Nooit meer een Westerse wereldkampioen schaken?

In deze tweede aflevering van Met andere ogen… de volgende onderwerpen:

  1. Reisgids voor Schaakliefhebbers

–          Reacties op de eerste aflevering, wie krijgt de eerste Reisgids?

–          Het Max Euweplein

  1. Met andere ogen …

–          De partijen van vorige maand

–          Het Prinsenmat, een dame-offer vroeg in de opening

  1. Raadselvader

–          Reacties op de eerste aflevering van o.m. Hans Böhm en Jolande Withuis

–          Berry Withuis in 1950: Zal er nooit meer een Westerse wereldkampioen schaken zijn?

1. Reisgids voor Schaakliefhebbers

Maarten de Wit krijgt de eerste Reisgids voor Schaakliefhebbers. Op de website www.scacchis.nl kun je nieuwe ideeën zien voor de Reisgids.

Max Euweplein te Amsterdam

In het schaakleven van Berry Withuis nam Max Euwe een belangrijke plaats in. In de Reisgids lezen we o.m. het volgende:

Op een minuutje lopen van het Leidseplein ligt het Max Euweplein. Dit plein is vernoemd naar Max Euwe (1901-1981). Euwe was van 1935 tot 1937 wereldkampioen schaken en is tot dusverre de enige wereldkampioen schaken die Nederland heeft voortgebracht.

Boven de poort die vanaf de kant van het Leidseplein toegang biedt tot het Max Euweplein staat de diepzinnige Latijnse spreuk “Homo sapiens non urinat in ventum”, wat betekent: “Een wijs man plast niet tegen de wind in”. Op het plein zelf met bankjes, terrasjes, watervalletjes is het bij zonnig wee heerlijk toeven.

Het meest in het oog springt het openluchtschaakspel, dat zeker in de zomer vrijwel continu wordt gebruikt door vaste pleinschakers en als ze zich ertussen weten te dringen, schaaktoeristen. Dit schaakspel was een idee van de 9-jarige David van Zeggeren en werd in 1996 gerealiseerd.

José Fijnaut heeft Euwe in een beeld vereeuwigd. Dit beeld werd in 2004 door Els Euwe (een dochter van Max Euwe) onthuld. De 65 centimeter hoge bronzen buste staat op een ronde zuil van Belgisch hardsteen. Het verbeeldt een in een diep gepeins verzonken Euwe.

Euwe, die de schaaksport in Nederland zo een enorme boost heeft gegeven, kreeg zijn eigen museum: het Max Euwe Centrum (MEC). Het museum heeft een vaste tentoonstelling gewijd aan Euwe en organiseert jaarlijks een veelheid aan activiteiten.

Uitgebreidere informatie in de Reisgids. Een bezoek aan het Max Euweplein en aan het Max Euwe Centrum (MEC) is meer dan de moeite waard. Ook zij nog vermeld dat het MEC donaties goed kan gebruiken.

Voor leuke anekdotes over het Max Euweplein, over het beeld of over het MEC mail naar info@hetschaakkasteel en kom in aanmerking voor een exemplaar van de Reisgids!

  1. Met andere ogen …

De sleutelzetten bij de partijen uit de eerste aflevering zijn:

Magnus Carlsen – Fabiano Caruana

Waarschijnlijk is het inplaatsen van de loper op e6  met schaak( @Le6+) de sleutelzet.

Als zwart in plaats van Tf8 iets anders had gespeeld was het hem niet gelukt Magnus in enkele zetten  mat te geven met Schaken 4.0

Lucas van Foreest – Bassem Amin

Lxg2+ is de sleutelzet.

Het Prinsenmat

Henk Prins, IM bij de FIDE-schaakprobleemcomponisten en schaakcolumnist van het Reformatorisch Dagblad (zie onze wekelijkse schaakrubrieken), stuurde het volgende miniatuur. Het Herdersmat is een geliefd mat van kinderen die leren schaken. Het mat van Henk Prins bij Schaken 4.0 noemen we Het Prinsenmat. Bijzonder is, dat al vroeg een dame-offer wordt gebracht om de ontstane zwakte op f7 uit te buiten. Zijn partijtje ging als volgt:

 

Heb je zelf ook een leuk mat met Schaken 4.0? Mail dit dan naar info@hetschaakkasteel.nl

  1. Raadselvader

Reacties op eerste aflevering

Hans Böhm reageerde enthousiast op het eerste artikel en ging de plakboeken nog eens na die zijn moeder vroeger nauwgezet heeft bijgehouden van zijn schaakavonturen. Mooie foto’s e.d. die later in deze serie aan de orde komen. Hij had ook Jolande Withuis ingelicht, de dochter van Berry en auteur van Raadselvader.

Jolande Withuis stuurde een mooie foto uit het familiearchief die naadloos paste bij het stukje over de match tussen Max Euwe en de Belgische kampioen Edgar Colle in 1924. Deze foto is aan het eerste artikel toegevoegd.

Naast andere reacties ook een van Renzo Verwer die niet over schaken ging.

