Schaakhistorie

Top-40 Nederlandse schakers. 35: Hoan Liong Tan

Hij kwam plotseling op, werd in 1961 Nederlands kampioen en verdween toen weer. Zo wordt in de Nederlandse schaakgeschiedenis Hoan Liong Tan herinnerd. Ik voeg er een paar jaar aan toe.

Hoan Liong Tan met zijn nationale kampioenstrofee in 1961. Foto: Nationaal archief.

Tan werd op 20 augustus 1938 geboren in Indonesië. In 1956 kwam hij met zijn ouders naar Nederland, Amsterdam, waar hij zijn middelbare school afmaakte en verzekeringswiskunde ging studeren. In 1958 debuteerde hij met VAS in de hoofdklasse. In het seizoen 1960-61 zakte hij af naar het eerste bord van het tweede team, dat het huzarenstukje uithaalde als enige reserveteam in de geschiedenis kampioen van Nederland te worden.

Een enorme prestatie behaalde Tan op de Olympiade van 1960 in Leipzig. In het team van Indonesië won hij de individuele gouden medaille aan het vierde bord, met een score van 16,5 uit 20.

Voor het Nederlands kampioenschap van 1961 had Tan zich met de hakken over de sloot geplaatst. Al in de eerste ronde zorgde hij echter voor een enorme sensatie door Hein Donner te verslaan, de kampioen van de voorgaande drie edities. Hij stond zijn voorsprong niet meer af en werd kampioen met anderhalf punt voorsprong op de nummers twee. Het was het zwakste NK sinds jaren, Euwe, Bouwmeester, Van Scheltinga, Prins, Kramer en Cortlever waren afwezig. Dat deed weinig af aan de sensatie: Hoan Liong Tan had Donner onttroond. Door zijn tijdgenoten werd hij omschreven als ondoorgrondelijk en vindingrijk. Nederland had er opeens een zeldzaam talent bij gekregen.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 36: Haije Kramer

Tot in de jaren zestig was het voor een schaker van buiten de Randstad moeilijk door te dringen tot de Nederlandse top. Haije Kramer was een uitzondering, hij slaagde er uitstekend in.

Haije Kramer tegen Max Euwe, de man tegen wie in die tijd geen Nederlander op kon

De Fries werd geboren op 24 november 1917. Hij leerde pas schaken op z’n vijftiende, maar werd ruim een jaar later al kampioen van Friesland! Misschien zegt dat ook iets over Friesland. Maar het bleef snel gaan. Vlak voor de oorlog richtte de Friese schaakpromotor Waling Dijkstra het Kramer-comité op, vergelijkbaar met het Euwe-comité. Het organiseerde matches tegen nationale topspelers. Daaronder een match in 1940 tegen Euwe, waarin Kramer een partij won, drie verloor en vier remise speelde. Zover kwam niemand in die tijd, maar een jaar later won Euwe de tweede match met 7-1.

Achter Euwe

Van 1942 tot 1957 nam Kramer aan alle zeven Nederlandse kampioenschappen deel en in 1969 nog een keer. Zijn beste prestatie was een tweede plaats in het kandidatentoernooi van 1948, waarvan de winnaar Euwe mocht uitdagen. In die periode zou ik hem met Prins, Van Scheltinga, Cortlever en later Donner tot de sterkste schakers achter Euwe rekenen. Hij gold van die spelers als de theoretisch best onderlegde, mede door zijn medewerking aan de Losbladige Schaakberichten, een soort Informator avant la lettre. In die tijd boekte Kramer ook zijn grootste internationale successen. In 1949 won hij een toernooi met veertien deelnemers in Vimperk (Tsjecho-Slowakije) en in 1954 scoorde hij in het zonetoernooi in München 11,5 uit 19, wat hem de meestertitel opleverde. Van 1950 tot en met 1962 vertegenwoordigde hij Nederland op alle zeven de Olympiades. Hij scoorde vijftig procent en won in 1958 een bronzen bordmedaille.

Lees meer >

Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 15: Mikhail Botwinnik

 

Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het mij gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin de schaak­geschiedenis voor het voetlicht wordt gebracht. In de vorige aflevering hebben we het gehad over Max Euwe (1901-1981), de enige Nederlander die ooit wereldkampioen schaken werd. In deze nieuwe aflevering zullen we het hebben over Mikhail Botwinnik (1911 – 1995).

