Jeroen van den Berg: altijd op zoek naar schakers

Bordenjongen worden, was dat een droom voor Jeroen van den Berg? “Nee. Toen ik werd gebeld wist ik wel dat er een groepje was dat dat regelmatig deed, maar het stond nog een beetje ver van mijn bed. Wat dat betreft was het dus wel een verrassing, maar zeker ook een aangename verrassing. Als je eenmaal bij Hoogovens binnen bent en je doet het goed, dan kun je daar in principe als het een beetje meezit de rest van je leven blijven. Bij mij ging dat ook zo, maar daarna is het allemaal een beetje raar gegaan want nu ben ik toernooidirecteur.”

Toernooidirecteur Jeroen van den Berg (rechts) met een van de deelnemers aan het Corus-toernooi in 2000

Dit citaat komt uit het laatste nummer van het Amsterdamse clubblad Tal Nieuws, waarin een zeer uitgebreid interview staat van Marlo Coolen met Jeroen van den Berg. Het is niet alleen het meest recente nummer, maar ook echt het laatste, want de club Tal/DCG houdt op te bestaan. Zij fuseert met Het Probleem tot de Schaakvereniging Amsterdam West. Die club krijgt ook een clubblad, maar niet alleen met een andere naam, ook met een andere eindredacteur. Dirk Goes stopt ermee, na 26 jaar. Hij krijgt het drukker op z’n werk. Het Tal-erelid schreef altijd bijna het hele blad vol en neemt met weemoed afscheid, maar merkt daarbij op: “In een jaar waarin ook de paus en de koningin aftraden verkeer ik in goed gezelschap.” Dat is niet eens een onbescheiden vergelijking, bij Tal/DCG was Dirk Goes een grootheid.

Spelers zoeken

Terug naar Jeroen van den Berg, ook lid van Tal/DCG en directeur van het Tata Steel Chess Tournament (Wijk aan Zee) en het Univé-toernooi (Hoogeveen). Zijn belangrijkste taak is het samenstellen van de deelnemersvelden, met de daarbij behorende uitnodigingen en onderhandelingen. Daar is hij het hele jaar mee bezig, wereldtoppers haal je niet zomaar binnen. Hij doet dit werk ook voor het Cultural Village Tournament (Wijk aan Zee) en het Batavia-toernooi (Amsterdam). Daarover zegt hij tegen Coolen: “Dat doe ik puur voor het schaken, dus dat levert me verder niks op, maar dat is voor de contacten belangrijk. Verder kun je jeugdspelers een kans geven, en die komen later dan misschien ook weer een keer naar Wijk aan Zee. Bovendien kun je af en toe ook eens experimenteren, dat vind ik leuk. Als het goed gaat met Univé en Tata, zijn zij ook wel eens bereid om mee te helpen als ik bijvoorbeeld de Batavia-begroting niet rond krijg.”

Van den Berg deed dit werk in het verleden ook voor het Lost Boys Toernooi (Antwerpen/Amsterdam) en diens opvolger het Amsterdam Chess Tournament. Bij het Amber-toernooi (Monaco) werkte hij in de persdienst. Je kunt je afvragen of dat goed is, die concentratie van toernooien bij één persoon. In de praktijk zie ik dat hij veel mensen een kans geeft. Daarbij is het juist positief dat als Van den Berg een interessante speler bijvoorbeeld niet bij Tata kan plaatsen, hij ook nog andere mogelijkheden heeft. Bovendien loont het door al die mogelijkheden voor hem de moeite om de schaakwereld te verkennen en rond te reizen om spelers te leren kennen. Het is altijd weer verbazingwekkend hoe hij van over de hele wereld niet alleen topspelers, maar vooral ook jonge talenten opduikelt. Waarbij het voor een deel zo is dat hij die spelers niet vindt, maar die spelers (en hun bond) hem vinden.

Van den Berg is ook altijd op zoek naar jonge talenten. Hier reikt hij de toen 17-jarige Jelmer Jens tijdens Hoogeveen 1999 een extra prijs uit vanwege het behalen van zijn eerste meesternorm.

Professionele jongens

Goed, tot zover wat persoonlijke kanttekeningen van mij, nu verder met het interview van Marlo Coolen. Jeroen van den Berg begon in 1984 als bordenjongen bij Hoogovens en zegt daarover: “Toen moest ik ’s avonds nog ouderwets diagrammen plakken en bulletins draaien. Je was dan meestal in de weekenden niet voor 2 uur ’s nachts klaar met je werk. Als je een pion verkeerd had geplaatst kon je weer helemaal opnieuw beginnen.” Samen met onder anderen Tom Bottema, altijd in voor een geintje, richtte hij de International Board Boy Association (IBBA) op. Maar het was geen geintje. JvdB: “Het had toch ook wel een serieuze kant, want wij vonden dat het vak een beetje werd onderschat. Iedereen is van je afhankelijk. Het was niet alleen de zetten voor het publiek bijhouden, maar de perskamer zat ook op de zetten te wachten en als wij te lang weg waren werden ze daar knettergek. Het commentaar viel op zijn gat, niets werkte meer.”