Als jullie nog bijzondere schaakanekdotes hebben over Berry Withuis of over Jenny Withuis aarzel dan niet deze te mailen naar info@hetschaakkasteel.nl

Berry Withuis in 1950: Zal er nooit meer een Westerse wereldkampioen schaken zijn?

Na het overlijden van Berres vader in 1932 ontfermde oom Jan, de broer van zijn vader, zich over zijn neefje. Hij zette het schaakonderricht voort en nam Berre mee naar de Zutphense schaakclub Caïssa. Berre nam al snel de plaats in van zijn vader in het eerste team van de club.

Max Euwe wereldkampioen 1935 -1937

Ongetwijfeld zullen oom Jan, Berre en de andere clubleden de verrichtingen van Max Euwe met meer dan gewone belangstelling hebben gevolgd. Het hoogtepunt was natuurlijk dat Euwe in 1935 wereldkampioen werd door Aljechin te verslaan. In de Nederlandse geschiedenis is Euwe de enige tot nu toe die wereldkampioen schaken is geworden. In 1937 moest hij helaas de wereldtitel weer afstaan aan Aljechin. Dit heeft hoogst waarschijnlijk een grote indruk gemaakt op de jonge Berre, hij respecteerde Euwe en hij heeft zijn hele leven een zwak gehouden voor hem. Euwe was waarschijnlijk een van de weinigen waarvoor dit gold. En zoals later zal blijken had dit bijzondere redenen. Aan de andere kant trad Euwe soms op als beschermheer van Berry in moeilijke situaties.

Het AVRO-toernooi van 1938

Het AVRO-schaaktoernooi was een zeer sterk bezet toernooi met deelnemers als Botwinnik, Capablanca, Keres, Euwe, Aljechin e.a. Het werd in tien Nederlandse steden gespeeld. Paul Keres won het toernooi. Een van de vele ideeën was dat de winnaar wereldkampioen Aljechin mocht uitdagen. En als Aljechin zou winnen, de als tweede geplaatste. Aljechin had graag tegen Botwinnik gespeeld. Mede door de Tweede Wereldoorlog is hiervan niets terecht gekomen.

Eindstand AVRO-toernooi 1938

In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog bleef Berre enthousiast meedoen aan interne- en externe competities en deed hij ook mee aan (jeugd)toernooien. En dit zette zich voort in de eerste oorlogsjaren tot ongeveer september 1942, toen verdween hij van de schaakradar. Begin 1942 deed hij nog mee aan het Hoogovenschaaktoernooi in de A-groep. Euwe won de Eregroep van dit toernooi, net als in 1940.

Uit het boek Raadselvader weten we dat Berre in Duitsland te werk werd gesteld (en een opdracht meekreeg van de CPN) en ook dat hij in het begin van de oorlog definitief lid was geworden van de CPN. In de tien jaar na het overlijden van zijn vader heeft Berre een proces doorgemaakt van gereformeerde jongen tot communist die de marxistisch- leninistische leer aanhing. Met Stalin als de grote leider.

In het interview dat Jolande Withuis in mei 2003 had (zie eerste artikel)  met de zeer recent overleden 107-jarige Johan van Hulst, vertelde hij haar:

De gang van gereformeerd naar communist heb ik in mijn leven wel vaker gezien. Voor beiden geldt dat ze dogmatisch en rechtlijnig zijn ingesteld. Zowel het calvinisme als het communisme kent dat rücksichtslose zich inzetten en opofferen. Met gevaar voor eigen leven.

In Raadselvader lezen we dat Berre pas na de oorlog weer naar huis was teruggekeerd. Jolande Withuis acht het niet waarschijnlijk dat hij hiervoor nog terug in Nederland is geweest. Dat stelt ons voor het volgende raadsel.

In 1943 vierde Caïssa, de Zutphense schaakclub van Berre, het 20-jarig bestaan met een schaaktoernooi. Hieraan deden 56 deelnemers mee. Bij dit toernooi waren er ook Eregroepen (voor genodigden). En een van de genodigden was Berre Withuis die in Eregroep A speelde. Althans dit is af te leiden uit de gepubliceerde uitslagen van dit jubileumtoernooi.

Arnhemsche Courant 5 juni 1943

In 1944 was er een bondswedstrijd tussen de Zwolsche Schaakvereniging en Caïssa Zutphen. Ook in de uitslag van deze wedstrijd wordt B.J. Withuis genoemd.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant 17 februari 1944

De vraag is nu of er iemand anders onder de naam van B.J. heeft gespeeld of dat hij toch om de een of andere reden in Nederland was en aan deze schaakevenementen meedeed? Dat zijn oom onder de naam B.J. heeft gespeeld was misschien een mogelijkheid maar niet waarschijnlijk of dat de uitslag niet correct was en het ging oom Jan die met J.W. werd aangeduid. Nader onderzoek kan misschien uitkomst bieden?

