HDC Media schaakrubriek 19 mei 2012

Johan Hut

Gooi- en Eemlander, Noord-Hollands Dagblad, Haarlems Dagblad/IJmuider Courant, Leidsch Dagblad

Nadenken vanaf de eerste zet

Twee zeventienjarige schakers werden vorige week in het zonnetje gezet bij het Max Euwe Centrum in Amsterdam. Anish Giri werd voor de derde keer op rij verkozen tot Nederlands schaker van het jaar. In 2011 werd hij voor de tweede keer kampioen van Nederland, won hij bij het Tatatoernooi in Wijk aan Zee een partij van Magnus Carlsen, won hij het Sigemantoernooi in Malmö en steeg hij naar plaats 25 op de wereldranglijst. Robin van Kampen werd verkozen tot Nederlands talent van het jaar 2011. De Bussumer werd in dat jaar grootmeester en won toernooien in Haarlem en Dortmund. Giri staat eerste op de Nederlandse ranglijst, Van Kampen elfde. Dat maakt de uitverkiezing van Van Kampen wel opmerkelijk. Drie jaar geleden was hij al Nederlands jeugdkampioen, nu is hij de nummer elf van ons land, hij is gewoon een nationale topspeler. Talent van het jaar is meer een titel voor iemand die nog moet bereiken wat Van Kampen al bereikt heeft. Maar genoeg gezeurd, het Max Euwe Centrum heeft twee jonge schakers geëerd die flink aan de weg timmeren en die laten zien dat schaken ook een leuke sport is voor vlotte tieners.

Nadat ik vorige week op deze plaats schreef over de onlangs overleden Dick van Geet, kreeg ik een exemplaar toegestuurd van Schaakschakeringen, het tijdschrift van de Nederlandse Bond voor Correspondentieschakers. In het maartnummer (!) schreef Van Geet dat hij waarschijnlijk zijn laatste partij had gespeeld. Niet omdat hij ziek was (dat stond er niet bij), maar omdat hij teleurgesteld was in het computergebruik van diverse correspondentiespelers. Creativiteit, dat was voor hem altijd het kernwoord in het schaken geweest. Zijn beginzet 1.Pc3, maar ook het door hem veel gespeelde 1.b3, betekende dat je allebei vanaf het begin zelf moest nadenken. Openingsboeken en databanken wilde hij niet als hulpmiddelen gebruiken. Misschien was het wel daarom dat hij over 1.Pc3 maar een heel dun boekje heeft geschreven. Met een dik boek zou hij zijn eigen principe hebben tegengesproken.

Hieronder drie partijtjes, onbelangrijk, tegen onbekende tegenstanders, maar illustratief voor hoe je vanuit een onbekende opening iemand in zeer korte tijd kunt overrompelen.

Van Geet-Sande

1.Pc3 d5 2.e4 dxe4 3.Pxe4 e5 4.Lc4 Le7?

Een fout die met name bekend is uit de opening 1.e4 e5 2.Pf3 d6 3.d4 Pd7 4.Lc4 Le7? 5.dxe5 Pxe5 6.Pxe5 dxe5 7.Dh5 en zwart kan opgeven.

5.Dh5 Ph6

Ook na 5…g6 6.Dxe5 heeft wit voldoende voordeel.

6.d3

Zwart geeft het op. Een beetje vroeg, maar het is niet gek dat hij er geen zin meer in heeft.

Van Geet-Guyt

1.Pc3 d5 2.e4 d4 3.Pce2 e5 4.Pg3 g6

Ontneemt het paard de velden f5 en h5, maar beter is Le6 om Lc4 te verhinderen.

5.Lc4 Lg7 6.d3 c5 7.Pf3 Pc6 8.c3 Pge7 9.Pg5 0-0 10.Ph5

Een verrassend offer. Na 10…gxh5 11.Dxh5 h6 12.Pxf7 Txf7 13.Dxf7+ heeft zwart twee stukken voor een toren en twee pionnen, maar de zwarte stukken vinden geen mooie velden.

10…Lh8 11.Df3 De8 12.Pf6+ Lxf6 13.Dxf6 dxc3?

Het is niet meteen te zien waarom wit nu op f7 mag offeren.

14.Pxf7 Txf7 15.Lh6

Zwart geeft het op. Een bijzonder grappig slot. Zwart moet ongeveer een halve doos vol stukken geven (Pf5, Le6, De6) om het mat op g7 te voorkomen.

Van Geet-Litmanowicz

1.Pc3 d5 2.e4 c6 3.f4

Natuurlijk, Van Geet weigert er met 3.d4 een normale Caro-Kann van te maken.

3…dxe4 4.Pxe4 Pf6 5.Pf2 Dc7 6.g3 Pbd7 7.Pf3 g6 8.b3 Lg7 9.Lb2 b6 10.Lg2

Lb2 en Lg2, lievelingszetten van Van Geet.

10…Lb7 11.0-0 0-0 12.De2 Tfe8 13.Pd3 c5 14.Pde5 Ted8

15.Pxf7 Lxf3

Na 15…Kxf7 16.Pg5+ Ke8 17.De6 wint wit zijn materiaal met voordeel terug. 16…Kg8 17.De6+ Kh8 18.Pf7+ Kg8 19.Ph6+ Kh8 20.Dg8+ Txg8 21.Pf7 is een klassiek stikmat.

16.De6

Zwart geeft het op. Met 16…Tf8 kan hij het stikmat wel voorkomen doordat hij met het paard op g8 kan slaan, maar na 17.Lxf3 heeft wit een pion meer in een superieure stelling.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.