Schaakhistorie

Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 14: Max Euwe

Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het mij gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin de schaak­geschiedenis voor het voetlicht wordt gebracht. In de vorige aflevering hebben we het gehad over Alexander Aljechin. In deze nieuwe aflevering zullen we het hebben over Max Euwe (1901 – 1981), de enige Nederlandse schaker die ooit wereldkampioen werd.

 

 

Max Euwe aan het schaakbord (foto Max Euwe Centrum)

Over Euwe valt een heleboel te schrijven, het mees­­te over hem is opgenomen in de uitgebreide bio­­grafie van Alexander Münninghoff (in samenwer­king met de onlangs overleden Jules Welling). Je zou kunnen zeggen dat Euwe eigenlijk ook de enige amateur is die wereldkampioen werd.

 

Hij was gewoon wiskundeleraar en moest vakantie opnemen om zich voor te bereiden op de tweekamp met Aljechin in 1935. Voor Aljechin was de match financieel lucratief; hij hield er geen rekening mee dat hij zijn wereldtitel wel eens zou kunnen kwijtraken. Met 15½ – 14½ pakte Euwe tot ieders verbazing de titel en werd in Amsterdam als een held binnengehaald. Voor het schaken in Nederland had de titel een enorme impact. Euwe toonde een jaar later aan dat hij terecht de sterkste speler ter wereld genoemd mocht worden. In een vierkamp met Aljechin, Bogoljubov en Sämisch bewees hij opnieuw dat hij de beste was. Toen hij Aljechin een revanchematch gunde in 1937 bleek de Rus veel beter geprepareerd.

Lees meer >

Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 13: Alexander Aljechin

 

 

Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het ons gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin we de schaakgeschiedenis voor het voetlicht willen brengen. In de vorige aflevering hebben we het gehad over José Raul Capablanca. Die leek onverslaanbaar maar toen was er ineens Alexander Aljechin die de Cubaan wist te verslaan. Deze nieuwe aflevering staat daarom in in het teken van Alexander Aljechin (1892 – 1946).

 

Aljechin maakt op 7-jarige leeftijd kennis met het spel en al vroeg blijkt dat het schaken een roeping voor hem is. Geboren in Rusland verlaat hij in 1921 zijn vaderland om zich te vestigen in Parijs waar hij de titel van doctor in de rechtswetenschappen verwerft. Zijn eerste belangrijke succes behaalt hij in 1912 als hij in Stockholm de eerste prijs verovert in een sterk bezet toernooi. Door het uitbreken van de eerste wereldoorlog in 1914 wordt de droom van Aljechin om wereldkampioen te worden verstoord. In 1925 blijkt in het Duitse Baden Baden dat hij een serieuze wereldkampioenskandidaat is als hij het toernooi met 12 overwinningen en 8 remises winnend afsluit.

 

Maar wereldkampioen Capablanca gold in die tijd als onoverwinnelijk. Het duurt tot 1927 tot Aljechin de kans krijgt om de Cubaan uit de dagen voor een match om de wereldtitel. Een grondige bestudering van het spel van zijn tegenstander heeft Aljechin doen inzien dat Capablanca wel degelijk te kloppen is. In New York wint Aljechin 6 partijen, verliest er 3 en 25 partijen eindigen in een puntendeling. Na tweeënhalve maand zware strijd is zijn droom werkelijkheid geworden en blijkt Aljechin ook in de daaropvolgende jaren een waardig wereldkampioen. Zo slaat hij de mees­te aanvallen op zijn wereldtitel overtuigend af en wint hij bijna alle grote toernooien met een verpletterende overmacht.

Lees meer >

Jacques Davidson, beroepsschaker

Jacques Davidson werd geboren te Amsterdam op 14 november 1890. Toen hij 3 jaar oud was verhuisde het gezin Davidson naar Londen, waar zijn vader een betrekking als leraar aanvaardde. Reeds op jonge leeftijd leerde hij schaken van zijn vader, die er een nogal onorthodoxe lesmethode op nahield: het spelen om geld. Een harde leerschool, die de arme Jacques aanvankelijk het leeuwendeel van zijn zakgeld kostte, maar in de loop der jaren werd hij steeds sterker en begon het ineens geld op te leveren.
Lees meer >

Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 12: José Raul Capablanca

Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het mij gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin de schaakgeschiedenis voor het voetlicht wordt gebracht. In de vorige aflevering hebben we het gehad over een van de hypermodernen, Richard Reti. Dit keer een wereldkampioen die als een natuurtalent werd gezien: José Raul Capablanca y Craupera (1888-1942).