In de oorlog ontstond er, mede door de bezetter, een crisis binnen het bestuur van de landelijke schaakbond. Max Euwe werd in 1943 gevraagd om voorzitter te worden en hij heeft de schaakbond vakkundig door de moeilijke oorlogsjaren geloodst. Na afloop van de oorlog trad Euwe direct af. Of Berre in de oorlog hiervan op de hoogte was, is niet bekend. Het Tijdschrift verscheen niet meer want de bezetter had het uitgeven van sportperiodieken verboden. Na de oorlog zal hij dit zeker hebben vernomen. In september 1945 kwam hij weer terug in zijn woonplaats Zutphen. Berre zou voortaan Berry heten, de Amerikaanse variant van zijn naam.

Berry werd hoofdredacteur van een regionale editie van De Waarheid

De meeste aandacht van Berry ging vanaf nu vooral uit naar de verrichtingen van Max Euwe en de opkomst van de Sovjet-schaakgrootmeesters en de Sovjet-schaakbond op het wereldtoneel. Dit was voor Berry ook het begin van het bouwen aan een schaaknetwerk en hij gaf zijn ogen goed te kost. Deze ervaringen zouden hem later goed van pas komen. Lex Jongsma zou hem later de grootste doener uit de jaren 50, 60 en 70 noemen. Een aantal gebeurtenissen voor Berry laten we de revue passeren, ook belangrijke familie gebeurtenissen.

Fusie van de Zutphense schaakclubs in september 1945

In 1945 fuseerden de Zutphense Schaakclub en schaakvereniging Caïssa Zutphen en zij gingen samen verder onder de naam Schaakgenootschap Zutphen. Berry zou de schaakclub altijd trouw blijven en keerde na zijn pensioen terug bij zijn club.

Radioschaakmatch van het Westen tegen het Oosten in 1945

In 1945 vond de beroemde radioschaakmatch plaats tussen Amerika en de Sovjet-Unie. De Amerikaanse schakers werden verpletterend verslagen met 15,5 – 4,5. De Waarheid gaf een toernooiboek uit. De rechterhand en medewerker van Euwe, de Oostenrijker Hans Kmoch, had de partijen voor het boek bewerkt.

Euwe gaf de strijd om de wereldtitel terug aan de FIDE (Winthertur1946)

Na veel machinaties  werd afgesproken dat Aljechin na de oorlog een match om het wereldkampioenschap zou spelen tegen Botwinnik , maar in 1946 overleed Aljechin onverwachts. Hij was ook al in opspraak gekomen door zijn antisemitische uitlatingen en zijn beledigingen van Euwe en van zijn medewerker Kmoch, die een joodse vrouw had.

Door het overlijden van Aljechin ontstond er een nieuwe situatie over de strijd om het wereldkampioenschap. Terug bij af.

Euwe vond dat de wereldkampioen niet langer de eigenaar van het wereldkampioenschap zou moeten zijn, maar dat de uitdager in een toernooi beslist zou moeten worden. Dit droeg hij uit op het FIDE-congres in Winthertur. Aan dit congres deden maar negen schaakbonden mee. Als gevolg van de oorlog hadden nog teveel bonden problemen met de financiën en logistiek en lieten daarom nog verstek gaan. En de Sovjet-schaakbond was nog geen lid van de FIDE.

Staunton tournooi in Groningen, september 1946

Mede door bemiddeling van Euwe kwam in 1946 het zeer sterk bezette Stauntontoernooi in Groningen tot stand. Euwe was o.m. verantwoordelijk voor de uitnodigingen. Er mochten geen Duitsers, Italianen en andere verliezers van de oorlog meedoen. Botwinnik zegevierde op een half punt gevolgd door Euwe. Daarachter kwam Vassily Smyslov. Namens H.M. de Koningin kreeg Botwinnik een’ zilveren cigarettendoos met een Hollandsch landschap in de deksel’. Euwe kreeg de tweede schoonheidsprijs voor zijn partij tegen Guimard (Argentijns kampioen en kampioen van Zuid-Amerika). Dit was ‘een lap fournituren waarvan een costuum kon worden gemaakt’.

Er deed zich nog een vervelend probleem voor met Lodewijk Prins. Omdat er 21 deelnemers waren en het speelschema hierop kalender technisch niet kon worden aangepast moest gekozen worden tussen  deelname door Max  Euwe of deelname door Lodewijk Prins. Toen de keuze gevallen was op Euwe nodigde de leider van de Sovjet-delegatie, Weressov, Prins uit (na overleg met Botwinnik) voor een eerstvolgend Russische toernooi. Prins aanvaardde deze uitnodiging maar begon ook een rechtszaak. De rechter kende hem uiteindelijk een flinke financiële vergoeding toe, meer zelfs dan de geldprijs die Botwinnik kreeg voor zijn overwinning. Een uitnodiging  heeft hij nooit gekregen van de Sovjets.

