Ronde 10: online blitz of het klassieke schaak
Is snelschaken online goed of slecht voor je schaakniveau? Iemand als Botwinnik had een bloedhekel aan snelschaken. Althans: hij had zo’n serieuze houding ten opzichte van het schaakspel, dat hij alle vormen van oppervlakkig vermaak zonder meer verwierp. Zoals hij het uitdrukte “Ik heb nog nooit voor mijn plezier geschaakt.” (Uit: Sosonko, De Patriarch).
Je kunt je de walging van de man bij het idee alleen al direct voorstellen. Een karakter waarvan er maar zelden één het licht ziet. Misschien dat je Botwinniks houding ten opzichte van het schaakspel nog wel het beste kunt vergelijken met die van Ludwig Wittgenstein voor de filosofie. Een treffend citaat, dat best ook van Botwinnik had kunnen stammen: “Het leven is niet bedoeld om ons te vermaken.” Zoals u weet zorgde een prachtige speling van het noodlot ervoor, dat uitgerekend hij, de harde rationalistische analist, een opvolger kreeg die een diametraal andere houding had. Tal, de geniale flierefluiter, kettingroker, drinker. En vooral: iemand voor wie een deel van de harde trainingsarbeid bestond uit oneindige reeksen snelschaakpartijen. (Uit Sosonko: Mijn Misha). “En nu blitz, blitz, blitz”, was zijn gevleugelde uitdrukking.
Onder schaaktrainers is er nogal wat verdeeldheid over de vraag of veel snelschaken nou eerder goed, dan wel slecht voor het schaakniveau zou zijn. Voor de hand ligt dat überhaupt schaken beter is dan helemaal geen oefening. Aan de andere kant wordt het spel misschien wat oppervlakkig. Daartegenover is weer aan te voeren dat snelschaken bij uitstek het middel is om te leren snel een stelling te evalueren en je tactisch inzicht te scherpen. Allemaal waar. Over één ding zijn de deskundigen het allemaal wel eens: voor goede schaakprestaties is de nachtrust essentieel. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik gisteren zelf weer eens in de verleiding was om deel te nemen aan Titled Tuesday en zag dat niemand minder dan Fabiano Caruana ook acte de présence gaf. Ik was onder de indruk van zijn spel: een aantal keer kwam het dame-gambiet op het bord en het leek er niet op, alsof hij probeerde wat achter de hand te houden. Een genot om een echte expert in deze opening aan het werk te zien. Maar goed, hoe leuk het ook is, de late sessies zijn van 23:00 tot 1:10 en om 8:15 weer voor de klas staan, is dan verre van ideaal. Laat staan dat je de volgende dag in een serieuze marathonpartij een complex toreneindspel moet zien te winnen. Dat lukte dan ook niet, maar of dat door een gebrek aan concentratie in het laatste speeluur kwam? Vermoedelijk was hij wel zo ongeveer tot de conclusie gekomen, dat Gukesh of Abdusattorov te goed in vorm waren, om nog een serieuze worp naar de toernooioverwinning te doen en was hij toe aan wat ontspanning. Tegenwoordig kan dat goed online, maar je zou de elitespelers van vandaag de dag het graag eens willen zien doen als in de dagen van weleer. In een bar tot in de late uurtjes, met elke willekeurige vreemdeling die ongeveer wist hoe de stukken moesten en bereid was om als slachtvee te dienen.
En dan over tot de orde van de dag: de partijen. Ronde 10 bood uitstekend vermaak. Allereerst een rondje langs onze landgenoten. Jorden van Foreest op -2, met zwart tegen Wei Yi (onderlinge score in klassieke partijen volgens de Big Database 2025 0,5-0,5) kwam dezelfde slaapverwekkende variant op het bord als bij Giri – Sarana. Er was nog wel een aardig moment, alvorens de heren het mooi geweest vonden.
© Tata Steel Chess Tournament, foto Jurriaan Hoefsmit
Giri, op 0, speelt ook niet zijn beste toernooi. Vandaag pakte hij met zwart de zaken solide aan tegen hekkensluiter Mendonca. Misschien in de hoop deze vanuit een gelijke stelling te kunnen overspelen. In een London-systeem in de nahand (oftewel, een variant van het Slavisch), viel er niet heel veel te beleven. Anders was dat bij Max Warmerdam. De Nederlands kampioen heeft het lastig tegen de topspelers. Hij legde dat zelf heel goed uit: in de kritieke stellingen rekenen ze beter dan hij. Dat was zo ongeveer wat er vandaag ook gebeurde tegen Gukesh. Hij kwam aardig uit de opening, tot er een paard op een zijspoor belandde. Dat was een beetje onhandig. Gukesh speelde de stelling handig, hield het complex en in de tijdnoodfase ging het mis in de vooruitberekening. Eens kijken of u tactisch net zo alert bent als Gukesh.
Gelukkig viel er nog genoeg te genieten, bijvoorbeeld in de partijen van Praggnanandhaa tegen Fedoseev en Abdusattorov tegen Sarana. Spectaculair was de partij van Benjamin Bok, die vreedzaam eindigde. Arthur Pijpers won daarnaast zijn eerste partij (gefeliciteerd!) met overtuigend spel.
