Begrijp wat u doet: Het Slavisch (deel 2): o.a. de Botwinnikvariant

 

In de vorige aflevering hebben we het Slavisch gepresenteerd. Met in het bijzonder de Mera­ner­­variant. We komen nu toe aan een van de meest grillige, ondoorzichtige, bijna monster­lijke variantencomplexen die ons schaakspel rijk is: de Botwinnikvariant. Die ontstaat na de zetten:

 

1.d4 d5 2.c4 c6

 

3.Pf3 Pf6 4.Pc3 e6 5.Lg5 dxc4

 

Hiermee kiest zwart ervoor om ‘op de pion te gaan zitten’. Omdat wereldkampioen Mikhail Botwinnik zo’n beetje de eerste was die hiermee begon, kreeg dit systeem zijn naam.

 

Mikhail Botwinnik (foto bron onbekend)

In het moderne schaak heeft men soms geen zin in deze problematiek zodat men kiest voor 5…h6, een nuttige inlassing. Er zijn nu twee belangrijke mogelijkheden:

A) Met Lxf6 levert wit zijn loperpaar in. Hij gaat ervan dat zijn twee paarden in een redelijk vastgelegde structuur niet voor de twee zwarte lopers hoeven onder te doen. Om een goed begrip te krijgen van de problematiek die bij een dergelijke materiaalverhouding hoort, dienen we te beseffen dat wit zijn zwart­vel­dige loper heeft ingeleverd. Aangezien hij zijn pionnen in het centrum op diezelfde kleur zet, perkt hij de bewegingsvrijheid van die loper van de tegenstander in. Wit zal in het vervolg die loper in ‘bedwang’ moeten zien te houden; zwart zal juist het openbreken van de zwarte velden hoog in het vaandel hebben staan.

6…Dxf6 7.e3 Pd7 8.Ld3 dxc4

De meest populaire zet.

9.Lxc4 g6

Zwart verliest tijd om zijn loper op de lange diagonaal te posteren. Daarmee anticipeert hij op het belangrijkste witte plan, om toch (op het eerste gezicht tegen bovengenoemd principe in!) met e3–e4 te komen. Hoe we wits actie kunnen rechtvaardigen, komt weldra aan bod.

10.0–0 Lg7 11.e4

Dit is de meest gespeelde mogelijkheid. Wit heeft twee pionnen in het centrum en daarmee wil hij de alleenheerschappij nogmaals bena­druk­ken. Dat hij zo Lg7 beter maakt, deert hij vooralsnog niet. We gaan zien waarom. Er zijn overigens veel andere ideeën in deze stelling uitgeprobeerd, waaronder: 11.Tc1, 11.b4, 11.Dc2 en 11.Te1.

11…0–0 12.e5

 

 

Zo wordt de loper op g7 ‘in zijn hok’ gehouden! Wit zal met man en macht pion e5 gedekt willen houden. Ondertussen zadelt hij zwart op met het gebruikelijke probleem hoe die zijn loper op c8 gaat bevrijden. En mocht die op den duur in het spel gebracht worden, dan kan wit hem ruilen voor zijn eigen loper. De materiaalverhouding van twee witte paarden tegen een zwart paard en een loper die in principe niets doet, is bepaald niet gek voor wit. Ook gezien het feit dat wit veld d6 voor een paard gecreëerd heeft in de verre toekomst. Een mooie illustratie van dit alles valt te zien in de partij Carlsen-Topalov, 2009.

 

B) Als wit niet zonder slag of stoot zijn loperpaar wil inleveren, moet hij er weer rekening mee houden dat hij pion c4 inlevert, zodat hij op zoek moet naar compensatie.

6.Lh4 dxc4 7.e4 g5 8.Lg3 b5 9.Le2 Lb7 10.0–0

In zwang raakt tegenwoordig ook 10.h4.

