Minder dan 60 minuten te laat (5)

Minder dan 60 minuten te laat (5)

Het gaat van kwaad tot erger

Overzicht van aantekeningen

  1. De tweefasentoetsing
  2. 40-45 minuten te laat
  3. 26 minuten te laat
  4. De commissie van beroep over 45 minuten te laat
  5. De commissie van beroep over 26 minuten te laat

1. De tweefasentoetsing

Het is een bekend verschijnsel bij mensen die beslissingsbevoegd zijn. Als hen een nieuw geval wordt voorgelegd gaan zij niet na wat er in de regels staat, maar graven zij in hun geheugen: ‘Eh, ik meen, deze zaak lijkt op een geval dat we twee jaar geleden hebben gehad.’ En vervolgens gaat men discussiëren zonder de regels te raadplegen, met als uitkomst dat men besluit naar analogie van de eerdere zaak.

‘The decision of today will make the right and wrong of tomorrow,’ aldus Benjamin N. Cardozo.

Wat is het geval? Door een vertraging in het openbaar vervoer komen spelers drie kwartier te laat en doen bij de competitieleider een beroep op de hardheidsclausule. Vervolgens gaat de competitieleider de grenzen van zijn eigen illegale hardheidsclausule verleggen. Zijn hardheidsclausule die geldt bij meer dan 60 minuten te laat komen, past hij ook toe in een geval van minder dan 60 minuten te laat komen.

Zo lijkt het erop dat de competitieleider het te laat komen ervaart als een recht: spelers hebben het recht om 60 minuten te laat te komen. Ze mogen als ze dat willen opzettelijk te laat komen. Een speler heeft het recht zich niet te hoeven haasten om op tijd te komen. Hij heeft de FIDE-regels aan zijn zijde om zich zo te mogen gedragen.

Zo’n geval van opzet wijkt uiteraard ingrijpend af van die waarin een speler wel op tijd had willen komen maar door onvoorziene omstandigheden te laat komt. Dan rijst de vraag of de competitieleider die situatie als een schrijnend geval moet beschouwen waarmee hij rekening moet houden. De competitieleider vindt van wel.

Echter, spelers hebben niet het recht om te laat te komen. Integendeel, zij hebben de plicht om op tijd te komen. Indien door onvoorziene omstandigheden een speler toch te laat komt, geeft niet de competitieleider, maar geven de artikelen 23.4 en 29.1 van het KNSB-competitiereglement uitsluitsel. In dat geval geldt de regel dat de speler 60 minuten nog te laat mag komen. Die regel geldt nu juist voor onvoorziene gevallen. Met een achterstand in bedenktijd kan de speler toch meedoen.

Het antwoord is: het KNSB-competitiereglement voorziet juist in het geval van onvoorziene omstandigheden. Een speler mag in zo’n geval maximaal 60 minuten te laat komen. De competitieleider had het ‘protest’ ongegrond moeten verklaren.

De zaak van ‘40-45 minuten te laat’ laat zien hoezeer de sportiviteit uit het schaakspel is weggejuridiseerd. Zij is een toonbeeld van onmacht. Het komt niet bij de gastheer op dat het in dit geval beleefd is om te wachten op de gasten.

Hierna geef ik als serviceverlening voor de lezer twee gevallen. Iedereen heeft nu de relevante uitspraken bij elkaar en hoeft er niet meer naar te zoeken.

Om te voorkomen dat mijn artikel nodeloos te lang wordt, kan de lezer aan de hand van mijn eerdere artikelen zelf ontdekken of vaststellen waar de gebreken zitten in de motivering van de beslissing van de competitieleider en waar de ernstige tekortkomingen zitten in die van de commissie van beroep. Want de uitspraken scheppen een beeld dat de competitieleider en de commissie van beroep in zaken die gaan over te laat komen, lijken op een dronken man: je weet nooit welke kant hij valt.

