Soest, een rijke geschiedenis

Daniel Stellwagen, dat is voor de meeste schakers de grootste naam die je associeert met Soest. Maar ook Euwe, Aljechin, Bogoljubow, Tartakower en Flohr speelden een rol in de Soester schaakgeschiedenis. En Ye, l’Ami en Epishin. Zaterdag vierde de Soester Schaakclub 1922 zijn negentigjarig jubileum. Een halfjaar na dato, maar dat mocht de pret niet drukken. Het oudste clublid Koen Vegter hield een hilarische toespraak.

Daniel Stellwagen (hier met Sytze Faber in Hoogeveen) is waarschijnlijk het bekendste lid van de Soester Schaakclub 1922.

Eerst was donderdag het Hemelvaarttoernooi gespeeld. Dat toernooi is de belangrijkste bijdrage van Soest aan de schaakgeschiedenis. Niet het Noteboomtoernooi in Leiden (1936), niet het Hoogovenstoernooi in Beverwijk en Wijk aan Zee (1938), maar het Hemelvaarttoernooi is het oudste nog bestaande schaaktoernooi van Nederland. De eerste editie werd gehouden in 1935, ter gelegenheid van het 12,5-jarig jubileum van de club. Het was een vierkampentoernooi op donderdag en vrijdag in hotel Trier, schuin tegenover paleis Soestdijk. Op Baarns grondgebied om precies te zijn, maar dat deed er niet toe. De SSC was de club voor Soest en Baarn. Er waren twee hoofdgroepen, die werden gewonnen door de Nederlandse topschakers ir. H.J. van Steenis en mr.dr. J.H.O. graaf van den Bosch.

Het jaar 1936 werd overgeslagen, waarna het toernooi in 1937 plaatsvond in hotel Zeiler in Baarn. Het toernooi kende dat jaar een zeer opmerkelijke bezetting. De ene hoofdvierkamp werd gewonnen door de Oekraïner Efim Bogoljubow, in de andere werd de Pool Savielly Tartakower tweede achter Lodewijk Prins. De twee buitenlanders waren absolute wereldtoppers, Bogoljubow heeft zelfs twee keer een WK-match gespeeld (en verloren) tegen Aljechin. Voor mij als kenner van de schaakgeschiedenis is het een raadsel hoe zo’n onbeduidende club deze reuzen naar Baarn/Soest kon halen. Als Euwe er nou nog bij was geweest, had ik het begrepen, die wist zijn collega’s nog wel eens over te halen.

Euwe was er later wel een paar keer bij en won in 1939 en 1941 een van de hoofdgroepen. In 1939 won de Tsjech Salo Flohr de andere hoofdgroep, ook hij was op dat moment een van de sterkste schakers ter wereld.

Van 1935 tot en met 1947 vond het toernooi tien van de dertien keer plaats, de meeste keren in Baarn, maar ook in Soest en Amersfoort. De oorlog was dus nauwelijks een beletsel.

Euwe-Aljechin

Een andere belangrijke activiteit van de Soester Schaakclub was een partij in de match Euwe-Aljechin 1935, een halfjaar na het eerste Hemelvaarttoernooi. De club kreeg de vijftiende partij toegewezen. Plaats van handeling was het Badhotel in Baarn. De feitelijke organisator was het comité Euwe-Aljechin, de club zal hand- en spandiensten hebben verleend. En de club moest daarvoor geld betalen aan het comité!

Er was net een opmerkelijk punt in de match bereikt. Aljechin had al met 6-3 voorgestaan en dat vond iedereen heel normaal. Maar Euwe had met drie overwinningen in vijf partijen (de andere twee werden remise) de stand gelijkgetrokken tot 7-7. Nederland kreeg in de gaten dat Euwe helemaal niet kansloos was tegen die grote Rus. Op 5 november in Baarn kwam Euwe weer goed te staan, maar hij liet zijn voordeel verzanden. Na veertig zetten werd de partij afgebroken om de volgende dag te worden uitgespeeld, een gebruik dat tegenwoordig bijna niet meer voorkomt. Aljechin, die in een hotel in Amsterdam verbleef, kwam de tweede dag maar liefst een halfuur te laat, omdat zijn chauffeur onderweg autopech had gekregen en zich vervolgens ‘had vergist in de wirwar van lanen in dit villadorp’, zo schrijft Alexander Münninghoff in de grote Euwe-biografie uit 1976. Na de 61e zet besloten de spelers tot remise. Euwe won de match met 15,5-14,5 en zorgde voor een enorme opleving van het Nederlandse schaakleven. Het aantal leden van schaakclubs steeg van vierduizend naar twaalfduizend.

De partijen tussen Euwe en Aljechin trokken altijd veel publiek

Internationaal weekendtoernooi

De meeste Hemelvaarttoernooien werden in Baarn gespeeld en de partij Euwe-Aljechin ook. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er een Baarnse Schaakvereniging werd opgericht, op 18 oktober 1946. Het toernooi verloor kort daarna zijn sterke bezetting, over de oorzaak tast ik in het duister. In de jaren vijftig werd het zelfs niet of nauwelijks gespeeld. In 1965, dus het 31e jaar, vond de 18e editie plaats. Na de drie ontbrekende toernooien in de jaren dertig en veertig ontbraken er in of rond de jaren vijftig dus nog tien.

