De bordenjongen die meneer Donner vergat

Jeroen van den Berg                                    (foto Tata Steel Chess Tournament)

We zijn vereerd met het feit dat Jeroen van den Berg, bekend als toernooidirecteur van diverse grote toernooien (waaronder het Tata Steel Chess Tournament), bereid is om af en toe één van zijn belevenissen, in zijn rijke geschiedenis bij toernooien, voor Schaaksite op te tekenen. Dat een toernooidirecteur de nodige dingen meemaakt, is een eufemisme, maar meestal blijven die binnenskamers. Daarom is het natuurlijk extra leuk als er een tipje van de sluier wordt opgelicht van dingen die achter de schermen gebeuren tijdens een groot toernooi. Dit is de tweede aflevering van een serie columns die hij voor Schaaksite gaat schrijven. 

 

Het is, zelfs voor ons schakers, een vreemde tijd. Toen de tweede golf zich in oktober aandiende, gingen veel schaakclubs weer dicht, nadat zij kort daarvoor – met de beste intenties – juist voorzichtig hun deuren weer hadden geopend. Schaken en corona, het gaat op zichzelf wel samen, want online-schaken is een fraai alternatief. Schaakvrienden treffen elkaar in toernooivorm via – bijvoorbeeld –  de toernooiarena, en hebben ondertussen hun zoom/whatsapp aan staan om zodoende onderling contact te houden over alle prestaties in teamverband. Niet iedereen kent deze vorm van ontspanning ten tijde van de pandemie.

Toch speel ik zelf liever achter een bord met echte stukken, in een goed gevulde speelzaal met na afloop een gezellige nazit. Nu dat voorlopig niet kan, begin ik weleens te mijmeren. Dan denk ik bijvoorbeeld terug aan de tijd waarin al die prachtige technieken nog niet bestonden. Toen pers, publiek en commentatoren nog volledig afhankelijk waren van bordenjongens bij de grote toernooien.

Voor de jongere lezers onder ons: een bordenjongen was in vroegere tijden iemand die de zetten op grote demonstratieborden bijhield voor publiek. Elektronische borden en internet bestonden nog niet. Begin jaren tachtig was ik zelf bordenjongen bij enkele grote toernooien in Nederland. Zo’n toernooi was in zekere zin voor alle in- en externe communicatie volledig afhankelijk van de bordenjongens. Immers, zij voorzagen pers, arbiters en publiek van de meest essentiële informatie: de zetten.

Jan Hein Donner

De leukste herinneringen bewaar ik aan mijn team tijdens de Hoogovenstoernooien. Maar de meest persoonlijke en bijzondere herinnering, stamt van het NK-schaken in Hilversum, in de AVRO-studio. Ik maakte toen mijn debuut als bordenjongen. We werden destijds in ploegen ingedeeld: ofwel je was permanent in de speelzaal om daar alle gespeelde zetten te noteren en tevens voor het publiek bij te houden; ofwel je was permanent in de perskamer om alles daar te coördineren en de inbellende journalisten te woord te staan over de actuele stellingen; ofwel je was verantwoordelijk voor het doorgeven van de zetten aan de commentator van de dag.

Op de dag dat de legendarische Jan-Hein Donner commentaar gaf, was ik op eigen verzoek degene die de zetten naar het commentaar zou brengen. Ik was als jonge, ambitieuze schaker altijd fan geweest van Donner en las zijn verhalen in de Volkskrant en andere uitgaven erg graag. Zodoende had ik als bordenjongen het genoegen om hem voor de eerste (en naar later zou blijken enige) keer de hand te schudden. Opvallend: hij maakte een buitengewoon vriendelijke indruk bij de kennismaking (en dat was hij in zijn stukken lang niet altijd), terwijl hij het ambt bordenjongen zeer bleek te respecteren: “Ik zal vandaag volledig afhankelijk zijn van jou en weet welke zware taak het is om de partijen, vooral in tijdnood, bij te houden. Succes daarmee!”

Nadat ik in rap tempo de openingszetten in alle zes partijen aan Donner had doorgegeven (het was van de pers- en speelzaal nog een flink stuk lopen naar de bedrijfskantine, waar het commentaar werd gegeven), besloot ik na twee uur even te gaan vluggeren met een andere bordenjongen in de perskamer. Want als schakers eenmaal gingen denken (in die tijd was het speeltempo 40 zetten in 2,5 uur p.p., zonder increment), duurde het doorgaans vrij lang voordat er nieuwe zetten werden gespeeld. Enfin, ik belandde in een spannende, min of meer gelijk opgaande vluggermatch en vergat de tijd en mijn bestaan als bordenjongen volledig. Keer op keer zetten wij de stukken weer op voor een nieuwe partij, totdat Jenny Withuis (toentertijd de moeder overste in alle Nederlandse perskamers) mij vriendelijk doch ook wel streng de vraag stelde: “Zeg Jeroen, zou jij vandaag niet de zetten naar het commentaar brengen?”