2. 40-45 minuten te laat

In de volgende zaak komen de spelers drie kwartier te laat binnen

Competitieleider KNSB

Klasse 3F 2000-2001

17 maart 2001

‘Souburg heeft protest aangetekend tegen de beslissing van de wedstrijdleider in de wedstrijd Dordrecht – Souburg om Souburg op zes borden met verminderde bedenktijd te laten spelen. Ik heb kennis genomen van de brief van Souburg van 18 maart jl. en van telefonische informatie van de teamleider van Dordrecht en van telefonische informatie van de wedstrijdleider.

Uit de brief van Souburg blijkt het volgende. Zes spelers van Souburg namen op 17 maart 2001 de trein die om 11.26 uur uit Vlissingen vertrok en om 12.41 uur in Dordrecht had moeten aankomen. De speelzaal van Dordrecht is niet ver van het station. De wedstrijd zou om 13.00 uur beginnen. Twee spelers van Souburg kwamen van elders in het land. Tussen Goes en Kruiningen konden geen treinen rijden. Dat was de zes spelers niet bekend toen zij in Vlissingen in de trein stapten. De zes spelers moesten in Goes uitstappen en werden per bus naar station Kruiningen – Yerseke vervoerd. Zij hebben een bericht op de voice-mail van de teamleider van Dordrecht ingesproken. Zij hebben geprobeerd de speelzaal telefonisch te bereiken, maar daar werd de telefoon niet opgenomen. Om ongeveer 13.20 uur kreeg een van de zes spelers een telefoontje van een van de twee wel aanwezige spelers waar ze bleven. Met een uur vertraging kwamen de zes spelers in station Dordrecht aan om 13.45 uur. Zij kwamen om 13.55 uur in de speelzaal aan. Om ongeveer 13.15 uur waren de klokken aangezet. De zes spelers deden een beroep op overmacht. De wedstrijdleider was niet bereid de tijden op de klok te corrigeren. De zes spelers begonnen met 40 – 45 minuten achterstand hun partij.

Ik heb op zaterdagmiddag 17 maart 2001 op het nieuws op de radio gehoord, dat er vanwege een mankement aan een brug die middag geen treinverkeer mogelijk was tussen Goes en Kruiningen – Yerseke.

De wedstrijdleider heeft toen slechts twee spelers van Souburg aanwezig waren en er een bericht was dat de overige spelers later zouden komen wegens treinvertraging telefonisch advies gevraagd aan internationaal arbiter X. Die gaf het advies dat de klokken moesten worden aangezet.

Voor een goed verloop van de competitie is het noodzakelijk, dat overmacht niet snel wordt aangenomen. Iemand die te laat vertrekt, kan nooit een beroep doen op overmacht, ongeacht wat voor tegenslag hij onderweg ondervindt. Naar mijn oordeel hebben de zes spelers van Souburg voldoende aangetoond dat zij tijdig genoeg zijn vertrokken. Naar mijn oordeel was de treinvertraging voor hen niet voorzienbaar. Zij hebben voldoende aangetoond, dat zij door overmacht niet op tijd aanwezig konden zijn.

Nu zij overmacht hebben aangetoond had de wedstrijdleider toen de zes spelers binnenkwamen, de tijden van deze zes spelers dienen te corrigeren, zodat zij zonder verbruikte bedenktijden hadden kunnen beginnen. Ik acht het beroep van Souburg dan ook gegrond. Een tijdsachterstand bij aanvang van de partij van 40 – 45 minuten acht ik zo groot, dat aannemelijk is, dat deze tijdsachterstand van wezenlijke invloed is geweest op het verloop van deze zes partijen. Daarom ben ik van oordeel dat deze zes partijen waarin Souburg met een tijdsachterstand is begonnen, moeten worden overgespeeld. Omdat het einde van de competitie nadert, dienen deze zes partijen voor de volgende competitieronde te worden gespeeld. Ik bepaal dan ook, dat deze zes partijen op zaterdag 31 maart as. in Dordrecht dienen te worden overgespeeld. Indien een of meer spelers die op 17 maart jl. speelden, op 31 maart as. niet beschikbaar zijn, mogen zij door invallers worden vervangen,’ aldus de competitieleider.

(N.b. hoger beroep is aangetekend, zie aantekening 4 hierna)

3. 26 minuten te laat

In het volgende geval komen de spelers 26 minuten te laat.