 

 

Deze bijzonder begaafde Cubaan nam in 1921 de wereldtitel over van Lasker die de titel maar liefst 27 jaar in handen had. De manier waarop Capablanca de titel won was indrukwekkend. Hij won vier partijen, de overige tien werden remise, waarna Lasker de strijd opgaf. In de jaren daarvoor had Capablanca zijn superioriteit ook al in toernooien getoond.

 

n New York 1913 en in St. Petersburg 1914 greep hij met speels gemak de eerste prijs en ook in de tussenliggende periode liet hij zien dat hij nauwelijks te kloppen was. Zijn grote kracht lag in het eindspel. Capablanca was van nature wat lui waardoor hij geen zin had om openingen te bestuderen. Door enkele stukken te ruilen creëerde hij ogenschijnlijk saaie stellingen die hij met zijn meesterlijke positiegevoel veelal naar zijn hand wist te zetten.

Lees meer >

Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 11: Richard Reti

Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het ons gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin we de schaakgeschiedenis voor het voetlicht willen brengen. In de vorige aflevering hebben we het gehad over de rebel Aron Nimzowitsch. Een van de’hypermodernen’, zoals zij toen genoemd werden, was Richard Reti (1889 – 1929).

 

Nadat Nimzowitsch met zijn ideeën het establishment omver probeerde te gooien,  was het logisch dat deze hypermoderne gedachtegang weerklank zou krijgen. De Oostenrijker Richard Reti  werd een van de belangrijkste exponenten van deze stroming binnen de schaakwereld. Hij groeide op in Wenen, waar hij in het bekende Café Central zijn uitzonderlijke begaafdheid voor het schaken toonde. Reti studeerde aanvankelijk wiskunde maar maakte zijn studie niet af omdat hij gegrepen werd door het schaakspel. Hij was een meester in het blindschaken en boekte grote successen in toernooien te Rotterdam (1919) en Göteborg (1920) die hij beide op zijn naam schreef.

Reti bedacht voor wit een openingssysteem dat tot op de dag van vandaag zijn naam draagt: de Reti-opening. In navolging van Nimzowitsch ging hij ervan uit dat de lopers allebei op de lange diagonaal ontwikkeld moesten worden en dat het opspelen van de centrumpionnen beter uitgesteld kon worden. De hoogst originele manoeuvres brachten hem vele successen en ook de hedendaagse grootmeester doen nog steeds hun voordeel met zijn gedachtegoed.

Reti behoorde tot de schakers die schaken als een kunstvorm beschouwden en in zijn boek Die neuen Ideen im Schach (1922) zegt hij dat schaken en kunst veel gemeen hebben. Hij stierf, nauwelijks 40 jaar oud, aan roodvonk in een ziekenhuis in Praag. Een van zijn mooiste overwinningen boekte hij op de onverslaanbaar geachte Cubaan Capablanca, de latere wereldkampioen.

 

Lees meer >

Filatelisten of historici?

Onlangs stuitte ik op een uitgave van De Schaakkoerier die helemaal gewijd was aan mijn favoriete tekenaar Dik Bruynesteyn. De Schaakkoerier is een uitgave van de Motiefgroep Schaken, waarvan ik dacht dat dat een filatelistenclub was. Dat was een misvatting. Postzegels zijn voor de vereniging nog steeds belangrijk, maar ze verzamelen alles over schaken en doen sinds een paar jaar ook aan geschiedenisonderzoek. Met dat laatste krijgen ze natuurlijk mijn volle belangstelling.

Dik Bruynesteyn had een voorkeur voor stukken die door elkaar werden gegooid of borden die op iemands hoofd kapot werden geslagen.