De schrik sloeg mij om het lijf: ik was het volledig vergeten! Vol schuldbesef rende ik naar de speelzaal om de laatste zetten op te halen en meteen zag ik dat er ongelooflijk veel was gebeurd; in één van de partijen was zelfs een stuk geofferd. De commentaarzaal wist van niets…

Ik besloot, voor mezelf, om zo rustig mogelijk te blijven en niet te duiken. Met de staart tussen de benen liep ik de trap op naar de kantine en toen ik de deuren opende, bulderde de gehele zaal het uit van het lachen. Ik wist meteen dat het over mij ging. Met een weinig vaste hand schreef ik de zetten op het papiertje dat daarvoor aan de demonstratieborden voor het aanwezige publiek was bevestigd. Donner zei niets en las de zetten hardop mee, hij spaarde mij kennelijk. Het enige wat ik hem door de microfoon hoorde zeggen, was dit: “O, hij heeft toch op c3 geruild”. Verder niets, geen enkele boosheid of verontwaardiging over het uitblijven van nieuwe zetten gedurende lange tijd.

Vanaf dat moment heb ik non-stop tussen speelzaal en commentaarzaal gerend. Ik liep geen moment meer achter met zetten en stopte er pas mee toen Donner het publiek bedankte en zei dat het commentaar was afgelopen. Toen ik hem later wat zag eten, liep ik op hem af. “Meneer Donner”, stamelde ik, “het spijt me zeer dat ik u enige tijd in de steek heb gelaten. Ik was aan het snelschaken en de tijd vergeten.” (ik besloot om eerlijk te zijn, dat is bij eigen falen immers het beste).

“Ach nee, jongen, dat is helemaal niet nodig,” antwoordde hij vriendelijk. “Ik wil jou juist hartelijk danken voor de plezierige samenwerking. Het liep uitstekend en het was een mooie ronde vandaag.” Niet lang daarna werd Donner getroffen door een hersenbloeding en werd hij opgenomen in een verpleegtehuis.

Ik was, natuurlijk, nieuwsgierig naar wat er in de zaal was gebeurd toen ik had verzuimd, en van een aanwezige vriend kreeg ik daarover uitleg: Donner was wel degelijk aan het wachten op nieuwe zetten en gebruikte de tijd voor het vertellen van enkele anekdotes. Toen deze waren verteld, begon hij een verhaal hoe zeer mensen afhankelijk kunnen zijn van hun ‘hulpje’. Hij ging heel ver terug in de geschiedenis en kwam met diverse voorbeelden waarin de grootste filosofen, wereldleiders, politici en nog veel meer belangrijke mensen volledig afhankelijk waren van hun ‘hulpje’. Ergens tijdens deze beschouwingen, en het uitblijven van informatie over de gespeelde zetten, vertelde Donner over zijn afhankelijkheid van zijn eigen ‘hulpje’, en juist op dat moment kwam ik binnen hetgeen het gelach in de commentaarzaal verklaarde.

Het geeft tevens aan hoe afhankelijk alle geledingen in een toernooiorganisatie waren van bordenjongens. Ergens aan het einde van de jaren tachtig heb ik daarom met twee bevriende bordenjongens (wij vormden gezamenlijk de persdienst van het Hoogovens schaaktoernooi) de vakbond IBBA opgericht (International Board Boys Association), die zich inzette voor betere arbeidsvoorwaarden voor bordenjongens. Het was ongeveer in dezelfde periode als de totstandkoming van de GMA (Grand Masters Association), die hetzelfde nastreefde voor alle professionele schakers.

Maar daarover een andere keer wellicht meer.

 

2 Reacties

  1. Avatar
    bakstra 03 november 2020

    Ik heb vanaf 1965 tot 1969 de borden bijgehouden op het IBM-toernooi. Toen voor het late journaal het eind van Botwinnik’s partij (de winnaar natuurlijk) “nagedaan” werd, mocht ik het bord bedienen. Helaas vonden mijn ouders dat te laat voor mij, zodat ik mezelf niet op tv heb kunnen zien

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.