 

Nadat Euwe in 1935 de titel had veroverd op Aljechin moest hij twee jaar later in de revanchematch de eer aan zijn tegenstander laten. Toen Aljechin in 1946 stierf was hij nog altijd de regerend wereldkampioen. Dat betekende dat de titel vacant was en terecht kwam bij de man die hem nog in 1935 verslagen had.

 

Maar Euwe was een gentleman, hij wilde niet op deze manier gekroond worden en hij stelde voor om de titel ter beschikking te stellen aan de Fide, de wereldschaakbond, die in 1924 was opgericht. Deze bond besloot om vlak na de tweede wereldoorlog een zeer sterk bezet internationaal toernooi te houden met de wereldtitel als inzet.

Mikhail Botwinnik (foto bron onbekend)

Dat evenement kwam er in 1948 waarbij er voor de eerste helft in Den Haag en voor de tweede helft in Moskou werd gespeeld. Uitgenodigd werden Reshevsky, Botwinnik, Keres, Smyslov, Euwe en Fine. Laatstgenoemde bedankte echter omdat hij geen vergoeding van de Amerikaanse schaakbond kreeg.

 

Na harde strijd eindigde Mikhail Botwinnik (1911 – 1995) bovenaan en werd hij tot wereldkampioen uitgeroepen. Met deze wereldtitel luidde hij tevens het begin in van de jarenlange overheersing van de Sovjet-Unie. Het spel van Botwinnik wordt gekenmerkt door zijn fijnzinnige positionele gevoel dat gepaard ging aan een technisch bijna perfecte eindspelbehandeling. Een voorbeeld hiervan zien we terug in de volgende partij.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 37: Daniël Noteboom

Er komen op deze lijst grote schakers voor die nooit Nederlands kampioen werden, omdat Euwe dat in hun tijd altijd werd. Daniël Noteboom behoort daar niet toe, hij nam namelijk nooit aan het Nederlands kampioenschap deel. Toch gold hij als een potentiële wereldtopper.

 

Daniël Noteboom werd op 26 februari 1910 geboren in Noordwijk. Op zijn vijftiende werd hij lid van het Leidsch Schaakgenootschap, maar dat ging niet zomaar. Philidor Leiden was de club voor arbeiders en studenten, LSG de club voor deftige heren. Noteboom werd omschreven als een ‘baardloze knaap in korte broek’. Toch werd hij toegelaten en hij werd al snel clubkampioen en speler van het eerste team. LSG speelde niet in de hoofdklasse, daarom stapte hij over naar NSRV (Rotterdam).

Noteboom werd nog niet uitgenodigd voor het Nederlands kampioenschap. Wel won hij in september 1930 een achtkamp in Den Haag voor graaf Johannes van den Bosch en Salo Landau. Zij golden als grote mannen achter Euwe, dus de jongeman klopte hiermee aan de poort van de Nederlandse top. Meer succes had hij internationaal, met een toernooiwinst in Nice (1930) en vele goede resultaten in Engeland. Noteboom stopte tijdelijk met zijn scheikundestudie en woonde zelfs even in Berlijn, waar hij als schaak- en bridgeleraar geld verdiende en hoopte op een uitnodiging voor een sterk toernooi. Misschien kunnen we Noteboom zien als Neerlands eerste profschaker.

 

Noteboom-variant

Zijn grootste succes boekte hij op de Olympiade in Hamburg (1930), waar hij aan het derde bord 11,5 uit 15 scoorde. Hij versloeg zelfs de latere WK-kandidaat Salo Flohr, die desondanks 14,5 uit 17 scoorde. Noteboom had Flohr in Hastings 1929 ook al verslagen.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 38: Norman van Lennep

In deze fase van de lijst komen we spelers tegen die hoger zouden hebben gestaan, als ze hun kansen hadden benut. Norman van Lennep is daar het grootste voorbeeld van.

De jonkheer, ook familie van schrijver Jacob van Lennep, werd geboren op 20 september 1872 in Amsterdam en verhuisde als kind met zijn ouders naar een landgoed in ’s-Graveland, een buurdorp van Hilversum. Al op z’n twintigste werd hij secretaris van de schaakbond en eindredacteur van het bondsblad. Hij reisde het land door om simultaanseances te geven en andere promotionele activiteiten te ondernemen. De gebrekkige financiën van de bond vulde hij anoniem aan uit zijn familievermogen.

 

Eerste meester

In Nederland was hij als schaker nog niet eens zo groot, toen hij in 1894 in Leipzig een enorm succes boekte. Hij won de tweede groep, in de eerste groep speelde de wereldtop. De FIDE bestond nog niet, maar vanwege dat resultaat werd Van Lennep meester genoemd. Daarmee was hij de eerste Nederlander met die titel.