Jan Hein Donner ontmoette Botwinnik voor het eerst bij dit toernooi. Hij was onder de indruk van de stijl van Botwinnik met zijn lange positionele partijen. Wat een ‘geestelijke energie’ stopte die man in zijn spel. Donner vertelde eens dat hij begin jaren zestig een jonge Rus ontmoette die hem liet merken dat hij veel van het (schaak)leven van de jonge Donner af wist. De jongeman was student aan een universiteit in Moskou, die schaken studeerde. Deze jonge Rus vertelde hem dat ze aan de universiteit de schakers in twee groepen verdeelden, de schakers met een marxistisch-leninistische stijl en schakers met een decadente Westerse stijl. Donner viel volgens de Rus onder de eerste categorie omdat zijn (winst)partijen optimisme uitstraalden. Donner vond dit wel leuk maar tegelijk ook flauwekul, hij schaterde het uit.

Jan Hein en Berry zouden zeer goede ‘maatjes’ worden. Ruim 10 jaar later traden Mikhail Botwinnik, Jan Hein Donner en Berry Withuis op in Berry’s  geboorteplaats Zutphen tijdens een grote schaakséance. En dit was nog maar een van de vele honderden keren dat Jan Hein en Berry samen zouden optreden bij schaakséances.

Euwe beroepsschaker vanaf 1946

In de oorlog was doctor Euwe geen leraar wiskunde meer maar wel vanaf 1943 voorzitter van de schaakbond en ook tijdelijk directeur van een kruideniersfirma. Deze laatste functie had hij van een bevriende relatie gekregen om hem aan een basisinkomen te helpen. Na de oorlog legde hij beide functies neer en  nam hij in 1946 het moedige doch moeilijke besluit schaakprofessional te worden voor de KNSB. Hij heeft dit maar een paar jaar volgehouden en dit luidde het einde van zijn carrière in als topschaker. De KNSB had weinig geld en Euwe moest veel optreden in het land (simultaans, lezingen etc.) om iets bij te kunnen verdienen. Dit leidde hem af van zijn plan om zich terdege voor te bereiden op een nieuwe gooi naar het wereldkampioenschap. (De kruideniersfirma werd in 1950 verkocht aan Albert Heijn.)

FIDE-congres in Den Haag in 1947

Euwe was de enige nog levende wereldkampioen en voorganger van Aljechin.  En even zag het er naar uit dat Euwe het wereldkampioenschap zou ‘erven’ van Aljechin. Maar de Russen, die te laat kwamen op dit congres, blokkeerden dit idee. Euwe voor een dag weer wereldkampioen!

Euwe was voorstander van een serieuze opzet van het wereldkampioenschap en zette zich hier voor in samen met de Nederlander Alexander Rueb die voorzitter was van de Wereldschaakbond (FIDE). Op dit congres, waarop ook de Sovjet-Unie lid werd (met 600.000 leden) van de FIDE, werd uiteindelijk besloten tot een definitieve opzet met zonetoernooien, interzonetoernooien en een kandidatentoernooi. De winnaar van het kandidatentoernooi zou de wereldkampioen mogen uitdagen.

Ook werd besloten dat er eerst een zeskamp moest worden gehouden om te bepalen wie zich nu wereldkampioen mocht noemen. Omdat Fine van de Amerikaanse bond geen toestemming kreeg werd het een vijf kamp met zelfs 25 partijen. Het eerste deel werd in Den Haag gespeeld en het tweede deel in Moskou. Botwinnik won deze vijfkamp met overtuiging en werd de zesde wereldkampioen schaken.

Het eerste zonetoernooi in Nederland in 1947

Op het FIDE-congres in 1947 werd ook besloten dat het eerste zonetoernooi voor de nieuwe cyclus in Nederland (Hilversum) zou plaatsvinden. Dit kwam goed uit omdat het Hilversumsch Schaakgenootschap (HSG) 60 jaar bestond en graag een toptoernooi wilde organiseren. De Belg O’Kelly de Galway won dit zonetoernooi.

Het Interzonetoernooi in Saltsjöbaden 1948

Saltsjöbaden was een resort in Zweden ontwikkeld door Knut Wallenberg, een telg uit de vermogende en invloedrijke Wallenbergdynastie. Dit eerste interzonetoernooi, door de FIDE georganiseerd, bood de mogelijkheid te kwalificeren voor het kandidatentoernooi in 1950. De winnaar van het kandidatentoernooi mocht wereldkampioen Botwinnik uitdagen. David Bronstein won het toernooi op een punt gevolgd door de Hongaar Szabo. De derde t/m de zesde plaats werden bezet door Sovjet-schakers.

Huwelijk met Jenny van Ringen (1948)

In 1948 trouwde Berry met Jennigjen van Ringen, na de oorlog Jenny genoemd. Ze hadden elkaar leren kennen op een regionale redactie van De Waarheid. Jenny zou aan de zijde van Berry ook een belangrijke rol gaan spelen in het Nederlandse schaakleven! Een rol die vaak onderschat werd en onderbelicht bleef. Zij verhuisden naar Amsterdam. Door Berry’s gezondheid gingen ze tijdelijk terug naar Zutphen waar hij kon herstellen. In 1950 keerden ze terug naar Amsterdam waar Berry op de redactie van De Waarheid ging werken in het historische gebouw Felix Meritus. Felix Meritus betekent ‘gelukkig door verdiensten’. Berry had zich aangesloten bij het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap (VAS) waar hij al snel voor het eerste team uitkwam in de hoofdklasse. Zijn team zou vele successen behalen. Ook Max Euwe was lid van het VAS. Zes jaar later zouden Berry’s communistische sympathieën nog een serieus akkefietje worden bij deze schaakclub.