10…Pbd7 11.Pe5 Lg7

 

 

Deze stelling stond plotseling in het middelpunt van de belangstelling. De rivalen Topalov en Kramnik zaten tegenover elkaar en de Bulgaar had speciaal gewacht op dit moment om zijn formidabele tegenstander uit zijn evenwicht te brengen met het volgende verbluffende stukoffer dat was uitgedokterd door zijn secondant, Ivan Cheparinov. Kramnik slaagde er niet om de problemen tijdens de partij de baas te worden en hij verloor. Maar hoewel het offer voldoende compensatie biedt, heeft zwart bij de beste verdediging weinig te vrezen. 12.Pxf7!? Kxf7 13.e5

In hetzelfde jaar werd Shirov-Karjakin gespeeld en daar bleek de zwartspeler zijn huiswerk gedaan te hebben. Wit bleef evenwel genoeg spel houden om uiteindelijk eeuwig schaak af te dwingen.

 

6.e4 b5

 

Die pion is van zwart! Hij hoopt deze pionnen­massa in het eindspel tot gelding te kunnen brengen.

 

7.e5

 

Het volgende zetverloop is geforceerd.

 

7…h6 8.Lh4 g5 9.Pxg5 hxg5 10.Lxg5 Pbd7 11.exf6

 

Wit heeft zijn stuk terug en zichzelf ook een verre vrijpion (de h-pion) verschaft.

 

11…Lb7 12.g3

 

Men is erachter gekomen dat wit met deze zet de meeste kans op voordeel heeft.

 

12…c5

 

Ook 12…Db6 is vaak geprobeerd.

 

13.d5

 

 

13…Db6

 

Sommige topspelers hebben zich ook een tijdje gewaagd aan 13…Pxf6. Dat het systeem misschien wat discutabel is voor zwart, bleek in een partij Van Wely-Kramnik, 1993, waarin onze landgenoot een knappe zege boekte op de veel sterker geachte Kramnik.

 

14.Lg2 0–0–0

 

14…b4 kwam eventjes in de mode, maar mede door de partij Nikolic-Shirov, 1997 (1–0) raakte deze variant toch weer op de achtergrond.

 

15.0–0 b4 16.Pa4

 

 

16…Db5

 

Door voortschrijdend inzicht blijkt deze zet zwarts beste kans te zijn. Het is onlogisch om naar a6 (hetgeen aanvankelijke gespeeld werd) te gaan met de dame omdat wit met a2–a3 de a-lijn opent.

 

17.a3

 

Hier moet het van komen voor wit. De a-lijn dient geopend te worden zodat Ta1 iets gaat doen.

 

17…exd5

 

17…Pb8 is geprobeerd door Anand. In de partij Kramnik-Anand, 2014, maakte hij hier een comfortabele remise mee.

 

18.axb4 cxb4

 

 

 

Deze stelling is bijzonder intensief geanalyseerd door de halve wereldtop. Er zijn diverse mo­ge­lijkheden voor wit om op voordeel te spelen.

 

19.Le3

 

Algemeen beschouwd als de meest kansrijke mogelijkheid. Wit trekt zijn loper terug om die op het mooie veld d4 te posteren. Vanaf dat veld blokkeert hij pion d5 (waardoor Lb7) slecht blijft en tegelijkertijd houdt wit zo de pionnenmassa van zwart op de damevleugel onder controle. Tegelijkertijd ondersteunt de loper later in de partij ook de opmars van zijn eigen pionnen op de koningsvleugel. Dat wit nog een andere, krankzinnige, mogelijkheid in de stelling brengt, valt hier nog nauwelijks te zien. Bruikbare alternatieven voor wit zijn 19.Dg4, 19.Lf4,  19.Te1 en 19.h4.

 

19…Pc5

 

Het lijkt onlogisch dat zwart de tegenstander af wil helpen van het slechte paard op a4, maar er is voor hem geen andere manier om zijn spel verder te kunnen ontplooien. Door het paard in het spel te brengen doet ook Td8 volop mee en mag zwart hopen om zijn pionnenmeerderheid in beweging te zetten.

 

Nog nooit heeft hier iemand 19…Pxf6? gespeeld, want dat verliest geforceerd na 20.Dd4! Dc6 21.Dxa7 en het dodelijke Pa4–b6+ valt alleen te pareren met 21…Pd7 maar dan is 22.Tfd1 de killer.

 

20.Dg4+

 

De dame kan eindelijk spelen nu Pa4 gedekt staat. 20.Pxc5 Lxc5 21.Dg4+ Td7 22.Lxc5 Dxc5 is niet zo gek voor zwart. In een (blind)partij Van Wely-Shirov, 2004 werden zwarts pionnen veel gevaarlijker dan de losse h-pion van wit.

