In de schijnwerpers: Edwin van Haastert

Foto: Frans Peeters

We spraken met Edwin van Haastert over zijn schaak­carrière. Hij werd recent gedeeld eerste bij het Europese Senior Chess Championship 50+. U kent Edwin vast ook als de commerciële man bij New In Chess.

Wanneer ben je begonnen met schaken en wie heeft het je geleerd?

Dat is al een tijd geleden. Ik heb het op mijn twaalfde geleerd. Ik was op school en moest altijd overblijven tussen de middag. Ik deed dan mee aan een damcompetitie. Maar je kon daar ook schaken. Dat vond ik wel interessant. Dus keek ik eens hoe dat ging. Toen zag ik de beweging van de stukken. Tijdens een carnavalsdag kon je op school ook spelletjes doen. Ik ging een potje schaken tegen iemand, maar ik kon er natuurlijk helemaal niks van. En toen stond Gert-Michiel De Niet te kijken. Die begon te lachen en hij zei:

“Nou als je echt wilt leren schaken, moet je maar een keer langskomen!”

Vervolgens stond ik een week later bij deze buurtgenoot voor de deur. Hij heeft me helemaal door het boek ‘Jeugdschaak’ heen geholpen. Volgens mij was dat destijds een soort voorloper van de Stappenmethode. Op mijn dertiende werd ik lid van een club, waar hij ook speelde. Dat was schaakvereniging Leiderdorp. Vervolgens is het balletje gaan rollen.

Dus je bent relatief laat begonnen?

Ja, zeker vergeleken met de huidige generaties die schaken, maar ook met vergeleken met mijn leeftijdsgenootjes van toen. Die schaakten al veel langer dan ik.

Heb je naast schaken nog andere sporten of hobby’s?

Ja, op dit moment zwem ik veel en ik doe wat aan hardlopen en fietsen. Lekker rustig aan als het mooi weer is. Maar ik zwem vooral graag. Vroeger heb ik ook aan waterpolo gedaan en toen ik nog jonger was deed ik ook aan judo. Dus ik heb altijd wel wat aan sport gedaan. Behalve een periode in mijn studententijd waarin ik ook flink wat kilootjes aankwam. Op een gegeven moment dacht ik dat het weer tijd werd om wat te gaan doen. Nu zwem ik regelmatig.

Naar welke muziek luister je graag?

Ik heb een vrij brede smaak. Meestal heb ik gewoon Radio 2 of zo op. Maar de muziek die ik echt leuk vind, is meer een beetje van mijn jeugd, van de alternatieve rock, zoals: Pearl Jam, Nirvana en Guns N’ Roses. Metallica, de rustigere nummers. Maar voor de rest vind ik ook de hedendaagse muziek wel leuk. Ik word soms ook geconfronteerd met de keuzes van mijn dochter. Die vraagt dan:

“Papa, wat vind je hiervan?”

Ik moet zeggen dat ik dat ook niet altijd slecht vind.

Heb je een favoriete auteur?

Ik lees voornamelijk schaakboeken. Toen ik nog veel boeken las, waren het vooral de openingsboeken van Parimarjan Negi. Die vond ik heel goed. Maar daarvoor las ik bijvoorbeeld boeken van Khalifman. Maar ik moet zeggen dat ik niet echt een favoriete auteur of zo heb.

Is er één boek dat je bijgebleven is?

Nou, een van mijn eerste schaakboeken was van John Nunn: ‘Beating the Sicilian’. Mijn ouders hadden vroeger een caravan op een park. We gingen altijd in het weekeinde naar de camping toe. Als het dan slecht weer was, zat ik binnen met mijn schaakbordje en speelde ik de partijen uit het boek na, tot soms wel tien keer dezelfde partij. Dat boek was opmerkelijk goed. Er zaten geen grote fouten in. Dat is me wel bijgebleven. Daarna las ik de series van Dvoretsky, daarmee ben ik opgegroeid.

Je hebt natuurlijk nu toegang tot een uitgebreide bibliotheek, mag ik aannemen?