Nu ik voor 15 euro (voor een jaar) lid ben geworden, krijg ik zes keer per jaar het ledenblad De Schaakkoerier. Laat ik beginnen te vertellen wat daarin staat. Daarna meer over de historische onderzoeken.

In het nummer van juni 2016 zien we onder andere:

Lees meer >

Het gemiste Nederlandse goud

De Verenigde Staten hebben de Olympiade gewonnen, terwijl ze eigenlijk gelijk waren geëindigd met Oekraïne. Hans Ree en Gert Ligterink vonden dat in hun krantenrubriek eigenlijk niet eerlijk. Dat ze vrijwel dezelfde rubriek schreven, daar kom ik aan het eind nog even op terug. Beiden hadden een déjà vu naar 1980, toen de strijd tussen de Sovjet-Unie en Hongarije werd beslist op een bord in een veel lagere wedstrijd.

Frans Kuijpers (hier in 1971) deed veertien uur over zijn laatste partij.

Zelf dacht ik terug aan 1976, toen Nederland in Haifa met een tweede plaats het beste resultaat in de geschiedenis haalde. De afwezigheid van Oostbloklanden speelde daarbij mee, maar het bleef een geweldig resultaat. Weliswaar eindigde Nederland een half bordpunt achter de VS en was er dus geen sprake van een gelijke eindstand, maar een overeenkomst met nu was dat de beslissing op een wel heel laat moment viel. Namelijk na de geplande sluitingsceremonie.

Welshman ziet geen winst

Nederland kwam naar Israël met wat toen de ‘grote vier’ waren: Jan Timman, Genna Sosonko, Hein Donner en Hans Ree. De ‘invallers’ Gert Ligterink en Frans Kuijpers speelden ongeveer evenveel partijen.

Met Timman als absolute uitblinker aan het eerste bord ging Nederland van de zevende tot en met de twaalfde ronde aan de leiding. Na die twaalfde ronde hadden Nederland en de VS elk 33,5 bordpunt (daar ging het om) en Engeland een halfje minder. Als ze in de dertiende en laatste ronde gelijk zouden blijven, zou Nederland goud winnen.

Tenminste, als Engeland hen niet voorbij zou streven, maar dat gebeurde niet. John Nunn blunderde tegen Oostenrijk, waarna Nederland en de VS als kanshebbers overbleven. Nederland speelde tegen Finland, de VS tegen Wales. De opgave werd zwaar, de VS kwamen op 3-0. Sosonko won, maar Ligterink speelde remise.

Lees meer >

Enkele problemen uit de Arabische schaaktraditie (deel 2)

Een discussie van eindspelproblemen bij de lezing van Remke Kruk over het schaken in de Arabische cultuur (Cultureel Intermezzo bij het NK schaken 2016).

We geven hieronder een paar schaakproblemen die in de oude Arabische wereld circuleerden. Ze zijn afkomstig van beroemde schakers uit de 9e en 10e eeuw, zoals al-Adli en as-Suli (ook wel gespeld als as-Soeli). 

In een tweede stuk geven we scans en nog drie problemen;

Lees meer >

Jonge Nederlandse kampioenen

Jorden van Foreest werd op 17-jarige leeftijd kampioen van Nederland en was daarmee de jongste sinds Anish Giri, die het in 2009 op 15-jarige leeftijd werd. Misschien weet u ook wie na deze twee de jongste was: Max Euwe op 20-jarige leeftijd in 1921. Hans Böhm maakte het rijtje in de Telegraaf nog iets langer. Maar weet u de elf jongsten? Misschien leuk om daar eerst even over na te denken voordat u verder klikt. Allen 25 jaar of jonger.

Lees meer >

Enkele problemen uit de Arabische schaaktraditie (1)

Een discussie van eindspelproblemen bij de lezing van Remke Kruk over het schaken in de Arabische cultuur (Cultureel Intermezzo bij het NK schaken 2016).

We geven hieronder een paar schaakproblemen die in de oude Arabische wereld circuleerden. Ze zijn afkomstig van beroemde schakers uit de 9e en 10e eeuw, zoals al-Adli en as-Suli (ook wel gespeld als as-Soeli). 

In een tweede stuk geven we scans en nog drie problemen;

Lees meer >