 

20…Td7

 

 

 

Deze stelling kwam in Wijk aan Zee 1996 op het bord in een partij tussen twee giganten van de laatste twee decennia, Ivanchuk en Shirov. De Oekraïense grootmeester voerde een volkomen krankzinnige zet uit en kreeg daarmee het publiek op de banken. Over deze bijzondere partij heb ik een stukje geschreven: Juweeltjes 6: Ivanchuk-Shirov

 

21.Dg7!!

 

Ik schreef hierover: “Een verbluffend dameoffer, volkomen ‘out of the blue’. Je moet misschien een beetje krankzinnig zijn om überhaupt daar een dergelijke zet te kijken. Laat staan om hem te spelen en dan ook nog te zien dat het niet alleen speelbaar is, maar ook nog kansrijk!”

 

De normale voortzetting is 21.Pxc5 Lxc5 22.Dg7 Thd8 23.Lh3 Kc7 24.Lxd7 Txd7 25.Lxc5 Dxc5 26.Tae1 hetgeen voorkwam in een partij Werle-l’Ami, 2006. Hoewel zwart nog altijd zijn naar voren geschoven pionnenmassa op de damevleugel heeft, slaagde wit erin om zelf met een pion te promoveren. Een bijzonder spannend eindspel!

 

21…Lxg7 22.fxg7 Tg8 23.Pxc5 Txg7

 

Inmiddels heeft men uitgezocht dat zwart met zijn laatste zet de gevaarlijke witte vrijpion van het bord moet nemen.

In de partij Ivanchuk-Shirov, 1996 werd namelijk 23…d4 gespeeld en de zwartspeler ging uiteindelijk ten onder.

 

24.Ld4

 

Niet zo goed is nu 24.Pxd7 wegens 24…Dxd7. Dat kwam op het bord in de partij Ponomariov-Shirov, 2003 en ditmaal slaagde de Let er wel in de partij naar winst te voeren met zwart.

De tekstzet werd gespeeld in Bacrot-Carlsen, 2009. De Fransman bleef zijn tegenstander goed bezig houden en hield de schade beperkt, ondanks zijn (grote) materiele achterstand. Het interessante vervolg was:

 

24…Tc7 25.Pxb7 Tg6! 26.Ta5

 

Hier verliest 26.Pa5? wegens 26…Ta6. Ook 26.Pc5?! Txc5 27.Txa7 Tc7 28.Ta8+ Kd7 29.Tfa1 Ke7! is goed voor zwart.

 

26…Dxb7 27.Lxd5 Db8 28.Le5 Db6 29.Lxc7 Dxc7 30.Tfa1

 

Zwart hield uiteindelijk een dame tegen een toren en twee pionnen meer over. Maar wit vluchtte in een vesting, zodat Carlsen genoegen moest nemen met remise.

 

Belangrijkste illustratieve partijen:

 

  • Carlsen-Topalov, 2009.
  • Topalov-Kramnik, 2008.
  • Shirov-Karjakin. 2008.
  • Van Wely-Kramnik, 1993.
  • Nikolic-Shirov, 1997.
  • Kramnik-Anand, 2014.
  • Van Wely-Shirov, 2004.
  • Ivanchuk-Shirov, 1996.
  • Werle-l’Ami, 2006.
  • Ponomariov-Shirov, 2003.
  • Bacrot-Carlsen, 2009.

 

Alle partijen in de viewer:

 

Geraadpleegde bronnen:

–        De wereld van de schaakopening 1 (Paul van der Sterren)

–        Megadatabase van Chessbase

 

Eerdere afleveringen van deze rubriek, waarbij u de illustratieve partijen interac­tief kunt na­spe­len en downloaden, treft u aan op www.schaaksite.nl/2013/05/03/overzicht-begrijp-wat-u-doet/

 

Reageren? Stuur een e-mail naar hgrooten@xs4all.nl.

 

 

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

2 Reacties

  1. Avatar
    Pieter Priems 09 mei 2017

    Herman, het eerste diagram klopt niet, paar zetten te vroeg.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.