Ik heb toegang tot alle digitale boeken die we bij New In Chess hebben. Uiteraard blader ik door de nieuwe boeken die binnenkomen in de webwinkel. Dus ik zie veel van wat er verschijnt.

Hoeveel tijd besteed je gemiddeld per week aan schaken?

Als ik mijn werk niet meetel, dus wat ik puur voor mezelf doe? Ik speel meestal wel een potje per week en af en toe een toernooi. Als ik tijd heb, doe ik in de avonduren nog wel één of twee uurtjes iets aan de opening, tactiek of middenspel. Ik probeer ook de huiswerkopgaven van Killer Chess Training te maken. Ik denk per week zoiets als 10 tot 14 uur. Dat varieert per week uiteraard.

Op welk moment kreeg je door dat je goed bent in schaken?

Toen ik begon bij de jeugd zat ik in de Leidse schaakbond. Die was destijds heel sterk met mensen als Machiel de Heer, die  won drie keer achter elkaar een jeugdkampioenschap met een 100% score tot en met twaalf en tot en met veertien.

In de oudere categorieën zaten spelers die elke keer die regionale kampioenschappen wonnen. Dus ik kwam er eigenlijk nooit tussen, totdat ik op mijn zestiende volgens mij een keertje gedeeld eerste werd met Machiel en Stefan van Blitterswijk. Dus mocht ik een beslissingsmatch spelen. Ondanks dat ik tweede werd in die beslissingsmatch, mocht ik toch naar het NK toe. Dat was toen in Nijmegen. Dus toen had ik zoiets van:

“Nou ja, ik kan het misschien toch wel een beetje!’

Foto: Frans Peeters

Vervolgens werd ik dat jaar ook Nederlands kampioen snelschaken in Wolvega. Het jaar daarop ook nog een keer. Daarna ook nog een keer Nederlands kampioen Rapid, volgens mij, tot en met twintig. Dat waren de enige Nederlandse titels bij de jeugd. Met gewoon schaken was ik overigens nog wel duidelijk een stuk minder dan die anderen.

Ik heb wel een paar keer mee kunnen doen aan een NK voor de jeugd. Daardoor kreeg ik het idee dat ik het wel een beetje kon. Wat overheerste was dat ik het leuk vond. Na mijn studie besloot ik om een jaartje te gaan schaken.

Mijn rating was circa 2350. In die tijd speelde ik een aantal toernooien en werkte parttime. Het gaf me de mogelijkheid om mijn tijd goed te verdelen. Ik nam vrij wanneer ik toernooien wilde spelen en werkte als ik geld wilde bijverdienen om bijvoorbeeld mijn huur te betalen. In dat jaar ben ik internationaal meester geworden. Dat was in 98/99.

Wat of wie heeft het meest bijgedragen aan je schaakontwikkeling en kun je er ook iets over vertellen?

Daar vraag je me wat. Omdat ik in de jeugd eigenlijk niet echt een talent was vergeleken met wie er allemaal om me heen liepen, heb ik eigenlijk heel veel zelf moeten doen. Naast de genoemde kampioenschappen bij de jeugd heb ik ook een paar gewone jeugd NK’s gespeeld. Maar daar speelde ik niet echt bijzonder. Ik scoorde zoiets als 50%. Maar ik werd wel een keer uitgenodigd voor de centrale jeugdtrainingen in Sint-Michels-Gestel. Daar was ik hartstikke trots op en ontzettend blij. Ik was toen al achttien of zo. Die trainingen waren tot en met twintig. Het ging door mijn hoofd:

“Nou, dat is mooi, daar zit ik er nu bij!”

Ik keek heel erg naar die trainingen uit. Ik kreeg training van Herman Grooten, de twee keer dat ik meedeed. Het heeft veel indruk op me achtergelaten. Een aantal dingen daarvan weet ik nog steeds, zelfs de thema’s die toen behandeld zijn.

De KNSB had toen opeens een soort verjonging bedacht. Ze vertelden me dat ik te oud was en selecteerden jongere spelers. Dus het ene moment zat ik er eindelijk bij en het andere moment weer niet. Kortom: eigenlijk heb ik vrijwel nooit training op niveau gehad en deed heel veel vooral zelf.

