Begrijp wat u doet: De moderne verdediging (deel 1)

Hieronder treft u de volgende aflevering van de rubriek “Begrijp wat u doet”. In deze serie worden, speciaal voor clubschakers, achtergronden belicht van de ‘grote openingen’ zoals het Spaans, het Siciliaans, het Damegambiet, het Konings-Indisch enzovoort. De artikelen verschenen eerder in Schaakmagazine het blad van de KNSB, de Nederlandse schaakbond.

 

Nadat we in twee afleveringen de Pirc aan bod hebben laten komen, kunnen we er niet omheen om ook om de ideeën achter de Moderne Verdedi­ging, een systeem dat overeen­komsten heeft met de Pirc, aan bod te laten komen. Zwart begint in een vroeg stadium zijn koningsloper op de lange diagonaal te zetten en hij houdt ondertussen zoveel mogelijk opties open voor diverse opstellingen. Het is een flexibel systeem waarin beide spelers veel  kennis en inzicht moeten hebben van overgangen naar beken­de openingsvarianten.

 

1.e4 g6 2.d4 Lg7

Ongeacht wat wit speelt, begint zwart met deze eerste twee zetten.

Voorbeeld van een kaartje waarmee correspondentieschaak werd gespeeld.

Een stokoude anekdote in het correspon­dentieschaak deed hier de ronde. Om een postzegel uit te sparen, kon een speler bij het spelen van een zet meteen een voorstel doen over zijn volgende zet. Zo was er ooit een zwartspeler die op wits 1. d4 op zijn briefkaart zette dat hij 1… g6 antwoordde en op elke andere zet van wit 2… Lg7 zou spelen. Het antwoord van de witspeler was ontnuchterend toen de zwartspeler een tijdje later een kaart in de brievenbus vond. Wit had 2. Lh6 gespeeld met de opmerking dat hij zwarts 2… Lg7 zou beantwoorden met 3. Lxg7…

 

3.Pc3

 

Omdat we ons nog in ‘Pirc-sferen’ bevinden, zullen we uitgaan van deze paardzet en laten we andere mogelijkheden buiten beschou­wing.

3…d6

 

Zwart neemt de Pirc/Konings-Indisch-achtige opstelling in. Hij houdt zijn koningspaard nog even achter in de hoop dat hij nog iets subtielers kan doen in de tussentijd.

Een ander slim zetje met diverse bedoelingen is 3…c6.

Zwart houdt de mogelijkheid open of hij …d7–d6 of …d7–d5 gaat spelen. En als hij inderdaad tot …d7–d5 overgaat, krijgt de stelling plotseling het kenmerk van de Caro Kann. Laten we eens kijken wat de problematiek hier kan worden. 4.f4 Net als in de eerste hoofdvariant, wil wit graag zijn ruimtevoordeel in het centrum en op de koningsvleugel in handen nemen. (4.Pf3 wordt meer gespeeld en dan gaan de zwartspelers weer over naar Pirc-achtige stellingen met 4…d6 Bijvoorbeeld: 5.Le2 Pf6 en we hebben weer een volwaardige Pircstelling.) 4…d5 5.e5

5…h5! Voor mensen die dit type stelling nooit eerder gezien hebben, zal dit misschien een verrassing zijn. Zwart verzuimt om stukken te ontwikkelen en doet weer een pionzet. De pionnenstructuur wijst ons echter weer de weg. Omdat wit een ver opgerukte pion op e5 heeft, is veld f5 een belangrijk blokkadeveld voor zwart geworden. Hij moet een toekomstige opmars van wit met f4–f5 bemoeilijken, liefst perma­nent verhinderen. Dat gaat hij doen door het paard via h6 te ontwikkelen, waar het zich later op het mooie veld  f5 kan nestelen, zonder dat het meteen kan worden weggejaagd met g2–g4. En omdat zwart nog geen …e7–e6 heeft gespeeld, kan hij ook nog eerst zijn potentieel slechte loper op c8 buiten de keten ontwikkelen. Het lijkt allemaal wat traag wat zwart doet, maar het is zeer gefundeerd. 6.Pf3 Lg4 7.h3 Lxf3 Zwart levert het loperpaar in met de gedachte dat in deze vrij gesloten stelling zijn paarden voldoende tegenwicht zullen bieden. 8.Dxf3 e6

