Eindspelfinesses 30: Toren en pion tegen toren 4

Krijgt u wel eens een eindspel op het bord in uw partijen? En was u tevreden over de afloop? Of knaagde er iets waarvan u later dacht: “Dat had ik anders kunnen spelen?”

Schaaksite biedt een eindspelrubriek aan waarin u uw kennis kunt opfrissen of eventueel uitbreiden. De internationale meesters Twan Burg en Herman Grooten zullen op frequente basis u proberen bij te praten over diverse eindspelfinesses.

Dit is voorlopig de laatste aflevering over dit onderwerp. De reden dat we zoveel stellingen de revue hebben laten passeren is dat het erg nuttig is om dit soort eindspelen te bekijken. Niet alleen kan het relatief vaak op het bord komen, het kan ook helpen om te bepalen wanneer je moet afwikkelen en wanneer niet. En zelfs al zou het niet vaak op het bord komen, weten we uit ervaring dat het bestuderen van sommige technieken het inzicht in het spelen van eindspelen kan bijdragen aan een algeheel begrip van eindspelen in het algemeen. Ik noem enkele technieken die van pas kunnen komen:

  • Toren hoort achter de eigen vrijpion en achter die van de tegenstander
  • Activeren van koning en/of toren
  • Afhouden van de vijandelijke koning met de eigen koning
  • Afsnijden van de vijandelijke koning, zowel horizontaal als verticaal
  • Tempozet
  • Zetdwang
  • Het begrip ‘checking distance’
  • Bruggetje bouwen
  • Flankschaakjes

We hebben in de vorige aflevering gekeken naar stellingen die heel weinig van elkaar verschillen. Dat die kleine nuances het verschil tussen winst of remise bepalen, hebben we al vaker gezien. Maar om die in een praktische partij te kunnen toepassen, moet men van goeden huize komen. Ditmaal krijgt u de nodige hersenkrakers voorgeschoteld!

Wit speelt en wint
Naar Kling & Horwitz 1851.

In deze stelling is de zwarte koning op de ‘lange kant’ terechtgekomen. Aangezien wits koning en toren ook goed opgesteld staan, kan wit de winst afdwingen. Maar dat blijkt nog altijd zeer lastig te realiseren en daartoe moet wit een aantal principes van dit eindspel goed in de gaten krijgen. Het eerste plan van wit is om te proberen zijn pion op de zesde rij te krijgen met zo mogelijk zijn koning ervoor. Slaagt wit erin om koning en pion als het ware een rijtje naar voren te krijgen, zonder dat zwart hem aan de zijkant met de toren lastig kan vallen, is de kans groot dat de pion ook naar de zevende rij (natuurlijk ook met de koning ervoor) kan komen. We creëren dan de bekende stelling van Lucena. Maar voor het zover is, moet er heel veel zeer nauwkeurig gespeeld worden.

1. Kc7!

Dit blijkt de enige zet die wint. Na een zet als 1. Ta8 is de stelling remise. Zwart haalt bijvoorbeeld met een wachtzet als 1… Td2! het halve punt binnen. Wit kan de situatie niet herstellen met 2. Td8 want nu heeft hij dezelfde stelling gekregen maar nu met zwart aan zet. En die glipt weg met een half punt. Dat gaat als volgt: [Ook 2. Kc6 helpt trouwens niet vanwege 2… Ke7 en veld d6 is indirect verdedigd.] 2… Ta2! Ondanks de te korte ‘checking distance’, blijkt de stelling remise. Een voorbeeld: 3. Kc6 Ta6+ Zwart moet de tegenstander op de flank lastigvallen met de zogenaamde ‘flankschaakjes’. 4. Kb7 en nu heeft zwart een klein tactisch grapje waarmee hij het halve punt veiligstelt, namelijk met 4… Ke7!

1… Ta1

Dit is de beste kans voor zwart, hij probeert zoals in de hierboven gegeven varianten de witte koning aan de zijkant lastig te vallen. Het is duidelijk dat 1… Ke7 faalt op 2. d6+.

2. Tb8!

Wederom de snelste weg naar de winst. De heren Kling & Horwitz hebben uitstekend geanalyseerd. Wit wil de schaakjes van de zijkant bestrijden door zijn toren er tussen te kunnen plaatsen. Opmerkelijk genoeg blijkt dat ook 2. Tc8 en 2. Td6 winnen voor wit. Maar dat zijn weer typische ’tablebasevarianten’ waarvan op het eerste gezicht niet duidelijk is wat daar de logica achter is. Er valt nog op te merken dat 2. d6? de winst verprutst na Ta7+.