Ik woonde op kamers in Leiden en had een onderbuurman die ook schaakte. Hij deed het niet echt heel fanatiek. Maar hij vond vooral analyseren heel leuk. We analyseerden samen mijn partijen. Hij had hele creatieve ideeën. Destijds had je nog nauwelijks computers met een redelijk niveau. We zaten dan een paar uurtjes te analyseren onder het genot van een kop koffie en een glaasje wijn. Ik maakte veel aantekeningen en controleerde onze analyse met zo’n hele slechte computer en keek of we geen blunders hadden gemaakt. Daar leerde ik wel veel van. Ook op andere manieren spelen. Daar heb ik wel veel van opgestoken, maar uiteindelijk was het vooral zelf werken.

Wat bedoel je met ‘op andere manieren spelen’?

Nou, mijn analysemaatje was heel dynamisch. Hij speelde nauwelijks openingstheorie en hij was een groot fan van Michael Basman. Die opende bijvoorbeeld met 1. … a6. Koning in het centrum laten en op de vleugel spelen. Het is allemaal heel anders dan wat ik ooit heb geleerd. Ik ging het ook af en toe toepassen in toernooien. Het was toch nog een best succesvolle weg in die tijd.

Wat was je beste resultaat tot nu toe?

Mijn beste resultaat? Ik heb een aantal jaren geleden (2016) in de KNSB-competitie een grootmeesternorm gehaald. Dat is waarschijnlijk mijn beste resultaat als je dat bekijkt over meerdere partijen. Echt één partij kan ik er niet uithalen. Of toch? In die competitie won ik van Wouter Spoelman. Dat was een goede partij.

Heb je een mooie partij voor de lezers?

Daar moet ik eens over nadenken. Ik kan me nog wel een partij herinneren, die vergeet ik niet zo snel, maar dat was ook de situatie waarin ik zat. Ik speelde een IM-toernooi in Leuven en was een van de spelers die uitgenodigd werd om een norm te halen. Er deden ook heel veel Belgen mee met een rating van circa 2300. Ook die gingen voor een norm. Ik zou wel van ze moeten winnen om een norm te behalen. Ik begon dat toernooi tegen twee van die Belgische spelers en verloor beide partijen. Het ging door mijn hoofd:

“Oké, dit toernooi is voorbij, jammer.”

In de derde ronde speelde ik tegen Gerhard Schebler, een Duitse grootmeester. Die partij werd remise. De vierde ronde moest ik tegen de Zweed Ralf Akesson. Dat was ook een grootmeester. Ik had zwart. Dus stelde ik me er helemaal niks van voor. Het werd een Grünfeld. Ik herinner me dat ik ergens in het middenspel iets van zes of zeven zetten achter elkaar deed waarbij ik iets aanviel of dreigde. Ik drong hem steeds verder terug en opeens was het afgelopen. Dus ik won in ruim dertig zetten met zwart van die gast. Zijn reactie na afloop was zoiets van:

“Je hebt goed gespeeld. Maar hoe kan dat nou? Want je hebt tot nu toe helemaal niets laten zien?”

Het was een van mijn beste partijen, zoals ik het nu inschat.

Hoe zou je jouw schaakstijl karakteriseren?

Ik ben strategisch vrij degelijk. Op zich vind ik het leuk om dynamisch te spelen en aan te vallen. Ik speel tamelijk scherpe varianten, maar wel positioneel verantwoord en zal nooit zo snel alle schepen achter me verbranden. Dus hou ik er niet van om positioneel hele lelijke zetten te doen. Maar ik overdrijf dat positionele niet en speel redelijk dynamisch en aanvallend.

Je bent onlangs gedeeld eerste geworden bij het Europese Senior Chess Championship boven de vijftig. Kun je iets meer vertellen over je ervaringen daar?