Van Lennep maakte internationaal indruk met zijn prestatie en werd kandidaat om deel te nemen aan het toernooi in Hastings in 1895. Dat zou een legendarisch toernooi worden, met onder anderen Pillsbury, Tsjigorin, Lasker, Tarrasch, Steinitz, Schlechter en Blackburne. Alle groten van die tijd. Van de 38 aanmelders werden er 22 uitverkoren, Van Lennep werd aangewezen als eerste reserve en mag dus misschien wel worden gezien als Nederlands eerste wereldtopper. Hij kreeg zijn kans toen Gunsberg zich terugtrok, maar zag op tegen de enorme inspanning. Daarop liet Gunsberg zich alsnog overhalen mee te doen. Van Lennep ging wel naar Hastings en schreef prachtige verslagen voor het bondsblad. Die verslagen verdienden een plaats in de schaakliteratuur, uitgeverij Andriessen maakte er in 1978 een boekje van.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 39: Rudy Douven

Iedere Nederlands kampioen sinds Max Euwe staat in deze top-40, vertel ik alvast. Van hen was Rudy Douven waarschijnlijk de meest verrassende en zijn zege maakte geen deel uit van een grootse carrière. Wel heeft hij heel wat meer gepresteerd dan alleen die nationale titel.

Rudy Douven (geboren 5 mei 1961) werd al op zijn zestiende kampioen van Limburg, bij de volwassenen. In 1979 werd hij jeugdkampioen van Nederland en in Noorwegen de sensatie van het wereldjeugdkampioenschap. Douven won van Yasser Seirawan en Predrag Nikolic, die eerste en derde werden, en speelde remise tegen Alexander Tsjernin, die tweede werd. Op grond daarvan kon je hem de sterkste noemen, maar een zwakke eindsprint wierp hem terug naar de gedeelde derde plaats. Op basis van weerstandspunten greep hij naast de bronzen medaille. Net als Rob Hartoch (nummer 40 in deze lijst) in 1965 had Douven geen schaaktechnische begeleiding en had er meer in kunnen zitten.

Schaken op gevoel

Vanwege zijn studie verhuisde Douven van Sittard naar Eindhoven, waar hij deel uitmaakte van de gouden ploeg die in 1984 Volmac Rotterdam aftroefde met een verrassende landstitel. Een toevalstreffer kon je dat niet noemen, Eindhoven eindigde vijf matchpunten voor de nummers twee Rotterdam en De Variant.

Een jaar later debuteerde hij op het Nederlands kampioenschap, zonder succes. Ook in 1986 scoorde hij niet geweldig, maar in 1988 volgde het hoogtepunt in Douvens schaakcarrière.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 40: Rob Hartoch

Een eeuwig talent, dat is meteen een vriendelijke maar ook spottende typering van Rob Hartoch. De Amsterdammer werd op 24 maart 1947 geboren in een eenvoudig gezin en debuteerde al op zijn dertiende met VAS in de hoofdklasse. Dat zou nu bijzonder zijn, maar in 1960 was dat een sensatie. Hij maakte deel uit van een generatie Amsterdamse hemelbestormers met de een paar jaar oudere Hans Ree, Tim Krabbé en Bert Enklaar. In 1962 mocht hij al meespelen in het IBM-toernooi, dat een jaar eerder door VAS was gesticht om jonge Amsterdammers de kans te geven meester te worden.

Hoogoventoernooi 1973. Foto: Nationaal Archief

Nederlandse top

Toen Hartoch in 1965 jeugdkampioen van Nederland was geworden, volgde in Barcelona zijn meest memorabele prestatie. Hij werd tweede bij het wereldjeugdkampioenschap. De Spaanse kranten prezen zijn ‘ijzeren verdediging en uitstekende spelopvatting’. Als begeleider kreeg Hartoch KNSB-bestuurslid De Graaf mee. Schaaktechnische begeleiding was er niet, wat ook latere Nederlandse jongeren misschien van het allerhoogste podium heeft afgehouden.

Van 1969 tot en met 1972 speelde Hartoch in de hoofdgroep van het IBM-toernooi, waar inmiddels wereldtoppers meespeelden. In 1972 en 1973 speelde hij ook in de hoofdgroep van het Hoogoventoernooi. Bij IBM 1971 versloeg hij Paul Keres, wat hij naast die zilveren medaille in Barcelona altijd zijn grootste resultaat heeft gevonden. In 1970 en 1972 maakte Hartoch deel uit van het Olympiadeteam, waarvoor hij met 61% prima scoorde.

