“Chinezen” door Theo Mooijman. Column van Schaakvereniging Promotie.

Mijn kinderen zijn alle drie lid geweest van de schaakclub. En hebben les gekregen volgens de methode Withuis/V&D. Vanuit het rode en groene boek, die bij mij beide nog tussen de schaakboeken staan. De oudste heeft het koning-diploma behaald en heeft het daarna voor gezien gehouden. Hij prefereerde orgel- en pianoles. Nummer twee bleek een getalenteerd voetballertje. Dan moet er veel getraind worden en is er geen ruimte meer voor iets anders. Bij hem ligt het toren-diploma ergens in een map. De jongste heeft nog wel de lessen ter voorbereiding van het toren-diploma gevolgd, doch haakte af voor het examen. Het bleef bij het pionnen-diploma, paardrijden en ballet kregen de voorkeur. Hun wedstrijd-resultaten waren best goed. Ze zijn niet uit teleurstelling afgehaakt. Ze hadden gewoon te weinig interesse.

Ik heb schaken geleerd van mijn vader. Hij vond schaken fascinerend en bracht dat gevoel op mij over. Toen ik naar het Noorden was verhuisd speelden wij tot zijn dood een telefonische partij. Wij belden er niet speciaal voor, vanuit het zuinigheid-principe: aan interlokaal bellen hing in die tijd een aardig prijskaartje. Maar als er gebeld werd, dan werd een een zet doorgegeven. Zo’n partij kon daardoor behoorlijk lang duren. Dat speciale gevoel voor het schaken heb ik dus niet aan mijn kinderen kunnen overdragen. Voor hen is het gewoon een spelletje.
Nu ik er verder over nadenk: van al mijn vrienden, kennissen en andere bekenden die graag
schaken, zijn ik er maar twee van wie naar mijn weten een zoon of dochter nog een actief schaker is. Voetbaltalent schijnt vaak over te gaan van vader op zoon (recentelijk: Kluivert jr), maar hoe zit dat bij de denksporters. Op het hoogste niveau ken ik niemand.
Naar de oorzaken kan ik slechts gissen. Hebben schakers minder kinderen dan gemiddeld?
Is schaaktalent iets wat genetisch niet wordt doorgegeven? Of denken de kinderen bij het zien van het humeur van hun vader na een nederlaag ‘laat die gifbeker maar aan mij voorbij gaan, ik ga wat leukers doen’.

Mijn twee zonen spelen wel eens een partijtje tegen elkaar, hetgeen immer met veel hilariteit gepaard gaat. Tegen vader spelen is echter nog zinloos. Onlangs heeft de oudste hier wat op gevonden. Niet langs de gebaande nivellering-paden zoals voorgiften of groot tijdsverschil.
Hij heeft een Chinees schaakspel gekocht! Chinees schaken is verwant, anders zou het geen schaken heten. Wij hebben inmiddels de spelregels doorgenomen. Behalve de loop van de torens is alles anders. In een eerste oefenwedstrijdje tegen een computerprogramma, stond ik in een mum van tijd mat zonder dat in de gaten te hebben. De sterk afwijkende mogelijkheden zijn niet een-twee-drie routine. Daarvoor zal vaker gespeeld moeten worden. Voor meer was deze keer geen tijd: de maaltijd kwam op tafel: een Chinese bami-schotel naar eigen recept van mijn echtgenote.
We spraken af bij zijn volgend bezoek aan het ouderlijk huis onze eerste partij met elkaar te spelen.

2 Reacties

  1. Avatar
    Robbert van het Kaar 23 april 2017

    Leuke column!

    Ik heb in 1985 drie maanden door China gereisd, met onder andere schaakvriend Marcel Nielen. We hadden ons de regels van het Chinese schaak eigen gemaakt. Het is inderdaad heel anders, maar heeft toch wel weer zoveel verwantschap met ‘ons’ schaak, dat we op lange treinreizen (nog geen HSL toen) wonnen van huis tuin en keukenschakers. Tot verbjstering van alle anderen in de trein. Tegen meer ervaren spelers maakten we echter geen kans. Het is denk ik veel meer tactisch dan ons schaak. Inmiddels, 32 jaar later, zou ik overigens weer helemaal opnieuw moeten beginnen.

  2. Avatar
    Robbert van het Kaar 23 april 2017

    Overigens: mijn drie zoons schaken wel op af en toe op internet, maar zijn nooit lid geworden van een club. Ik heb dat ook nooit actief gestimuleerd: de wens moest van de jongens komen,  en die wens was er niet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.