Geboorte van Jolande (1949)

In 1949 wordt dochter Jolande geboren in Zutphen.

Het candidatentournooi  in Boedapest (1950)

Op donderdag 6 april 1950 schreef Max Euwe in Het Vrije Volk:

Zaterdag begint het tournooi van de schaakcandidaten

Deze zaterdag zal te Boedapest het candidatentournooi beginnen, een tournooi dat zijns gelijke niet kent en een unicum in  de schaakgeschiedenis. Dit laatste niet in de eerste plaats met het oog op de sterkte der deelnemers, maar door de wijze van totstandkoming. Het is immers de eerste keer dat men in de schaakwereld langs reglementaire weg tot een tournooi van candidaten komt, candidaten voor het wereldkampioenschap, die op hun beurt weer langs reglementaire weg op deze plaats zijn gekomen. Het door de FIDE in 1946 te Winterthur ontworpen plan voor de regeling van de wereldtitel is werkelijkheid geworden. Het is alleen maar te betreuren dat de tegenstellingen buiten de schaakwereld zich inmiddels zo hebben toegespitst dat het aan twee der sterksten candidaten, de Amerikanen Reshevsky en Fine, niet mogelijk was van hun recht op deelneming gebruik te maken. En daar de Westerlingen toch al in de minderheid zijn, heeft dit verstek ernstiger betekenis dan dat bijvoorbeeld een of twee Russen verhinderd zouden zijn. Men maakt in Amerika plannen voor een Westelijk candidatentournooi waarvan de nummer een het moet opnemen tegen de nummer een van het Oostelijk candidatentoernooi om zodoende te komen tot de sterkste van Oost en West die dan de strijd met Botwinnik zou moeten aanbinden. Hoe voortvarend men echter in het algemeen aan gene zijde van de oceaan moge zijn de ervaring leert dat de Amerikaanse organisatie in schaakzaken zeer langzaam draait zodat er voor dit wereldkampioenschap van een verwezenlijking dezer schone plannen wel niets zal komen. Evenwel verdient dit denkbeeld stellig de aandacht van de FIDE wat betreft het candidatentournooi 1952 of 1953.

 Zeven van de sterkste Russen deden aan dit toernooi mee en de winnaar werd David Bronstein, die Botwinnik mocht uitdagen om de wereldtitel. Max Euwe kon niet meedoen omdat zijn wens om het toernooi drie maanden later te houden niet werd ingewilligd. Hij was weer leraar geworden en kon alleen in de vakanties deelnemen.

Berry’s artikel in de Waarheid van juli 1950

In juli 1950 schreef Berry een bijzonder schaakartikel in De Waarheid waarin hij duidelijk zijn communistische sympathieën liet blijken. Dit zou later niet meer gebeuren, hij zou een ‘ijzeren gordijn’ optrekken tussen zijn schaakactiviteiten en zijn communistische overtuiging.

Sowjet-schaak verovert de wereld…

Zal er nooit meer een Westerse wereldkampioen zijn?

 Op het candidatentournooi te Boedapest: Reshevsky kreeg geen visum van Amerika

De Amerikaanse schaakgrootmeester Reuben Fine gaf direct na de bevrijding het „Schaak verovert de wereld” uit, waarin hij de opbloei van het koninklijke spel, ook in de Ver. Staten, een verheugend verschijnsel noemde. Kort hierop kwam de beroemde radio-schaakmatch tussen de Sowjet-Unie en de Ver. Staten, waarin de Amerikanen een werkelijk verpletterende nederlaag leden. Hans Kmoch bewerkte destijds de partijen in het door „De Waarheid” uitgegeven tournooiboek.

Schaakaandelen stonden hoog genoteerd

Deze radiomatch was een duidelijk bewijs van het feit, dat de verschrikkingen en ontberingen van de vrijheidsoorlog tegen het internationale fascisme de culturele groei van het Sowjet-volk niet had kunnen tegenhouden. De Sowjet-schaakaandelen stonden hoog genoteerd, maar…. het bewijs der superioriteit moest nog geleverd worden. Dank zij het bemiddelende werk van dr Euwe kwam in de herfst van 1946 het Staunton-wereldschaaktournooi te Groningen tot stand, waar het puikje der Westerse schakers, benevens een vijftal Sowjet-spelers hun krachten maten. Botwinnik zegevierde. Dr Euwe werd fraai tweede, terwijl onder de twaalf prijswinnaars alle Sowjet-deelnemers te vinden waren. Opnieuw had de Sowjet-schaakschool minstens het bewijs van haar gelijkwaardigheid geleverd, en ook van haar overwicht. De wedstrijd om het wereldkampioenschap bevestigde deze opvatting. Botwinnik en Smyslow kwamen aan de spits.