Ja, het was de eerste keer dat ik aan zo’n individueel seniorentoernooi heb meegedaan. Het was een aparte ervaring. Opeens ben ik een van de jongsten. Sorry, ik was de jongste. Dat is een raar gevoel. Ik had daarvoor al een keer meegedaan in een teamkampioenschap. Het beviel me goed. Dus vandaar dat ik besloot om eens te kijken hoe het is met een individueel kampioenschap.

Ik was er samen met een andere clubgenoot. We hadden een vast ritme. Elke ochtend eerst ontbijten en daarna een stuk wandelen. Vervolgens kort voorbereiden, dan lunchen en nog even kort wat voorbereiden. Vervolgens speelden we onze partij en na afloop zaten we op het terras nog even de partij te analyseren en dan eten. Of als we heel laat klaar waren eerst eten en dan naar het terras. We zaten in een redelijk vast ritme. Zoiets bevalt me altijd wel. Dan gaat zo’n toernooi snel voorbij. Je kunt jezelf goed concentreren op de partijen.

Het toernooi verliep een beetje opmerkelijk. Ik was als eerste geplaatst op rating en ik moest de eerste ronde tegen een Engelsman met een rating van circa 1900. Ik speelde een modelpartij en ik was bezig hem helemaal weg te spelen. Ik stond twee pionnen voor en het was helemaal klaar volgens mij. Het was rond de veertigste zet. Ik had ook helemaal geen tijdnood en speelde een zet, stond op en liep rond en was me van geen kwaad bewust. Het ging door mijn hoofd:

“Deze partij is over een paar zetten afgelopen!”

Dat laatste klopte ook wel. (lacht hartelijk) Het was namelijk over één zet afgelopen, maar ik was degene die direct kon opgeven. Want met mijn laatste had ik iets totaal over het hoofd gezien. Mijn tegenstander zag het wel. Nadat ik terugkeerde achter het bord, zag ik opeens een dame op een plek staan waar ik hem totaal niet had verwacht en dacht:

“Hè, wat is dat nou? Die had ik helemaal niet gezien!”

Ik keek nog een keer en kon dus meteen opgeven. Het was heel opmerkelijk. Jacob Aagaard heeft een nieuwe rubriek in het New In Chess Magazine. Toen ik terugkwam was het eerste wat hij zei:

“Deze komt in de rubriek!”

Het ging door mee heen:

“Oh mijn god!”

Is hij in de rubriek gekomen?

Hij is in de rubriek gekomen, ja. Het was een valse start. Dus ik begon meteen met nul uit één en kreeg wat reacties van het thuisfront. Op zich had ik ook tegen mezelf gezegd dat ik die partij gewoon goed had gespeeld. Je moet alleen wel scherp blijven. Dus er veranderde voor mij niet zoveel en ik ben ook helemaal niet bij de pakken neer gaan zitten. Het was meer van:

“We beginnen gewoon opnieuw en we zien het wel.”

Want op zich moest ik tegen iedereen die daar speelde, kunnen winnen. Ik was tenslotte op papier de sterkste speler. Daarna ging het redelijk goed en won vervolgens twee partijen. Toen had ik wel geluk. Ik moest tegen iemand met 2100, waarvan ik dus normaal wel zou willen winnen. Alleen die kwam niet opdagen. Op dat moment stond ik er nog niet bij stil en dacht:

“Oké, prima, die gast komt niet opdagen, dus ik heb een reglementair punt en we gaan verder.”

Alleen de tiebreakregels zijn heel gunstig in zo’n geval. Dat wist ik niet, maar als je tegenstander niet op komt dagen en vervolgens het toernooi niet meer uitspeelt, dan krijg je als Buchholz je eigen score. Dat was gunstig, want iemand van rond de 2100 haalt normaal gesproken iets van vijftig procent. Zelf behaalde ik uiteindelijk zeven uit negen. Dus in plaats van 4,5 punt, kreeg ik zeven punten als Buchholz. Dat is een flink verschil. Het pakte in mijn voordeel uit. Vervolgens speelde ik nog remise tegen de twee andere spelers die uiteindelijk ook gedeeld eerste werden. De rest van mijn partijen won ik. Het waren allemaal redelijk goede partijen. Ik was nooit in gevaar. Sommigen gingen wat makkelijker dan anderen. Uiteindelijk eindigde ik op de gedeelde eerste plaats met twee andere spelers. Alleen in het onderlinge duel van die twee andere spelers had GM Mikheil Kekelidze gewonnen van GM Martin Mrva waardoor Kekelidze eerste werd, ik tweede en Mrva derde. U vindt hier de complete uitslag van het toernooi. 