2… Ta7+ 3. Tb7 Ta8

Zwart kiest hier voor de zogenaamde ‘onderste rij-verdediging’. Die houdt in dat hij de toren op de achterste rij plaatst in de hoop dat wit zijn pion pijlsnel naar d7 brengt. Wit kan daarna geen vooruitgang meer boeken.

4. Kd7!

Niet de enige zet die wint, maar het gaat wel om het idee achter deze zet. En dat blijkt niet zo eenvoudig te zijn. Met het volkomen logische 4. d6? geeft wit de winst uit handen. 4… Ke6 5. d7 Ke7 en wit kan geen progressie meer boeken. We noemen dit de ‘onderste rij-verdediging’.

4… Kf6 5. d6

Nu mag wit wel oprukken.

5… Kf7

Een belangrijk moment om te bepalen hoe dit varkentje gewassen gaat worden. Hier blijkt het niet uit te maken wat wit speelt, als maar duidelijk is wat het plan is. En dat openbaart zich weldra.

  • Methode 1: 6. Tc7 De hoofdvariant waar we zo dadelijk mee verder gaan.
  • Methode 2: 6. Tb1 Ta7+ 7. Kc8 Ke6 8. d7 Ta8+ 9. Kb7 Td8 10. Kc6 met winst (Keres).
  • Methode 3: Lowenfisch en Smyslov geven in hun boek: 6. Kc6+ Ke8 7. Kc7! Inderdaad de enige zet die nu wint. 7… Td8 [7… Kf7 is wat hardnekkiger. 8. Tb1 bijvoorbeeld: 8… Ke6 9. Te1+ Kf7 10. d7 en omdat de ‘checking distance’ te kort is, wint wit gemakkelijk.] 8. Tb1 Td7+ 9. Kc6 en het is uit. Een kleine rechtvaardiging van dit oordeel: 9… Td8 [9… Ta7 10. Tb8+ Kf7 11. Tb7+ en de afwikkeling naar het pionneneindspel is het meest eenvoudig.] 10. Te1+ Kf7 11. d7 en het is gedaan.

6… Kf6 7. Tc1

Dit is in feit de methode die wit moet volgen omdat die in een analoge situatie noodzakelijk is. Uit de tablebases blijkt dat in dit geval 7. Tc8 nog sneller wint. Bijvoorbeeld: 7… Ta7+ 8. Kc6 Ta6+ 9. Kc7 Ta7+ 10. Kb6 Th7 11. Kc6 Ke6 12. Te8+ Kf6 13. d7 en de pion loopt door.

7… Ta7+ 8. Kc6 Ta6+ 9. Kc7 Ta7+

9… Ta4 10. Td1.

10. Kb6 Ta2

Nu houdt 10… Ta8 geen stand vanwege 11. d7! Ke7 12. Tc8 en wit haalt dame.

11. Td1

Dit is de geijkte winstmethode. Nu de koning naar f6 is gelokt, speelt wit de toren achter de eigen vrijpion omdat de zwarte koning niet meer voor de pion kan kruipen. Na een paar schaakjes krijgen we een versie van Lucena op het bord.

11… Tb2+ 12. Kc7 Tc2+ 13. Kd8 Kf7 14. d7

Het is gelukt, dit type stelling kennen we. De winstvoering gaat dan bijvoorbeeld zo:

14… Tc3 15. Tf1+ Kg7 16. Tf4 Tc1 17. Ke7 Te1+ 18. Kd6 Td1+ 19. Ke6 Te1+ 20. Kd5 Td1+ 21. Td4

En het is weer eens gepiept!

1-0

Studie van Frink 1926.

Deze stelling vertoont gelijkenis met de vorige na een aantal zetten. Er is echter een belangrijk verschil, namelijk dat wit nu aan zet is. En vreemd genoeg blijkt dat een groot probleem voor hem te betekenen om de winst binnen te halen.

1. Kd6+!

Dit blijkt de enige weg naar de winst te zijn.