Socialisme en schaken

Heeft de internationale schaakgemeenschap zich neergelegd bij het feit, dat het wereldleiderschap op dit terrein der geestelijke activiteit bij de Sowjet-spelers berust. Maar…, typische Westerse misleiding, het „waarom” van deze suprematie wordt uiteraard niet erkend. Men spreekt van „ongewone talenten” en van „Slavische aanleg”, maar gezwegen wordt van Socialisme. Wat heeft het Socialisme met de Sowjet – schakers te maken? Alles. Het sprookje van het „Slavische talent” kunnen wij aan de hand van de geschiedenis eenvoudig weerleggen. De wereldkampioenen der laatste eeuw waren allen Westerse spelers. Van de wetenschappelijk georiënteerde Steinitz, via Lasker, Capablanca, Aljechin, Euwe naar Botwinnik. De grote talenten kwamen uit het Westen. Een reeks van namen als Rubenstein (Polen), Nimzowitsch (Denemarken), Marshall (Amerika), Sir Thomas (Engeland), Colle (België), Eliskases .(Oostenrijk) wezen op een intellectuele meerderheid, op een groot aantal „talenten” en onder talent verstond en verstaat de Westerse schaker de opvallende individuele aanleg.

Schaakzalen in de bioscoop

Het Socialisme gelooft slechts tot op zekere hoogte in genialiteit, zij gelooft volledig in verheffing van het peil der massa en als resultaat het verschijnen van leiders van eerste rang. Onverschillig of dit op het terrein van wetenschap, kunst, sport of politiek is. De massa-verheffing is de bodem, waaruit de „ongewone” talenten vanzelfsprekend opbloeien. In Sowjet-Rusland, waar het materiële vraagstuk zijn vanzelfsprekende oplossing in het Socialisme gevonden heeft, wordt hard gewerkt aan de culturele stijging van het gehele volk. Het schaken neemt een eerste plaats in. Deze wonderlijke combinatie van wetenschap en kunst, die aan het individuele presteren de grootste mogelijkheden verleent, staat terecht in hoog aanzien bij het Sowjet – volk. Op school wordt het schaakspel sterk gestimuleerd; in de bedrijven zijn vrijwel overal verenigingen. De recreatiezalen in de grote bioscooptheaters kennen hun… schaakzaal, kortom, het gehele schaakorganisatorische leven is ingesteld op massa-beoefening. De leidende spelers genieten vele voordelen. Zij worden van staatswege gesalarieerd of voor training maandenlang vrijgesteld. Nog onlangs heeft onze nationale’ kampioene, mevr. Heemskerk, hierover treffende staaltjes medegedeeld.

Wat zegt Botwinnik over kampioenen?

Maar men kan dit alles nog sceptisch theorie noemen en blijven volhouden, dat Botwinnik een ongewoon begaafd speler is. Natuurlijk is hij zeer begaafd, maar… zeer vlijtig bovendien. Daarnaast weet deze denker zich gedragen door de sympathie van een geheel volk. Interessant is echter Botwinniks mening, dat de titel „wereldkampioen” geen „langdurig bezit” meer is, m.a.w. de tegenwoordige wereldkampioen huldigt de mening, dat hij op korte termijn zijn troon zal moeten afstaan. Is hij zo bescheiden? Heeft hij weinig zelfvertrouwen ? Neen, maar deze opvatting spruit voort uit Botwinniks kennis van het wezen der massa-cultuur. Het aantal „ongewone talenten” neemt van jaar tot jaar toe. Was in Groningen ’46 misschien nog van gelijkwaardigheid sprake, in Saltsjöbaden ’48 kwamen de Sowjet-spelers reeds aan de kop, terwijl het juist beëindigde candidatentournooi te Boedapest wel zeer grondig het bewijs der Sowjet-suprematie leverde. Gelijk aan de kop eindigden de Sowjet-spelers Boleslavsky en Bronstein. De derde plaats was voor Smyslov.

Euwe kreeg geen vrij

Kentekenend voor deze wedstrijd is bijv., dat dr Euwe, nog steeds een der leidende grootmeesters in de wereld, niet kon medespelen, omdat hij van de gemeente Amsterdam… geen vrij kon krijgen. Reshevsky, de Amerikaanse kampioen, kreeg… geen visum van Amerika. De Sowjet-spelers daarentegen hadden hun training vooraf, een basis van sociale omstandigheden, die topprestaties mogelijk maakt, er de voorwaarden voor schept.

Men heeft in enkele kranten deze feiten als „ongelijke concurrentie” betiteld. Voor de individuele deelnemers mag dit misschien zo geleken hebben, voor wie verder denkt is het duidelijk, dat een socialistische maatschappij de beste cultuur-vertegenwoordigers alle hulpmiddelen biedt, die zij kan geven. De Westerse wereld is te druk met atoombommen bezig dan dat zij zich om haar denkers en kunstenaars veel kan bekommeren.