Klasse 1A 2003-2004

22 november 2003

Competitieleider KNSB

Bezwaar

Unitas 1 heeft bezwaar aangetekend tegen de uitslag van de wedstrijd LSG 2 – Unitas 1, gespeeld op 22 november 2003 in klasse 1A van de KNSB-competitie. Unitas heeft kort samengevat het volgende aangevoerd.

Het aanvangstijdstip van de wedstrijd was 12.00 uur. Bij planning van de reis naar Leiden bleek (routeplanner NS en routeplanner openbaar vervoer), dat vertrek om 8.38 uur uit Groningen Unitas om 11.52 uur (incl. stadsbus en 2 minuten lopen) in de speelzaal zou brengen. Volgens Unitas impliceert artikel 23.4 dat openbaar vervoermiddelen betrouwbare vervoermiddelen zijn. De trein uit Groningen moest volgens de routeplanner om 10.57 uur op Amsterdan CS aankomen, maar kwam om 10.58 aan. Volgens de routeplanner zou de aansluitende trein naar Leiden om 11.02 uur vertrekken vanaf perron 1. Op perron 1 aangekomen bleek de aansluitende trein naar Leiden vertrokken te zijn, volgens het rolbord boven het perron om 10.59 uur, dit in afwijking van de door Unitas op 21-11-03 geraadpleegde routeplanner en in afwijking van het op het perron aanwezige vanwege werkzaamheden bij Schiphol tijdelijk gewijzigd dienstregelingenbord. Unitas heeft gebeld naar de speelzaal dat zij waarschijnlijk een half uur later dan gepland zouden aankomen.

Om 12.25 bereikte Unitas de speelzaal. De klokken waren al om 12.00 uur in werking gesteld door de wedstrijdleider van LSG 1, A. De wedstrijdleider van LSG 2 – Unitas, B, die later dan 12.00 uur in de speelzaal arriveerde, was niet bereid de tijd te corrigeren. Volgens Unitas was er sprake van overmacht en was het redelijk geweest Unitas niet met een tijdsachterstand van 26 minuten te laten beginnen. Verder acht Unitas het gedrag van de wedstrijdleider resp. het niet (tijdig) aanwezig zijn van de wedstrijdleider resp. het gedrag van diegene die in de plaats is getreden van de wedstrijdleider, in strijd met het competitiereglement.

Beoordeling

Volgens Unitas zou art. 23.4 van het KNSB-competitiereglement impliceren dat openbare vervoermiddelen betrouwbare vervoermiddelen zouden zijn. Dit is niet juist. Dit staat niet in dit artikel en kan ook niet uit dit artikel worden afgeleid. Degene die regelmatig met het openbaar vervoer reist, weet trouwens wel beter. In art. 23.4 staat dat de vaststelling van het aanvangstijdstip zodanig dient te geschieden, dat de bezoekende vereniging zowel voor de heen- als de terugreis gebruik kan maken van de openbare vervoermiddelen. Als men iets uit deze bepaling zou kunnen afleiden, is het dat men rekening moet houden met de wijze waarop het openbaar vervoer naar verwachting feitelijk functioneert.

Als men verkiest met de trein te reizen, behoort men van tevoren in primaire bronnen te informeren hoe laat een trein vertrekt. Zo’n primaire bron is het spoorboekje van de NS. Uit het spoorboekje van de NS blijkt dat op zaterdag 22 november 2003 er om 10.59 uur een trein vertrekt richting Leiden, vervolgens om 11.11 uur en daarna om 11.29 uur. Een trein van 11.02 bestaat niet. Hierbij moet worden bedacht dat tevoren op ruime schaal bekend is gemaakt dat wegens werkzaamheden bij Schiphol op die dag en op de daaraan voorafgaande zaterdagen het treinverkeer via Schiphol ernstige problemen zou ondervinden. Uit het feit dat Unitas is uitgegaan van een niet bestaande trein van 11.02, volgt dat Unitas geen primaire bron heeft geraadpleegd. Als men uitsluitend secundaire bronnen, zoals reisplanners, raadpleegt en geen primaire bron en daardoor op het verkeerde been wordt gezet, levert dat geen overmacht op, omdat men in dat geval zijn reis niet goed heeft voorbereid. Immers, de maker van secundaire bronnen als reisplanners, kunnen fouten maken en hebben in dit geval ook een fout gemaakt.