1… Kf6

Het meest logische antwoord. Wit staat nu voor de taak hoe hij progressie moet maken. Na 1… Kg6 wint wit met 2. Ta1! en waarom dat zo is, heeft alles te maken met de winstvoering in de hoofdvariant. De uitleg hierover volgt later. Overigens had die ook uit het vorige voorbeeld gehaald kunnen worden. Het is bijna nooit een goed idee om met de koning naar de onderste rij te gaan, maar in dit geval stelt zwart zijn tegenstander voor een lastig probleem. Er blijkt opnieuw maar een winst te zijn! 1… Kf8 2. Kd7! Alle andere zetten leiden tot remise. Dat is op zichzelf al hoogst opmerkelijk. 2… Kg8 Dit is de variant die de componist geeft, maar dit biedt lang niet het meest taaie verweer. [2… Kg7 blijkt de beste mogelijkheid te zijn en dan wint 3. Ke7! Waarom dat is, zien we later.] (zie analysediagram)

3. Ta1! [Ik wijk hier af van de variant van Frink. Die laat 3. Kc7 zelfs vergezeld gaan van een uitroepteken. Er blijkt een directere en ook logischere winstvoering te zijn: 3… Te8 Inderdaad nu wel de beste verdediging. In het vervolg geeft de componist een paar keer de verre van optimale voortzetting aan, als ik de tablebases mag geloven. 4. Kd7 Tb8 5. Ta1 Tb7+ 6. Kc6 Tb8 7. Kc7 Te8 8. Kd7 De winst kwam echter niet in gevaar.] 3… Tb7+ 4. Kc6 Tb8 5. Kc7 Tb2 en op dit moment moet wit een zwaarwegende beslissing nemen. 6. Ta8+! Blijkt verreweg de beste manier te zijn om de winst af te dwingen. De toren bestrijkt nu de onderste rij (en daarmee dus het promotieveld) en dat is voldoende om de winst veilig te stellen. 6… Kg7 7. e7 en de pion gaat geforceerd naar dame.

2. Kd7!

De enige manier om verder te komen. Maar wat wit van plan is, lijkt op dit moment een raadsel. [Heel slecht is bijvoorbeeld 2. e7? vanwege 2… Kf7! en wit kan niet meer winnen. 3. Ta1 Ke8 4. Tf1 Tb6+ met remise.] [Ook met 2. Tf7+ schiet wit niets op. 2… Kg6 Als wit niet direct teruggaat naar de a-lijn, neemt zwart die in beslag en is de remise een feit.]

2… Kg7

Zwart doet er het beste aan te blijven wachten. Nu volgt eindelijk de apotheose van de gehele witte spelvoering.

3. Ke7!!

Met deze geniale zet brengt hij zwart aan zet en daarmee is de eerder behandelde stelling bereikt. Met zijn koningsmanoeuvre heeft hij slechts een driehoekje gedraaid om de tegenstander aan zet te brengen. Waar het wit eigenlijk voornamelijk om te doen is, is om de zwarte koning naar g6 te dwingen. De reden hiervoor is dat hij straks met Te1! de toren achter zijn eigen vrijpion kan krijgen, zonder dat zwart er met zijn koning nog voor kan komen.

3… Kg6

3… Tb1 is de hoofdvariant van Frink. 4. Ta8 Tb7+ 5. Kd6 Tb6+ 6. Kd7 Tb7+ 7. Kc6 Te7 8. Kd6 Tb7 9. e7.

4. Ta1

Nu gaat de witte toren terug om zijn post op e1 in te nemen.

4… Tb7+

De enige manier om wit het nog een beetje lastig te maken.

5. Kd6 Tb6+ 6. Kd7 Tb7+

Zwart blijft schaakjes geven totdat de witte koning de d-lijn verlaat.

7. Kc6 Tb8

De laatste ultieme poging. 7… Tb2 8. Te1 komt op hetzelfde neer.

8. Kc7!

Wit moet de zwarte toren eerst verdrijven van de onderste rij. 8. Te1? zou remise zijn. 8… Kf6 9. Kd7 Tb7+ 10. Kc6 Tb8 en de remise is een feit.

8… Tb2 9. Te1!

De laatste nauwkeurige zet in de gehele winstvoering. De pion ondersteunt zijn pion van achteren. Zowel de vijandelijke koning als de vijandelijke toren kunnen er niet meer voor komen. De rest is elementair:

9… Tc2+ 10. Kd7 Td2+ 11. Ke8 Ta2 12. e7 Ta8+ 13. Kd7 Ta7+ 14. Kc6 Ta6+ 15. Kb7

Met winst.