In 1951 om de wereldtitel

Dit candidaten-tournooi betekent tevens, dat het wereldkampioenschap een Sowjet-Russische aangelegenheid geworden is. Boleslavsky en Bronstein zullen een tweekamp spelen. De winnaar speelt in 1951 om de wereldtitel met Botwinnik. Zal er nooit meer een „Westerse” wereldkampioen zijn? Misschien wel. De talentvolle Reshevsky, de sterke Fine, de wetenschappelijk geschoolde dr Euwe, zij allen kunnen, evenals misschien Najdorf of Stahlberg, het hoogste bereiken, „kunnen”, op grond van hun individuele begaafdheid, maar „zullen”, neen. Het aantal talenten in de Socialistische wereld houdt gelijke tred met de nimmer stokkende vooruitgang in de Socialistische wereld. Deze Socialistische wereld breidt zich uit, de „Westerse” wordt kleiner en onbewoonbaarder. De massa’s in de Socialistische landen scheppen hun talenten; de individueel begaafden in het Westen strijden een wanhopige strijd tegen verstikkende omstandigheden en onbegrip bij de atoom-geïnfecteerde leiders. B. J. W.

Uit: De Waarheid, 11 juli 1950

Geboorte van Max in 1950

In december 1950 wordt in Amsterdam een zoon geboren en hij wordt Max genoemd, naar de wereldkampioenschap schaken Max Euwe. In De Waarheid werd het volgende bericht geplaatst:

Geen grotere tegenstelling

Als we het milieu vergelijken waarin Jolande  werd geboren  met die van generatiegenoten Hans Böhm (1950) en Jan Timman (1951) dan is er nauwelijks een grotere tegenstelling  denkbaar.

Jolande leerde op jonge leeftijd schaken van haar vader. In tegenstelling tot haar broertje Max had zij geen interesse in dit vervelende spelletje. Zij groeide op in een zeer arm communistisch gezin waar vaak de eindjes aan elkaar geknoopt moesten worden. Maar ze waren tevreden met weinig.

Hans Böhm leerde op vijfjarige leeftijd schaken van zijn vader en zijn moeder. Zijn vader Piet was zanger en zangpedagoog en zijn moeder (Antoinette van Meurs) gaf pianoles en was onder andere secretaresse van Professor Jan Tinbergen, ook Nobelprijswinnaar. Zijn ouders waren aanhangers van de Soefi-beweging. De jeugdjaren van Hans stonden in het teken van muziek, sporten en natuurlijk ook schaken.

Jan Timman leerde thuis schaken rond zijn zesde jaar van zijn vader en broers, aanvankelijk vond hij dammen leuker. Zijn vader Reinier was hoogleraar wiskunde aan de TU Delft. Zijn moeder (Anna Petronella de Leeuw) had ook wiskunde gestudeerd en had zelfs nog wiskundeles gehad van Prof. dr. Max Euwe. De jeugdjaren van Jan, in een academische omgeving,  stonden volledig in het teken van het schaakspel.

Voor alle drie geldt dat ze zelf een levenspad hebben uitgestippeld dat hen zeer veel heeft gebracht en nog brengt. Alle drie werden ze BN’er. Zowel Hans als Jan hebben Berry goed gekend.

Wordt vervolgd.

11 Reacties

  1. Avatar
    Johan Hut 30 april 2018

    In diverse bronnen heb ik nooit iets anders gelezen dan dat Fine er in 1948 zelf voor koos niet meer naar Europa terug te keren en dus niet deel te nemen aan het WK-toernooi. Dat het niet mocht van de Amerikaanse schaakbond, heb ik nog nooit ergens gelezen.

  2. Avatar
    Koorevaar 30 april 2018

     

    @Johan

     

    Misschien een kwestie van interpretatie?

     

    Fine trok zich op het allerlaatste moment zelf terug omdat de Amerikaanse bond niet achter hem stond! De houding van zijn bond was een klap in zijn gezicht.

     

    Zie b.v. de biografie van AM over Euwe.

     

  3. Avatar
    wimw 30 april 2018

    In het toernooiboek schrijft Euwe dat de Amerikaanse bond hun kampioen Reshevsky wilde afvaardigen en de nummer twee Kashdan of de voorganger van Reshevsky Denker. Dit ageren zal Fine misschien hebben ontstemd en een der gronden zijn waarom hij van deelneming aan het wereldkampioenschap ten slotte afzag.

    Een uitspraak van Fine zelf staat in het augustus nummer uit 2004 van Chess Life: GM Larry Evans gave his recollection that “Fine told me he didn’t want to waste three months of his life watching Russians throw games to each other. Fine was bang voor hetzelfde soort van combine van de Russen, waar Fisher in het kandidatentoernooi van 1962 op Curacao tegenaan liep.     Fine had ook voorgesteld in de Verenigde Staten te spelen, maar de bond steunde dat niet.