Zwart sluit nu de pionnenketen. Dat is nodig omdat wit anders met e5–e6 een kansrijk pionoffer kan brengen dat de hele structuur van zwart verminkt. Er is strategisch gezien een interessant moment ontstaan. Als wit ooit met f4–f5 wil komen, zal hij liefst de mogelijkheid g4 in de stelling moet brengen. Maar onder bepaalde omstandigheden kan zwart met …h5–h4 deze beoogde pionnenopmars frustreren. Vandaar dat veel spelers het zekere voor het onzekere nemen met 9.g3. In een partij Mas-Kasimdzhanov, 1988 werd voortgezet met 9… Db6. Daarin slaagde de zwartspeler er op instructieve wijze in om spel op beide vleugels te genereren.

Met 3…c5 kan de stelling overgaan naar posities die we kennen uit het Siciliaans (als er ergens …cxd4 of dxc5 wordt gespeeld) of als wit doorschuift met d4–d5 komen we in de banen van de Benoni-achtige structuren terecht.

 

4.Le3

 

Ook redelijk vaak komt 4.f4 a6 op het bord.

Met dit kleine pionzetje krijgt de stelling zijn eigen karakter. Het ligt in zwarts bedoeling om na …b7–b5 (eventueel … b7–b6 als wit a2–a4 antwoordt) ook zijn andere loper naar de lange diagonaal te spelen. Hij laat het koningspaard nog even wachten en ook houdt hij in het midden of hij met …e7–e5 of met … c7–c5 het witte pionnencentrum gaat aantasten. 5.Pf3 b5 6.Ld3 Pd7

7.0–0 De meest normale reactie. (Heel principieel is als wit direct voor een actie in het centrum gaat met 7.e5 Zwart mag dan niet blijven stilzitten en nu is 7…c5 de meest gebruikelijke tegenzet. Dit kwam voor in een partij Anand-Caruana, 2013.

 

4…a6

 

Zwart kiest er opnieuw voor om te wachten met zijn koningspaard en hij maakt een begin om zijn dameloper te fianchetteren. Het blijft dus voor wit altijd een principiële vraag of hij wel of niet …b7–b5 moet toelaten.

 

5.Dd2

 

De meeste spelers laten het toe.

 

Als wit besluit om …b7–b5 uit de stelling te halen met 5.a4 weet hij dat 0–0–0 voor hemzelf niet aantrekkelijk meer is. Met een dergelijk verzwakkende pionzet is de lange rokade levensgevaarlijk.

Het spel kan als volgt verlopen: 5…b6 6.Pf3 Lb7 7.Ld3 Pd7 8.0–0 e6 Zwart stelt zich heel afwachtend op. Het systeem met lopers op de lange diagonalen en paarden op e7 en d7 wordt in de wandelgangen het Nijlpaardensysteem genoemd. Zwart bekijkt met welke pionzet het witte centrum straks gaat proberen aan te tasten. Dat kan …d7–d5, …e7–e5, …c7–c5 of zelfs …f7–f5 worden. Wit staat optisch heel prachtig, maar de praktijk blijkt weerbarstiger te zijn. (Uiteraard kan hij ook het paard naar zijn natuurlijke ontwikkelingsveld spelen met 8…Pgf6 zoals bleek in de partij Arutinian-Miroshnichenko, 2011 en zwart bleef moeiteloos op de been.) 9.Dd2 h6 10.h3 Pe7 11.Tad1 Fedorchuk-Onkoud, 2008. (Of 11.Tfe1 g5 Moroz-Najer, 2005.)

 

5…b5

6.f3

 

Wit neemt een opstelling in die in het Siciliaans bekend staat als de Engelse Aanval. Hij bergt zijn koning meestal op de damevleugel op en begint dan met zijn koningsvleugelpionnen te stor­men.