1-0

Aan de volgende eindspelstudie bewaar ik leuke herinneringen. Ik heb hem in trainingen vaak gebruikt bij talentvolle pupillen om de stelling simultaan uit te spelen om zo hun vaardigheden te testen op het gebied van dit eindspel. Ze mogen daarbij steeds terugzetten naar een bepaalde stelling om dan een andere voortzetting te proberen, mocht het mislukt zijn. Het nuanceverschil met een zwarte toren op e1 en deze op d1 betekent het verschil tussen winst en remise. Maar dat houdt in dat wit vrijwel alles goed moet doen, omdat het anders meteen remise is. Ik heb daarvoor een speciaal ‘simultaan-notatiebiljet’ ontworpen zodat de spelers makkelijk kunnen zien waar ze wellicht een andere keuze moeten maken.

Het aardige is dat ik ooit een verjaardagsfeest gaf waarbij er veel schakers waren uitgenodigd. Een van hen die ik ooit in een centrale trainingsgroep had getraind, Erwin l’Ami, was helaas verhinderd. Maar hij stuurde mij een bijzonder aardige e-mail waarin hij aangaf dat hij mijn behandeling van toreneindspelen nog niet vergeten was. Sterker nog: hij herinnerde zich nog dat hij diverse pogingen nodig had om de bijzonder lastige winstvoering uit deze studie boven tafel te krijgen!

Studie van Kopajev 1955.

Deze stelling lijkt heel erg op de uitgangsstelling die we kennen uit de theoretisch bekende stelling ‘De korte en de lange kant’. Maar er is een belangrijk verschil: de zwarte toren heeft nog niet zijn ideale post achter de pion in kunnen nemen en dat subtiele verschil betekent het verschil tussen winst en remise! De winstweg is echter lang en ingewikkeld.

1. Ke6

De tablebase geeft aan dat het mat in 37 is!

1… Kf8

De geijkte manier om dit eindspel te verdedigen: de koning gaat naar de korte kant.

2. Tf7+!

De enige zet die wint. De bedoeling is om de zwarte koning verder van het promotieveld te drijven om zo later een cruciaal tempo te kunnen winnen.

2… Kg8

Nu verliest 2… Ke8 veel sneller: 3. Ta7 Kf8 4. Ta8+ Kg7 5. Ke7 Nu constateren we het belangrijke verschil met een toren wel of niet op e1 achter de pion. Wit slaagt er in om de pion een veldje verder te krijgen, met de koning ervoor. En dan is het meestal snel gepiept, want het oprukken van e6 naar e7 is dan ook makkelijker te realiseren.

3. Td7!

De eerste belangrijk finesse. Het idee hierachter wordt snel duidelijk. Meer voor de hand ligt het thematische 3. Ta7 maar dat is verbonden met een belangrijk nadeeltje. 3… Te1 Zwart kruipt nu wel achter de pion! 4. Kf6 moet dan het idee zijn om de pion een rijtje verder te krijgen, maar nu volgt 4… Tf1+ en dan faalt 5. Ke7?? op 5… Tf7+ Daarom moet wits toren op d7 (of c7) staan, want dan staat die gedekt!

3… Te1

De meest principiële zet om de strijd voort te zetten. Maar er is een belangrijk alternatief dat de witspeler voor de nodige problemen kan stellen. Naar de lange kant met de toren lijkt nu een beetje onzinnig omdat zwarts koning al afgedreven is, maar wit moet wel heel nauwkeurig manoeuvreren. 3… Ta1 4. Ke7 waarna wit progressie boekt. Zo is e5-e6 niet meer te verhinderen, maar wit moet nog enorm op zijn tellen passen. Zo is bijvoorbeeld na de wachtzet 4… Ta2 maar één idee voor wit om de winst binnen te halen. (zie analysediagram)

Die winst valt te behalen met 5. Td1! [Nu is 5. e6? vreemd genoeg remise! Hoeveel spelers zouden hier niet intrappen..?. Alles heeft te maken met het feit dat zwart de a-lijn in handen heeft. 5… Kg7! 6. Tb7 Ta8 7. Kd6+ Kf6 8. Kd7 Kg7 9. Ke7 Kg6 10. Tb2 Dit lijkt op de geijkte methode om verder te komen, maar na 10… Ta7+ wordt de witte koning lastiggevallen en omdat de ‘checking distance’ lang genoeg is, houdt zwart stand.] 5… Ta7+ 6. Kf6 Tf7+ De enige manier om de witte koning weg te pesten. 7. Ke6 en de rest van deze winstvoering zien we terug in de hoofdvariant.