Abdusattorov bediende zich van een van de vele zesde zetten waarmee men Najdorfspelers kan frustreren: 6.Pb3. En dan te bedenken dat 5.f3 en 3.Lb5+ ook nog bestaan. Je zou er bijna Caro-Kann van gaan spelen. Abdusattorov speelde provocerend en snel, of dat al dan niet een ingecalculeerde gok is, waag ik te betwijfelen. Het leek er eerder op dat hij pas die ochtend een bestand van zijn secondant had ontvangen en niet helemaal vertrouwd was met de stelling. Hij vertelde na afloop eerlijk, dat hij de zetvolgordes wat door elkaar had gehaald. Sarana speelde de overgangsfase van opening naar middenspel goed, bereikte een veelbelovende stelling en kreeg loon naar werken. Schaken is een harde sport, zoals Dimitri Reinderman al schreef: een enkele fout kan een fraai opgezette partij in één klap bederven. Wie herinnert er zich niet de zet Da7+ van Donner tegen Matanovic? (Een misdaad jegens het schaakspel, in: De Koning). De schaker die beseft dat hij verloren heeft, wie zal hem beschrijven? Zo erg was het dan niet, ofschoon dezelfde zet de zwartspeler in het verderf stortte. In de tijdnoodfase was de Oezbeek gewoonweg de handigste. Wat zou u in de volgende stelling spelen? (Om het eerlijk te maken, na de noodzakelijke oriëntatiefase, even de stopwatch op 1 minuut 12 instellen).
Arthur Pijpers speelde met wit in een Anti-Berlijner het fraaie 9.g4!
Ook bij Yakubboev – Bok viel het nodige te genieten. Allereerst vanwege de originele openingsopzet tegen het Italiaans. Waar je ettelijke jaren geleden toch wel een keer h4! moest doen om nog een beetje hip over te komen, vandaag de dag is de g-pion de held van menig schaakverhaal.
© Tata Steel Chess Tournament, foto Jurriaan Hoefsmit
Erwin l’Ami leerde de jonge Faustino een lesje oude-mannen-schaak en uithoudingsvermogen. Dat is niet negatief bedoeld. Mijn teamgenoot Frank Agter placht jeugdspelers te deprimeren door ze met rustige positionele middelen te bestrijden, in plaats van scherpe, hectische stellingen op te zoeken. Iets dergelijks deed L’Ami ook. Hij speelde een Ben-Oni in de voorhand en kreeg een prettig plusje. De jonge Faustino (what’s in a name), wist niet helemaal goed wat hij met de stelling aan moest. Een opgave in de categorie ‘klein plan’.
Partijen van onze landgenoten bij de Challengers:
Leuk verslag met al die opgaven!
Ik vraag me los daarvan wel af waar Wittgenstein dit gezegd heeft, aangezien ik de quote me niet kan herinneren en nergens kan terugvinden. Wel staat me bij dat de ‘vroege’ Wittgenstein een gelukkig leven juist van het grootste belang achtte.
Als ik het me goed herinner staat het in “Vermischte Bemerkungen”, in het Engels onder de vreselijke titel “Culture and Value” gepubliceerd. Kan ook zijn dat het in de memoires van zijn leerling, de psychiater Maurice O’ Drury staat. Ik zal even zoeken.
Weer een knap werkstuk, dat ik nog verder ga bestuderen. Tal was mijn jeugdidool, maar ik schrok toch wel een beetje, toen ik het stuk van Sosonko over hem las in Matten. Botwinnik was de degelijkheid zelve. Toch waren zijn schaakpartijen heel boeiend. In Zó speelt Botwinnik van Hans Müller zie je hoe hij de tegenstander in de houdgreep neemt en dat die dan ook niet meer loskomt. Die tegenstander verging het plezier dan zeker.
Voor een beetje inspiratie speel ik vaak eens een partij na uit “Half a Century of Chess”, maar dat boek van Hans Müller is ook heel goed. Wim Andriessen was er altijd lyrisch over.
“Onder schaaktrainers is er nogal wat verdeeldheid over de vraag of veel snelschaken nou eerder goed, dan wel slecht voor het schaakniveau zou zijn.”
Als dat klopt verbaast het mij, ik ben die verdeeldheid niet tegengekomen.
Ik bedacht me dat zowel Botwinnik als Tal 6 keer kampioen van de Sovjet Unie waren, een record. Dat was het zwaarst bezette toernooi uit die tijd met rond de 22 deelnemers. Daar deden niet alleen Russen aan mee, zoals Botwinnik, Spassky en Kortchnoi, maar ook schakers als Tal uit Letland, Petrosian uit Armenië, Keres uit Estland en Geller uit de Oekraïne. Allemaal topspelers uit die Sovjet tijd en deelnemers aan kandidatentoernooien.
Ik word ook een dagje ouder: “is” moest wellicht “was” zijn. Wij kregen toch wel op ons kop als we teveel snelschaakten. Hoe kijk jij er tegenaan? Gewoon doen, neem ik aan?
Natuurlijk, het is (iig op de goede manier) erg nuttig. En nee, nooit op mijn kop gehad voor dat ik te veel zou snelschaken.