Van 1970 tot en met 1981 nam Hartoch elf van de twaalf keer deel aan het Nederlands kampioenschap. Zijn hoogste positie was de derde, in 1975, achter de in die editie ongenaakbare Jan Timman en Hans Böhm.

Lees meer >

Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 14: Max Euwe

Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het mij gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin de schaak­geschiedenis voor het voetlicht wordt gebracht. In de vorige aflevering hebben we het gehad over Alexander Aljechin. In deze nieuwe aflevering zullen we het hebben over Max Euwe (1901 – 1981), de enige Nederlandse schaker die ooit wereldkampioen werd.

 

 

Max Euwe aan het schaakbord (foto Max Euwe Centrum)

Over Euwe valt een heleboel te schrijven, het mees­­te over hem is opgenomen in de uitgebreide bio­­grafie van Alexander Münninghoff (in samenwer­king met de onlangs overleden Jules Welling). Je zou kunnen zeggen dat Euwe eigenlijk ook de enige amateur is die wereldkampioen werd.

 

Hij was gewoon wiskundeleraar en moest vakantie opnemen om zich voor te bereiden op de tweekamp met Aljechin in 1935. Voor Aljechin was de match financieel lucratief; hij hield er geen rekening mee dat hij zijn wereldtitel wel eens zou kunnen kwijtraken. Met 15½ – 14½ pakte Euwe tot ieders verbazing de titel en werd in Amsterdam als een held binnengehaald. Voor het schaken in Nederland had de titel een enorme impact. Euwe toonde een jaar later aan dat hij terecht de sterkste speler ter wereld genoemd mocht worden. In een vierkamp met Aljechin, Bogoljubov en Sämisch bewees hij opnieuw dat hij de beste was. Toen hij Aljechin een revanchematch gunde in 1937 bleek de Rus veel beter geprepareerd.

Lees meer >

Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 13: Alexander Aljechin

 

 

Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het ons gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin we de schaakgeschiedenis voor het voetlicht willen brengen. In de vorige aflevering hebben we het gehad over José Raul Capablanca. Die leek onverslaanbaar maar toen was er ineens Alexander Aljechin die de Cubaan wist te verslaan. Deze nieuwe aflevering staat daarom in in het teken van Alexander Aljechin (1892 – 1946).

 

Aljechin maakt op 7-jarige leeftijd kennis met het spel en al vroeg blijkt dat het schaken een roeping voor hem is. Geboren in Rusland verlaat hij in 1921 zijn vaderland om zich te vestigen in Parijs waar hij de titel van doctor in de rechtswetenschappen verwerft. Zijn eerste belangrijke succes behaalt hij in 1912 als hij in Stockholm de eerste prijs verovert in een sterk bezet toernooi. Door het uitbreken van de eerste wereldoorlog in 1914 wordt de droom van Aljechin om wereldkampioen te worden verstoord. In 1925 blijkt in het Duitse Baden Baden dat hij een serieuze wereldkampioenskandidaat is als hij het toernooi met 12 overwinningen en 8 remises winnend afsluit.

 

Maar wereldkampioen Capablanca gold in die tijd als onoverwinnelijk. Het duurt tot 1927 tot Aljechin de kans krijgt om de Cubaan uit de dagen voor een match om de wereldtitel. Een grondige bestudering van het spel van zijn tegenstander heeft Aljechin doen inzien dat Capablanca wel degelijk te kloppen is. In New York wint Aljechin 6 partijen, verliest er 3 en 25 partijen eindigen in een puntendeling. Na tweeënhalve maand zware strijd is zijn droom werkelijkheid geworden en blijkt Aljechin ook in de daaropvolgende jaren een waardig wereldkampioen. Zo slaat hij de mees­te aanvallen op zijn wereldtitel overtuigend af en wint hij bijna alle grote toernooien met een verpletterende overmacht.

Lees meer >

Jacques Davidson, beroepsschaker

Jacques Davidson werd geboren te Amsterdam op 14 november 1890. Toen hij 3 jaar oud was verhuisde het gezin Davidson naar Londen, waar zijn vader een betrekking als leraar aanvaardde. Reeds op jonge leeftijd leerde hij schaken van zijn vader, die er een nogal onorthodoxe lesmethode op nahield: het spelen om geld. Een harde leerschool, die de arme Jacques aanvankelijk het leeuwendeel van zijn zakgeld kostte, maar in de loop der jaren werd hij steeds sterker en begon het ineens geld op te leveren.
Lees meer >