De favoriete spelers van de bordenjongens waren Spasski en Andersson. JvdB: “Omdat ze niet veel zetten deden, niet veel uren maakten en heel duidelijk konden noteren. Kortchnoi was voor ons in die tijd een ramp want die speelde altijd op winst en zijn notaties waren onleesbaar.”

Uitnodigingsbeleid

Het klinkt bijna ongelofelijk, maar van bordenjongen werd Jeroen van den Berg perschef en later zelfs toernooidirecteur. Op de suggestie dat hij over zijn benoeming tot directeur vast niet lang hoefde na te denken zegt hij: “Nou, eigenlijk wel want ik vond mezelf nog te jong. Ik was toen 36. Toen belden ze me nog een keer en heb ik maar ja gezegd. Ik dacht: de stress zie ik dan later wel.”

Dirk Goes mengt zich af en toe ook in het gesprek en vraagt wie er eigenlijk bepaalt wie er wordt uitgenodigd. JvdB: “We hebben een organisatiecomité en werken vanuit een team, maar ik ben wel degene die verantwoordelijk is voor het uitnodigingsbeleid, dus ik maak een lijstje en maak binnen het comité mijn voorkeuren bekend. Wat ook heel vaak gebeurt is dat het bedrijf zegt: ‘Kun je niet een speler uit dat land uitnodigen, dat is interessant voor ons.’ Brazilië bijvoorbeeld, daar zit ook een flinke staalsector, of China en India natuurlijk.”

Jeroen van den Berg en zijn grote voorganger als toernooidirecteur bij Hoogovens, Piet Zwart (links). Plaats van handeling is de opening van het Sonnevancktoernooi in 1999. Tussen hen in Frank van der Heijde, arbiter bij Sonnevanck en Hoogovens.

Favoriete spelers

Het interview van Marlo Coolen is heel lang en ik haal er alleen nog een paar interessante opmerkingen van Jeroen van den Berg over spelers uit.

– “Mijn favoriete speler is Judit Polgar, met haar ben ik in de loop der jaren bevriend geraakt. Gedurende het jaar heb ik regelmatig contact. De laatste tijd heb ik haar niet veel gezien, maar binnenkort komt ze weer naar Amsterdam en dan zie ik haar weer. Ik ben wel eens bij haar in Boedapest geweest en ik ben op haar bruiloft geweest. Dat is dan het leuke dat je dat aan je werk overhoudt. Ze is heel leuk, geestig.”

– “Peter Leko is een heel aardige jongen. Als schaker krijgt hij weleens op zijn lazer omdat hij zo saai is, maar wat betreft persoonlijkheid vind ik hem een buitengewoon aimabele jongen.”

– “Topalov vind ik ook een heel aardige jongen en Kramnik ook. Ondanks dat ze elkaar tot het diepste haten, waren ze wel beiden in Wijk aan Zee. Ik heb ze allebei gezegd: sorry dat ik het zeg maar ik vind jou leuk en ik vind jou leuk (dat zei ik dan individueel want ze kwamen niet bij elkaar in de buurt), ik praat met jullie allebei en kies ook in de media geen partij. Ik wil dat jullie je netjes gedragen tegenover elkaar, maar ik ga geen partij kiezen. Ik vind het jammer want ik vind jullie allebei aardig. Dat werd geaccepteerd. En ik meen het ook.” (Voor Schaaksite voegt Van den Berg hieraan toe dat een deel van deze gesprekken via de managers van beide spelers is verlopen, maar dat de spelers daar uiteraard wel van op de hoogte waren.)

– “Van een speler als Bosboom kan ik ook erg genieten. Het is natuurlijk wel van een iets lager niveau dan Kasparov en Karpov, maar de manier waarop hij schaakt! Zelfs de partijen die hij verliest zijn zo briljant. Dat dat nog kan! Hij heeft geen computer thuis en weet bij wijze van spreken niet eens hoe dat ding werkt. Er is wel eens voorgesteld om zijn mooiste partijen te bundelen, maar hij is ze ongetwijfeld kwijt.”

De opmerking over Manuel Bosboom is iets overdreven, hij gebruikt inmiddels een computer. Maar verder geeft het verhaal een interessant inkijkje in het werk van de belangrijkste Nederlandse topschaakorganisator van dit moment. Een waardige afsluiting voor Tal Nieuws, waar Marlo Coolen, maar ook Dirk Goes trots op mag zijn.

Jeroen van den Berg merkte bij het zien van de foto’s uit 1999 en 2000 op dat de tijd niet heeft stilgestaan. Daarom zag hij ook graag deze foto erbij, met interviewer Marlo Coolen (links). De foto is genomen door Dirk Goes. De andere foto’s zijn genomen door Johan Hut, schrijver van dit artikel.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.