NK in de media (3): Zondagskind Anish Giri

In het eerste deel van deze serie beschreef ik al het opvallend uitgesproken zelfvertrouwen van Anish Giri. Ook Gert Ligterink was dat opgevallen. In de Volkskrant van zaterdag schreef hij: “Voor het begin van het toernooi om het Nederlands kampioenschap legde Anish Giri vriendelijk uit dat hij niet zag hoe het toernooi mis zou kunnen gaan. Natuurlijk, het was mogelijk dat spelers als Ivan Sokolov of Jan Smeets uit hun slof zouden schieten, maar erg waarschijnlijk leek hem dat niet. Eigenlijk was er maar één echte favoriet. Het leek mij een gevaarlijke uitspraak, waaraan Giri herinnerd zou worden als het wel mis mocht gaan. Met slechts acht deelnemers was het NK een gevaarlijk toernooi, waarin een misstap nauwelijks meer goed te maken zou zijn. Bovendien, waar was dat zelfvertrouwen eigenlijk op gebaseerd? Zo bijzonder waren Giri’s resultaten niet in de afgelopen zes maanden.”

We weten het inmiddels: alles ging goed met Giri. Hij won vijf partijen (waaronder die tegen de nummers twee en drie), speelde twee remises, bleef zijn achtervolgers een vol punt voor en passeerde en passant ruimschoots de belangrijke Elo-grens van 2700, waar hij overigens al eerder boven stond. Hij had geluk dat hij steeds prettige stellingen op het bord kreeg die hij ook al eens goed bekeken had, de meeste niet speciaal voor dit toernooi. Een ronde voor het einde was hij al kampioen en toen Tom Bottema hem voor de toernooisite vroeg of hij in de laatste ronde dan nog een winstpoging zou doen, zei Giri: “Ik heb tot nu toe nooit een winstpoging gedaan, het ging vanzelf.”

De andere grote kanshebber was van tevoren Ivan Sokolov, al vielen die kansen al in de eerste ronde in duigen met zijn nederlaag tegen Giri. In een slotbeschouwing op de toernooisite zei Sokolov: “Felicitaties met de tweede plaats wijs ik af. Maar van tevoren had ik gedacht dat 5 uit 7 een mooi resultaat zou zijn, dat misschien goed zou zijn voor een barrage. Het is ook een goed resultaat, want ik heb zeven ratingpunten gewonnen. Nu heb ik 2698 en daar ben ik tevreden over.” Een scherpe analyse, een score van ‘plus drie’ over zeven ronden is inderdaad heel goed, maar met Giri ging zoals gezegd alles van een leien dakje. Op de wat premature vraag naar zijn kansen voor volgend jaar, zei Sokolov: “Het is tijd voor verandering. Ik ben nu twee keer achter elkaar tweede geworden, dus misschien word ik volgend jaar kampioen. De laatste twee jaar word ik steeds beter.” Een grappige reactie voor de kampioen van 1995 en 1998. Het doorbreken van de 2700 zou natuurlijk wel een belangrijke prestatie zijn, die hij slechts één keer eerder leverde: in januari 2004 had Sokolov 2706. Maar toen betekende dat een zestiende plaats op de wereldranglijst, nu zou hij met die rating op plaats veertig staan. Niettemin is het verheugend dat als het meezit, we binnenkort drie 2700-plussers hebben.

Voor de laatste partij tegen Sipke Ernst kwam Sokolov 54 minuten te laat. Het openbaar vervoer faalde, de opgeroepen taxi kwam niet opdagen en Tom Bottema, medewerker van de persdienst, kwam Sokolov hoogstpersoonlijk uit Lelystad ophalen. Frits Agterdenbos legde zijn aankomst voor The Week in Chess leuk in foto’s vast.

Sokolov verkoos dus zijn eigen bed boven het hotel waar hij recht op had, evenals Dimitri Reinderman en Martine Middelveld (en misschien nog een paar). Voor Reinderman (Amsterdammer) zou dat een voordeel moeten zijn. Hij verklaarde eens dat hij altijd goed speelt als hij thuis bij zijn kat is, maar slecht als hij die kat een tijd moet missen. Na dit toernooi (vier remises en drie nederlagen) verklaarde hij voor de toernooisite echter dat de locatie (Science Park) hem geen geluk bracht, vorig jaar had hij er in het open toernooi ook al slecht gespeeld. Ook Eindhoven (NK 2010, vier remises, vijf nederlagen en 29 Elo-punten verlies) was hem niet goed bevallen. Nee, Wijk aan Zee, daar speelt hij vaak goed. Het volgende NK dus graag in Wijk aan Zee, vroeg Reinderman.

Toernooidirecteur Jan Stomphorst was het daar niet mee eens, zei hij in zijn slotbeschouwing. Hij noemde Amsterdam een perfecte locatie, omdat het “een agglomeratie is waar veel schakers wonen”. Eindhoven niet dan? Maar goed, logisch dat hij zijn gulle gastheer prijst. De combinatie met een open toernooi, die er eerder ook in Hilversum was, noemde hij “de beste vorm”.

Waar hij volgens mij niet goed over heeft nagedacht, was de trotse opmerking dat we met een gemiddelde rating boven de 2600 (om precies te zijn 2601) hoger zaten dan ooit. Een verkeerde opmerking, omdat die hoge rating te danken is aan de (betreurde) daling van het deelnemersaantal. Maak je van het NK een vierkamp, dan wordt de gemiddelde rating nog hoger. Maak je er een twaalfkamp van, dan wordt hij lager. Laat dus alsjeblieft niemand een hoge gemiddelde rating als doel noemen.

Uniek vond ik de activiteit van Dimitri Reinderman op het forum van Utrechtschaak. Daar schreef hij elke dag over zijn eigen partij. Ook schreef hij, naar aanleiding van een opmerking daar, een artikeltje hier op Schaaksite, over een partij in het SPA-toernooi. Ik denk niet dat er andere schakers zijn die tijdens zo’n serieus toernooi hun eigen prestaties op het internet zouden becommentariëren. Last zal Reinderman er niet van gehad hebben, het is gewoon zijn levenswijze. Hij was (bij Demon) al internetadviseur toen nog lang niet alle schakers internet hadden. Een opmerking van hem op Utrechtschaak die me opviel over Anne Haast: “In de wereld van wel benutte kansen was Anne nu al kampioen geweest.”

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.