4. Kf6!

De witte koning maakt plaats voor het oprukken van de pion en nu dreigt hij allereerst met Td7-d8+ de zwarte koning nog verder weg te jagen van het promotieveld.

4… Tf1+

Zwart moet wel gaan pesten, anders verloopt het winstproces heel gemakkelijk.

5. Ke7

Dat kan nu wel (zie de variant met 3. Ta7).

5… Ta1

Wederom de beste zet: de toren verhuist weer naar de cruciale a-lijn waar hij straks de witte koning met flankschaakjes gaat lastig vallen.

6. Td2

De geijkte manier: de witte toren probeert de zwarte koning weer af te drijven. We weten al dat zwart na 6. e6? met 6… Kg7 remise kan maken.

6… Ta7+

Het ‘pesten’ krijgt een verder gevolg.

7. Kf6 Tf7+

Uiteraard de manier om te verhinderen dat wit zijn stukken in een ideale positie krijgt.

8. Ke6 Tf1

De toren moet weer naar beneden. Maar al deze tijdrovende manoeuvres van zwart hebben ertoe geleid dat hij de a-lijn is kwijtgeraakt. En daar maakt wit nu optimaal gebruik van: De a-lijn met 8… Ta7 is taboe vanwege 9. Td8+ Kg7 10. Td7+ en het pionneneindspel wint.

9. Ta2!

9… Kg7

Zwarts beste kans. Een tweetal alternatieven:

  • 9… Tb1 10. Kf6 Tf1+ 11. Ke7 Tf7+ 12. Kd6 Tb7 13. Ta8+ Kg7 14. e6 Tb6+ 15. Kd7 Tb7+ 16. Kc6 Te7 17. Kd6 met winst.
  • Ook 9… Te1 helpt niet: met 10. Kf6! (overigens de enige zet!) stelt wit de winst veilig. 10… Tf1+ 11. Ke7 Tf7+ 12. Kd6 en omdat wit de a-lijn in handen heeft, is de rest eenvoudig.

10. Ta7+ Kg6 11. Ta8

Wederom de slimste zet. In veel andere voorbeelden hebben we gezien dat a8 een mooi veld is voor een van de torens!

11… Kg7

Omdat de zwarte toren niet achter de pion staat, kan wit hem nu een veldje verder krijgen. Dat gaat met

12. Ke7! Tb1

Iets taaier is 12… Tf7+ maar het maakt voor de winstvoering niet uit.

13. e6

Eindelijk mag wit oprukken met de pion.

13… Tb7+

De ‘checking distance’ van de vijandelijke toren is duidelijk te kort.

14. Kd6 Tb6+ 15. Kd7 Tb7+ 16. Kc6

Hier houdt Kopajev het voor gezien. We kunnen nog even laten zien waarom het inderdaad uit is. 16. Kc6 Te7 [16… Tb1 17. e7 is ook gedaan.] 17. Kd6 Tb7 18. e7 is uit.

1-0

Natuurlijk is het tijd voor een opgave. Dit keer anders dan anders! Omdat dit voorlopig de laatste aflevering is over dit onderwerp leg ik u een zeer lastige kluif voor.

OPGAVE

Speelt u vanuit de diagramstelling de volgende zetten na en bekijk of er telkens de sterkste voortzetting wordt gespeeld, of dat er ook een andere, snellere weg naar de winst is. Een paar keer dient wit de enige zet te spelen omdat hij de tegenstander anders laat ontsnappen. Op die momenten mag u de witspeler een uitroepteken geven:

1. e5 Te8+ 2. Kf6 Tf8+ 3. Ke7 Ta8 4. Tc1 Ta7+ 5. Kf6 Tf7+ 6. Ke6 Ta7 7. Td1 Ta6+ 8. Ke7 Ta7+ 9. Kf6 Tf7+ 10. Ke6 Tf2 11. Ta1 Kg7 12. Ta7+ Kg6 13. Ta8 Kg7 14. Kd6 Td2+ 15. Ke7 Tb2 16. e6 Tb7+ 17. Kd6 Tb6+ 18. Kd7 Tb7+ 19. Kc6 Te7 20. Kd6 Tb7 21. e7 1-0 (Het naspelen kan ook via de viewer)

Alle fragmenten via de viewer:

(Van de gebruikte afbeelding is de bron onbekend)

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.