heeft kunnen bereiken. Groothoofd doet kennelijk een beroep op overmacht en pleit er in verband met een sportief competitieverloop voor dat de drie partijen alsnog worden gespeeld.

Bij de beoordeling een beroep op overmacht dient voorop te worden gesteld, dat een dergelijk beroep slechts mogelijk is in uitzonderlijke gevallen indien de speler die het betreft, aantoont, dat hij op tijd is vertrokken. Indien een speler te laat is vertrokken, komt hem nooit een beroep op overmacht toe, ongeacht wat voor tegenslag hij onderweg ondervindt. Bij de beoordeling wat op tijd vertrekken inhoudt, dient er rekening mee te worden gehouden, dat op zaterdag 15 december 2001 ’s morgens via de media, waaronder Teletekst, berichten zijn verspreid waarin gewaarschuwd werd voor gladheid op de wegen. Van een speler mag worden verwacht, dat hij bij het bepalen van zijn tijdstip van vertrek met de aangekondigde weersomstandigheden rekening houdt.

Op het ongevals-bergingsformulier van speler A staat als laadlocatie "N3 7.8 Westbaan te Dordrecht" en bij ongevalsgegevens "Datum 15-12-01 za-dag Tijd 12.35". De wedstrijdleider schrijft, dat bij aanvang van de wedstrijd van twee spelers bekend was, dat zij niet meer op tijd hadden kunnen komen en dat zij om 12.10 uur in Dordrecht een verkeersongeluk hebben gehad. Ik ben van oordeel, dat als de auto waarin spelers A en B zaten, om 12.10 uur even buiten Dordrecht was, zij te laat zijn vertrokken, gegeven het feit dat de wedstrijd om 13.00 uur in Utrecht zou beginnen en tegen gladheid op de wegen is gewaarschuwd. Dit betekent dat A en B geen beroep op overmacht toekomt.

Op het ongevals-bergingsformulier van speler C staat als laadlocatie vermeld Einsteindreef hoek Paranadreef te Utrecht. Bij de ongevalsgegevens staat slechts de datum 15-12-01 ingevuld, maar is de tijd niet ingevuld. De wedstrijdleider schrijft, dat de speler die in Utrecht een ongeval zou hebben gehad, zich die dag niet bij hem heeft gemeld. Uit niets blijkt hoe laat speler C uit zijn woonplaats Gouda is vertrokken en hoe laat zijn auto de aanrijding heeft gehad. Speler C heeft dan ook niet aangetoond, dat hij op tijd is vertrokken. Hem komt dan ook geen beroep op overmacht toe.

Nu alle drie spelers A, B en C geen beroep op overmacht toekomt, zie ik onvoldoende reden om de drie partijen alsnog te laten spelen. Ik wijs het beroep van Groothoofd af. De uitslag van de wedstrijd Utrecht 3 – Groothoofd blijft 6½ – 1½,’ aldus de competitieleider.

(wordt vervolgd)

1 Reactie

  1. Avatar
    Paul-Peter Theulings 14 februari 2012

    De competitieleider had dan ook het verzoek van de speler niet direct mogen afwijzen maar de verzoeker in de gelegenheid moeten stellen zijn bezwaarschrift aan te vullen. De competitieleider had de verzoeker moeten vragen naar de gegevens die van belang zijn om te kunnen beslissen. Want, wist u welke gegevens de competitieleider nodig had om te beslissen op een verzoek in een schrijnend geval, voordat u dit stukje had gelezen?

    Ik vind het volkomen duidelijk wat de CL nodig heeft om te kunnen beslissen. Treinvertraging als reden opgeven moet natuurlijk vergezeld gaan van de reisdetails van de speler. Dat weet die speler van de schaakmaat ook wel. Het zou me niets verbazen als hij expres de reisdetails niet vermeldde omdat er bij de planning weinig rekening gehouden is met treinvertraging.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.