    Fine’s 1951 written statement on the matter in his book The World’s Greatest Chess Games was: Unfortunately for the Western masters the Soviet political organization was stronger than that of the West. The U.S. Chess Federation was a meaningless paper organization, generally antagonistic to the needs of its masters. The Dutch Chess Federation did not choose to act. The FIDE was impotent. The result was a rescheduling of the tournament for the following year, with the vital difference that now half was to be played in Holland, half in the U.S.S.R. Dissatisfied with this arrangement and the general tenor of the event, I withdrew.

     

  4. Avatar
    Frits Fritschy 30 april 2018

    Pfoe, die kende ik nog niet: “schakers met een marxistisch-leninistische stijl en schakers met een decadente Westerse stijl”. Lijkt toch wel erg op Aljechins betoog dat Joodse schakers (uitzondering: Botwinnik) een defensieve stijl hadden en niet-Joodse schakers een aanvallende stijl (uitzondering: Euwe!). (Vraag me niet om een bron; het komt uit de anti-Joodse geschriften van Aljechin uit WO2, maar ik heb dat ergens uit de tweede hand.)

    Overigens vermoed ik dat Donner in werkelijkheid een ‘decadente, marxistisch-leninistische stijl’ had.

    • Avatar
      Eric 01 mei 2018

      Die anti-Joodse geschriften van Aljechin zijn onder meer te vinden in het boek A. Alekhine: Agony of a Chess Genius van Pablo Moran.

      Aljechin heeft zelf tot zijn dood ontkent dat hij de geschriften in die vorm geschreven had. Dat wordt meestal niet geloofd, omdat Aljechin wel naar die artikelen heeft verwezen in een interview met een Spaanse krant. De vraag is of er nog manuscripten zijn bewaard gebleven die dit kunnen bewijzen dan wel ontkrachten. Ik meen ooit ergens gelezen te hebben dat die die manuscripten, als ze nog bestaan, volgens de Franse wet niet vrijgegeven mochten wordt tot 60 jaar na het overlijden. Die periode is vorig jaar verstreken, maar ik heb nog nergens gelezen of die manuscripten nu wel of niet boven water zijn gekomen.

      • Avatar
        Frits Fritschy 02 mei 2018

        Ik denk dat ik het specifieke verhaal over Joodse schaakstijl heb uit de ‘Praatschaak’-boekjes van de schaakjournalist Evert Straat (jaren ’50-’60). Maar die zitten nog in een verhuisdoos.

  5. Avatar
    Koorevaar 01 mei 2018

    @ Wimw

    Ik weet onvoldoende van de situatie uit die tijd. Het statement van Evans (waar hij Fischer erbij haalt) lijkt mij een beetje redeneren by hindsight. In de periode 1947/48 heb ik dit argument (nog) niet aangetroffen? Het was toen een ingewikkelde situatie vond ik. In Amerika boterde het niet helemaal tussen Fine en de Amerikaanse bond en tussen Fine en enkele Amerikaanse topspelers. Er was iets vervelends voorgevallen bij het Amerikaanse Kampioenschap van 1946, maar het fijne weet ik daar niet van. Fine zou daar geen positieve rol bij hebben gespeeld? En dit zou mede een van de redenen zijn geweest waarom de bond hem niet meer wilde steunen?

    De Amerikaanse bond stelde niet veel voor (zie ook stukje van Euwe). In Amerika was er weinig aandacht voor schaken na de oorlog. En dat merkte Fine ook.

    Rond de organisatie van het eerste WK na de oorlog veranderde steeds alles (plaats, tijd etc.) mede door de grote invloed die de Sovjets kregen. Fine kon in die periode zijn doctorstitel in de Psychologie halen en kwam voor keuzes te staan. Hij koos voor de Psychologie en trok zich al snel terug uit het internationale topschaak. Ook Boedapest 1950 liet hij aan zich voorbij gaan.

     

     

     

     

     

     

  6. Avatar
    wimw 01 mei 2018

    @koorevaar  Dat klinkt plausibel, dat het tussen Fine en de Amerikaanse bond niet boterde. En Fine moest kiezen tussen het afstuderen in de psychologie en een wereldkampioenschap dat steeds uitgesteld werd, waardoor hij maanden voor niets met schaken bezig kon zijn i.p.v. afstuderen.

  7. Avatar
    wimw 01 mei 2018

    @ Frits  Begin jaren zestig was de vriendengroep rond Donner en Mulisch erg gecharmeerd van het Cuba van Fidel Castro. Meer dan genoeg om het predicaat marxistisch-leninistische te krijgen, terwijl hun levensstijl in communistische ogen toch wel decadent was. Je typering is heel juist.

  8. Avatar
    wimw 02 mei 2018

    @Frits  Evert Straat schrijft inderdaad over deze reeks abjecte anti-Joodse artikelen in Praatschaak deel 1 in het hoofdstuk: Van zijn voetstuk gevallen. Hij schrijft dat hij in 1941 als gijzelaar in Buchenwald vernam dat Euwe tegen deze artikelen had geprotesteerd en dat het hen goed deed.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.