 

Het kan voor wit natuurlijk ook een idee zijn om …b7–b5 juist uit te lokken om daarna de zwarte pionnenstructuur met a2–a4 aan te tasten. 6.a4 b4 7.Pd1

Anand was hier succesvol mee tegen Khalifman in 1993.

 

6…Pd7

 

Sommige zwartspelers laten de loperontwikkeling naar b7 even bewust achterwege. De loper zou op ‘graniet’ (pion e4) staan te bijten. Zwart beoogt om met …c7–c5 zijn c-pion tegen die witte d-pion te ruilen. De stelling begint dan weer de stereotiepen te vertonen van het Siciliaans.

In dat geval kan de dameloper mooi naar e6 ontwikkeld worden, waar hij veel actiever staat. Dat kwam mooi tot uiting in de partij Utrera-Bacrot, 2013.

 

7.h4

Het is altijd lastig om op een dergelijke flankactie te reageren. Tegenhouden met …h7–h5 of afremmen met …h7–h6 ?

 

7…h5

 

Net als in de Drakenvariant is deze aanpak om de witte pionnenopmars aan banden te leggen populair aan het worden. Het blijkt voor witspelers niet gemakkelijk om echt vuist te maken, zolang de zwarte koning niet kort gerokeerd heeft. Vandaar dat wit de monarch eerst in het centrum wil bestoken, zodat hij naar de zijkant wordt gedwongen omdat het hem anders te heet onder de voeten wordt.

 

Een aantal sterke spelers wil de pionnenstelling niet laten compromit­teren en gaat verder met 7…h6 Het nadeel hiervan kan zijn dat zwart na de paardontwikkeling niet kan kort rokeren. Soms moet dan de zwarte koning aan de wandel op weg naar h7. 8.0–0–0 Lb7 Een mooie partij waarin zwart zijn loper op g7 de hoofdrol liet geven, is Bergstrom-Agrest, 2000.

 

8.Ph3 Lb7 9.Pg5 Pgf6 10.0–0–0

Beide spelers hebben (bijna) hun ontwikkeling voltooid. Wit heeft zijn koning op de damevleugel opge­bor­­gen, zwart kan nog even wachten met de rokade. De strijd kan definitief beginnen.

 

Conclusie:

In de Moderne Verdediging zet zwart in een vroeg stadium zijn loper op de lange diagonaal. Hij stelt de ontwikke­ling van het koningspaard uit om ondertussen te kijken welke opstel­ling wit wil innemen. In sommige gevallen gaat het paard naar h6 of naar e7. Maar ook als het naar f6 wordt ontwikkeld, is het soms handig om eerst andere zetten te doen alvorens het paard ten tonele verschijnt.

Belangrijkste illustratieve partijen:

  • Mas-Kasimdzhanov, 1988.
  • Anand-Caruana, 2013.
  • Arutinian-Miroshnichenko, 2011.
  • Fedorchuk-Onkoud, 2008.
  • Moroz-Najer, 2005.
  • Anand-Khalifman, 1993.
  • Utrera-Bacrot, 2013.
  • Bergstrom-Agrest, 2000.

 

Geraadpleegde bronnen:

–        Megadatabase van Chessbase

Eerdere afleveringen van deze rubriek, waarbij u de illustratieve partijen interac­tief kunt na­spe­len en downloaden, treft u aan op onderstaand overzicht.

 

Videolessen in het Nederlands treft u aan onder: Chessbase.com

 

Het eerste boek “Begrijp wat je doet 1, Spaans-Italiaanse structuren” is verschenen. Meer informatie op www.sterkspel.nl

 

 

Reageren? Stuur een e-mail naar hgrooten@xs4all.nl.

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

2 Reacties

  1. Avatar
    Bram van den Berg 18 april 2018

    Volgens mij was de reactie van die correspondentiespeler nog leuke. Hij gaf aan ik speel 2. Lh6 3. LxLg7 en op alles 4.LxTh8!

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.