Vanaf de jaren zestig was het Hemelvaarttoernooi een eendagstoernooi met rapidpartijen. Eind jaren negentig kreeg het een opwaardering tot weekendtoernooi. Donderdag het rapidtoernooi en vrijdag tot en met zondag een toernooi van internationale allure. Befaamde winnaars waren Rongguang Ye (1997, destijds de schrik van de weekendtoernooien), Yochanan Afek (2000), Alexander Kabatianski (2001), Erwin l’Ami (2002), Vladimir Epishin en Normunds Miezis (samen in 2005).

Rob van Aurich was de organisator en wedstrijdleider, hij was dat ook bij de weekendtoernooien van Paul Keres (OKU) en BSG (Pinksteren). Waarschijnlijk was hij ook degene die een grand-prixprijs bedacht voor degene die de hoogste score behaalde in de drie achtereenvolgende toernooien. De winnaars daarvan heb ik niet op een rijtje, maar l’Ami zat daar vast tussen. Hij heeft alle drie de toernooi één of meerdere malen gewonnen.

Tegenwoordig is het Hemelvaarttoernooi weer een eendags-rapidtoernooi. Donderdag was veelvoudig clubkampioen Gerrit Muis de sterkste. Hij won zijn eerste zes partijen en kon toen niet meer worden gepasseerd, ondanks een nederlaag in de laatste ronde. Pieter de Jager werd tweede, Eric de Haan (ook veelvoudig clubkampioen) gedeeld derde. Muis verklaarde achteraf zijn moeilijkste partij te hebben gespeeld tegen de dertienjarige Anna-Maja Kazarian uit Heerenveen.

Gerrit Muis (rechts) neemt zijn eerste prijs in ontvangst. Foto: Henk van Lieshout

Jubileumfeest

Zaterdagmiddag en -avond vond het jubileumfeest plaats. ’s Middags was er een snelschaaktoernooi voor oud-clubkampioenen, dat werd gewonnen door Reynir Helgason, voor Gerrit Muis en Eric de Haan. Een bijzondere winnaar, want Helgason is nooit clubkampioen geweest. De andere deelnemers wel.

Daniel Stellwagen speelde aan 26 borden een aanschuifsimultaan. Mark Schenderling, die donderdag de B-groep van het Hemelvaarttoernooi won, was de enige die hem op remise hield.

Stellwagen, die zijn schaakleven begon bij de SSC, is er nog steeds lid van. Hij geeft trainingen en is altijd bereid te komen opdraven voor dit soort promotionele activiteiten. Het laatste jaar heeft hij nauwelijks geschaakt, alleen op de Olympiade en in de Duitse Bundesliga. Hij hoopt binnenkort te promoveren, niet in een schaakcompetitie maar aan de universiteit, in de scheikunde. Qua schaken omschrijft hij het afgelopen seizoen als een ‘sabbatical year’.

Op onderstaande foto van Henk van Lieshout is voor scherpe kijkers aan de stelling te zien dat hij het in de simultaan niet op alle borden heel erg moeilijk had.

Opgravingen op de Eng

Het avondfeest werd geopend door Koen Vegter, die door het bestuur was gevraagd zijn licht te laten schijnen op de Soester schaakgeschiedenis. Vegter is niet het oudste lid in leeftijd, maar wel in aantal jaren lidmaatschap. In 1965 werd hij lid. Vegter: “Een historisch jaar, maar in die opvatting sta ik alleen.” Met 28 jaar was hij het jongste lid. Desalniettemin werd hij een jaar later clubkampioen en voorzitter. Hij somde de prominente leden van die tijd op, van wie binnen de SGS Cees Samson de bekendste was. Van beroep autowrakuitdeuker, onthulde Vegter. Zo hoor ik nog eens wat.

Vegter, een groot liefhebber van geschiedenisonderzoek, had eens gehoord dat er in Soest een stenen schaakspel bestond uit het Stenen Tijdperk. Bij het Museum Oud Soest, waar de schaakclub een zaal huurt, konden ze hem daar niet aan helpen. Daarom was hij zelf opgravingen gaan doen op de Soester Eng, een groot natuurgebied midden in Soest. Dat is verboden, daarom had hij het ’s nachts gedaan. Dat had als voordeel dat de politie hem inderdaad niet heeft betrapt, maar als nadeel dat hij zelf ook geen steek voor ogen zag en het stenen schaakspel dus niet gevonden heeft. Wel vond hij uit – in het archief van de Soester Courant – dat de Soester Schaakclub in 1922 is opgericht op 13 november. En dus niet op 14 november, zoals iedere schaker in Nederland tot vandaag dacht.

Ik beschouw het verhaal van Koen Vegter als een welkome aanvulling op mijn eigen bevindingen over Euwe, Aljechin en consorten.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.