De trein uit Groningen zou volgens het spoorboekje moeten aankomen om 10.57 uur. De vertrektijd van de aansluitende trein naar Leiden is 10.59 uur van een ander perron. De kans dat men deze aansluiting haalt, is klein. Als men deze aansluiting haalt, heeft men veel geluk gehad. In ieder geval mag men niet vertrouwen op het halen van deze aansluiting. Unitas komt geen beroep op overmacht toe.

Ook als Unitas zou hebben mogen vertrouwen op de NS-reisplanner, komt haar geen beroep op overmacht toe. Ik heb de NS-reisplanner geraadpleegd. Daar staat op een trein uit Groningen die om 10.57 op spoor 7b in Amsterdam CS aankomt en vervolgens een (niet bestaande) trein die om 11.02 vanaf spoor 1 naar Leiden vertrekt. Er staat niet op of de trein van 11.02 uur naar Leiden via Haarlem of via Schiphol rijdt. Verder staat er:

"Let op, mogelijk vertraging: werktraject tussen Amsterdam Centraal en Leiden Centraal".

Bovendien heeft NS ook elders gewaarschuwd over de werkzaamheden bij Schiphol en de mogelijkheid van vertraging. Als Unitas dan een scherp tijdschema neemt met, uitgaande van de NS-reisplanner, een overstap van 5 minuten naar een ander perron in Amsterdam en een aankomst in de speelzaal pas om acht minuten voor twaalf, en van tevoren is gewaarschuwd voor mogelijke vertraging, had Unitas van tevoren kunnen weten dat er een aanmerkelijke kans dat zij te laat in de speelzaal zou aankomen. Kennelijk heeft Unitas die kans tevoren op de koop toe genomen. Als die van tevoren ingeschatte kans zich voordoet, is er geen sprake van overmacht, maar is Unitas te laat vertrokken.

Volgens art. 21 lid 1 van KNSB-competitiereglement wijst de competitieleider de westrijdleider aan. Voor de wedstrijd LSG 1 – Groningen was dat A. Voor de wedstrijd LSG 2 – Unitas 1 was dat B. Verder is het zo dat de door de competitieleider aangewezen wedstrijdleiders automatisch zijn aangewezen als plaatsvervangend wedstrijdleider van de in hetzelfde gebouw plaats vindende wedstrijden. Toen B om 12.00 uur niet aanwezig was, heeft A dan ook een juiste beslissing genomen door als plaatsvervangend wedstrijdleider de klokken van Unitas in werking te stellen. B heeft een juiste beslissing genomen door de tijden niet te corrigeren toen Unitas arriveerde, aangezien Unitas geen beroep op overmacht toekwam.

Beslissing

Ik wijs het bezwaar van Unitas af. De uitslag van LSG 2 – Unitas 1 blijft 6-4,’ aldus de competitieleider.

(N.b. hoger beroep is aangetekend, zie aantekening 5 hierna)

4. De commissie van beroep over 45 minuten te laat

Commissie van beroep KNSB

Klasse 3F 2000-2001

0001-2

18 april 2001

Inleiding

Bij brief van 30 maart 2001 heeft de schaakclub Dordrecht beroep aangetekend tegen de beslissing van de competitieleider van de KNSB van 22 maart 2001 betreffende de wedstrijd Dordrecht – Souburg op 17 maart 2001 in de derde klasse van de KNSB-competitie. De beslissing van de competitieleider houdt in dat de zes partijen die met een tijdsachterstand van 40-45 minuten aan de zijde van Souburg zijn gespeeld overgespeeld dienen te worden, omdat de betreffende zes spelers zich, naar het oordeel van de competitieleider terecht, op overmacht hebben beroepen ten aanzien van het te laat komen door hen.

(…)

Motivering

In deze zaak gaat het om een beroep op overmacht wegens te laat komen bij het wedstrijdlokaal en, hieraan gekoppeld, het verzoek om de reeds verstreken speeltijd terug te geven.