Wat vind je het leukste aspect aan schaken?

Ja, ik vind vooral het sociale aspect heel prettig. Ik hou er van om in teamwedstrijden te spelen. Ik vind het fijn om bijvoorbeeld in één van de kroeglopers­toernooitjes te spelen. Daar speel je in tweetallen. Dat doe ik dus vaak, bijvoorbeeld in Delft. Het is veel leuker dan een individueel rapidtoernooi.

Waar ik ook naar uitkijk zijn de KNSB-wedstrijden. Daar leef ik graag naar toe. We hebben bij LSG altijd twee weken van tevoren een soort voorbespreking. We nemen daar de opstelling door en drinken na afloop een biertje en spelen spelletjes voor de gezelligheid. Je bereidt jezelf voor op de tegenstanders. Op de wedstrijd­dag zelf speel je de wedstrijd met elkaar en na afloop ga je samen uit eten. Het is gewoon een hele gezellige dag.

Ik ben nog steeds behoorlijk fanatiek en wil natuurlijk altijd wel winnen. Ik vind het ook leuk om thuis eraan te werken. Dus wat ik al eerder zei, als ik een uurtje tijd heb, bekijk ik nog wat openingen. Of als ik in het weekeind tijd heb, oefen ik wat tactiek. Nu ben ik bijvoorbeeld bezig het boek met toreneindspelen van Sam Shankland door te werken. Dat vind ik interessant.

Kortom, voor mij is het sociale aspect van schaken belangrijk. Spelen in een team of gewoon de gezelligheid op de club. Dat je na afloop samen met je tegenstander wat gaat drinken. Alles er omheen.

Personalia

  • Naam: Edwin van Haastert
  • FIDE-rating: 2408
  • Internationaal meester
  • Woonplaats: Zoeterwoude
  • Geboortedatum: 12 augustus 1974
  • Zie ook Wikipedia

Over Michel Hoetmer

Michel schaakt al sinds begin jaren '70. Hij speelde bij schaakclub Utrecht (2e klasse KNSB) en hij was destijds ook redacteur van het clubblad. Tegenwoordig is hij lid van sv Pegasus in Amstelveen. In het dagelijks leven was hij verkooptrainer (www.salesquest.nl) en publiceerde diverse boeken en artikelen over verkopen en marketing. Hij is gediplomeerd schaaktrainer (2).

1 Reactie

  1. Avatar
    Co Buysman 23 februari 2025

    Mooie rubriek, ‘In de schijnwerpers’. Met veel plezier heb ik het verhaal over Edwin van Haastert gelezen. In 2007 vierde Hoorn het feit dat het 650 jaar stadsrechten had en dat jubileum was voor HSV De Eenhoorn aanleiding om de organisatie van de slotdag van het KNSB-bekertoernooi aan te vragen. Op zaterdag 19 mei stonden in cultureel centrum De Huesmolen de halvefinalewedstrijden HMC/Calder – Paul Keres (uitslag 3-1) en LSG – Share Dimension (2½-1½) op het programma. Om de toeschouwers wat te bieden werd voor hen in een andere zaal een rapidtoernooi gehouden, met De Eenhoorn-speler Mark van Ojik als wedstrijdleider. De partij Joost Wempe (Share Dimension) – Edwin van Haastert (LSG) was afgelopen in de pauze tussen de vierde en vijfde ronde en de twee gingen in de rapidzaal analyseren. Na een kwartier vroeg Mark van Ojik aan de twintig rapidschakers om hun toernooi voort te zetten, waarop Edwin van Haastert vriendelijk vroeg: ,,Hebben jullie geen last van ons?” Een gentleman.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.