Voor het in werking stellen van de klokken is uitgangspunt het vastgestelde begintijdstip van de wedstrijd. In beginsel dient ieder team en iedere afzonderlijke speler op dit tijstip aanwezig te zijn.

Niettemin zijn er altijd uitzonderingssituaties denkbaar waarin sprake kan zijn van overmacht.

Voor dit soort situaties geven noch de FIDE regels voor het schaakspel noch het KNSB-competitiereglement expliciete regels. In het voorwoord van de FIDE regels is wel de overweging opgenomen dat deze regels niet voor alle situaties een regeling kunnen geven en de regels ook bewust niet te gedetailleerd zijn beschreven; aan de arbiter is een bepaalde vrijheid gelaten om voor een concreet probleem een oplossing te vinden gebaseerd op logica, billijkheid en bijzondere omstandigheden. Het KNSB-competitiereglement geeft daarnaast in artikel 2 lid 1 aan dat de competitieleider de taak heeft te beslissen in geschillen en onvoorziene gevallen, waaronder begrepen gevallen waarin de reglementen niet voorzien.

Naar het oordeel van de commissie komt aan de competitieleider een zekere beoordelingsvrijheid toe als het gaat om beslissingen over zaken die niet in de reglementen zijn geregeld, zoals de onderhavige. De commissie zal daarom toetsen of de competitieleider in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.

Voor een beroep op overmacht wanneer spelers te laat zijn gekomen, moet aan enkele voorwaarden zijn voldaan. De spelers moeten tijdig zijn vertrokken, gelet op de omstandigheden die hen bekend waren of bekend konden zijn vóór hun vertrek. Voorts is vereist dat het te laat komen is veroorzaakt door omstandigheden waaraan zij niets kunnen doen en die niet in hun risicosfeer liggen. Tenslotte is van belang dat de spelers al het mogelijke doen om zo snel mogelijk bij het speellokaal te komen en om contact te zoeken met de wedstrijdleider of thuisclub.

Aan de hand van de feiten, zoals die uit de stukken naar voren komen en over welke feiten partijen het eens zijn, heeft de competitieleider naar redelijkheid kunnen beslissen dat hier van overmacht sprake is geweest. De beslissing om de zes partijen te laten overspelen, vloeit hieruit logischerwijs voort.

Schaakclub Dordrecht heeft in haar beroep nog aangevoerd dat schaakclub Souburg een dubbele kans krijgt op een gunstige uitslag, nu zij zowel de wedstrijd heeft gespeeld als haar protest tegen de beslissing van de wedstrijdleider heeft doorgezet. Naar de mening van de commissie is een tijdsnadeel van 40-45 minuten van zes spelers zodanig zwaarwegend dat er dan niet meer kan worden gesproken van gelijkwaardige kansen. In de gegeven omstandigheden heeft schaakclub Souburg redelijk gehandeld door meteen protest aan te tekenen en de zes spelers hun partijen wel te laten spelen.

Het beroep wordt derhalve ongegrond verklaard. In de omstandigheden van de zaak vindt de commissie aanleiding te bepalen dat de cautie dient te worden terugbetaald aan schaakclub Dordrecht.

Beslissing

De commissie van beroep

• verklaart het beroep ongegrond;

• bepaalt dat de cautie dient te worden terugbetaald aan de schaakclub Dordrecht;

• besluit hiervan mededeling te doen aan het bestuur van de KNSB.

Vanwege het spoedeisende belang heeft de commissie haar beslissing meteen telefonisch bekend gemaakt en later, op 27 april 2001, op schrift gesteld.

5. De commissie van beroep over 26 minuten te laat

Commissie van beroep

0304-1

Klasse 1A 2003-2004

29 januari 2004

Inleiding

Bij brief van 11 december 2003 heeft de schaakvereniging Unitas beroep aangetekend tegen de beslissing van de competitieleider van de KNSB van 1 december 2003, betreffende de wedstrijd LSG 2 – Unitas 1 op 22 november 2003 in klasse 1A van de KNSB-competitie. De spelers van Unitas bereikten de speelzaal om 12.25 uur, 25 minuten na het aanvangstijdstip van de wedstrijd en na het in werking stellen van de klokken. Unitas heeft voor het te laat komen een beroep gedaan op overmacht en aan de wedstrijdleider gevraagd de wedstrijd zonder tijdsnadeel te mogen starten. De wedstrijdleider heeft dit afgewezen. In zijn beslissing heeft de competitieleider het beroep op overmacht eveneens verworpen.

Naast de bestreden beslissing van de competitieleider en het beroepschrift heeft de commissie kennis genomen van de brief van 24 november 2003 van de schaakvereniging Unitas, waarmee zij bij de competitieleider protest aantekent tegen de beslissing van de wedstrijdleider, en het verslag van de wedstrijdleider A van 27 december 2003. De commissie heeft LSG en de andere aanwezige KNSB-wedstrijdleider B in de gelegenheid gesteld commentaar te geven, maar hiervan hebben deze afgezien.

Motivering

Uitgangspunt is uiteraard het vastgestelde begintijdstip van de wedstrijd. In beginsel dient ieder team en iedere afzonderlijke speler op dit tijdstip aanwezig te zijn en dan worden de klokken in werking gesteld. Alleen in uitzonderingssituaties kan er sprake zijn van overmacht.

Zoals de commissie al eerder heeft overwogen, komt aan de competitieleider een zekere beoordelingsvrijheid toe als het gaat om beslissingen over zaken die niet exact in de reglementen zijn geregeld, zoals de onderhavige. De commissie zal daarom toetsen of de competitieleider in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.

Voor een beroep op overmacht wanneer een speler te laat is gekomen, moet aan enkele voorwaarden zijn voldaan. De speler moet tijdig zijn vertrokken, gelet op de omstandigheden die hem bekend waren of bekend konden zijn vóór zijn vertrek. Voorts is vereist dat het te laat komen is veroorzaakt door omstandigheden waaraan hij niets kan doen en die niet in zijn risicosfeer liggen. Tenslotte is van belang dat de speler al het mogelijke doet om zo snel mogelijk bij het speellokaal te komen en contact te zoeken met de wedstrijdleider of thuisclub.

Uit de brieven van schaakvereniging Unitas blijkt, dat het team op 8.38 per trein vanuit Groningen is vertrokken, dat het er van uit ging om 10.57 uur in Amsterdam aan te komen, dan de trein van 11.02 naar Leiden te nemen, daar de stadsbus van 11.45 uur om zo 11.52 uur bij de speelzaal aan te komen. De Commissie is van mening dat men, wanneer men over een afstand als Groningen- Leiden reist en van verschillende vervoermiddelen gebruik maakt, er niet van uit mag gaan dat alles stipt op tijd gaat en men geen enkele tegenslag krijgt. Men moet een behoorlijke marge aanhouden, zodat men ook bij enige vertraging of uitvallen van een enkele trein en dergelijke nog op tijd komt.

Het reisschema van schaakvereniging Unitas hield met geen enkele tegenslag rekening en was daarmee veel te strak. Hierom kan Unitas geen beroep doen op overmacht. De competitieleider heeft het beroep op overmacht in redelijkheid kunnen afwijzen. De vraag, wat de officiële dienstregeling nu precies inhield en hoe men die dienstregeling kan raadplegen, kan verder buiten beschouwing blijven.

Het feit dat de wedstrijdleider op het aanvangstijdstip niet aanwezig was, is evenmin van belang. Hij heeft de beslissing om de klokken om 12.00 uur in werking te stellen in feite tot de zijne gemaakt en beslist dat Unitas met de wedstrijd met tijdsachterstand diende aan te vangen.

Beslissing

De commissie van beroep

* verklaart het beroep ongegrond

* bepaalt dat de cautie dient te worden terugbetaald aan de schaakvereniging Unitas

* besluit hiervan mededeling te doen aan het bestuur van de KNSB.

In de omstandigheden van de zaak vindt de commissie aanleiding te bepalen dat de cautie dient te worden terugbetaald aan schaakvereniging Unitas.

(wordt vervolgd)

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.