The Shereshevsky Method to Improve in Chess: From Club Player to Master

In 2014 is de Russische schaakbond een grootschalig programma gestart om schaken een boost te geven in Rusland. In het educatieve centrum ‘Sirius’ in Sochi is een schaakdepartement geopend. ‘Sirius’ is een uniek project gericht op het creëren van optimale omstandigheden voor training, persoonlijke groei en creatieve communicatie van Russische kinderen op het gebied van wetenschap, kunst en sport. De trainingsstaf van het schaakdepartement bestaat naast Mikhail Shereshevsky uit Konstantin Sakaev en Vladimir Belikov (zie de zwart-witfoto afkomstig uit het boek).

Sakaev is, samen met zijn naamgenoot Konstantin Landa, schrijver van The Complete Manual of Positional Chess 1 en 2. Deze boeken worden in mijn vorige recensie besproken. Uit de conclusie van het boek in kwestie blijkt (tot mijn verrassing) dat The Shereshevsky Method de opvolger is van deze twee positionele handboeken. Shereshevsky heeft het boek geschreven om trainers van getalenteerde jeugdspelers van instructiemateriaal te voorzien en om te gebruiken voor zelfstudie. Als de adviezen in dit boek worden opgevolgd, kunnen spelers met een rating van 2000-2200 binnen een aantal jaar doorgroeien naar (groot)meestersterkte.

Twee klassiekers samengeperst in één boek

Mikhail Shereshevsky is een trainer van formaat. Zijn meest succesvolle pupillen hebben het geschopt tot Europees- en wereldkampioen. Daarnaast staat hij bekend om zijn veelgeprezen boeken The Soviet Chess Conveyor en Endgame Strategy. Deze twee klassiekers zijn in verkorte vorm terug te vinden in The Shereshevsky Method en nemen ruim de helft van het boek in beslag. In het resterende deel worden de veranderingen in de schaakwereld en het training geven van de afgelopen 25 jaar behandeld.

Part I: The Soviet Chess Conveyor

Het eerste deel van The Shereshevsky Method bestaat uit twee hoofdstukken. Hoofdstuk 1 (Constructing an opening repertoire) is in verkorte vorm overgenomen uit The Soviet Chess Conveyor. De voor- en nadelen van een principieel 1.e4 repertoire en een solide 1.d4 repertoire worden tegen elkaar afgewogen. Shereshevsky geeft de voorkeur aan 1.d4. Tegen openingen als het Albin Countergambiet, het Budapestgambiet en de Chigorin verdediging raadt hij aan hoofdvarianten uit de weg te gaan en te kiezen voor minder bekende, maar positioneel gezonde varianten.

Verder wordt aandacht besteed aan het Damegambiet en zogenaamde ‘one-off’ openingen. Dat zijn openingen die, zoals de naam al suggereert, sporadisch gebruikt kunnen worden. De Trompowsky en 1.e4 c5 2.d3 zijn twee favorieten van Shereshevsky. Deze varianten worden uitgebreid geanalyseerd. Met de analyses is niks mis, maar ik had liever iets teruggezien over het opbouwen van een zwartrepertoire. The Soviet Chess Conveyor bevat namelijk wel een aantal hoofdstukken waarbij het openingsspel van zwart centraal staat en dat had niet misstaan in The Shereshevsky Method.

Het tweede hoofdstuk (Studying the chess classics) is afkomstig uit het boek Secrets of Chess Training van Mark Dvoretsky en Artur Yusupov. Shereshevsky heeft zijn bijdrage aan dit boek grotendeels overgenomen en flink uitgebreid. Hij legt uit waarom het belangrijk is om kennis te nemen van de klassiekers en raadt aan te beginnen met het bestuderen van de theorie van Steinitz. Vervolgens wordt aanbevolen de partijen van Rubinstein, Capablanca en Alekhine (in die volgorde) na te spelen. Ten slotte moeten My System en Chess Praxis van Nimzowitsch onder de loep genomen worden.

Part II: Endgame Strategy

Het tweede deel van The Shereshevsky Method gaat over gecompliceerde, praktische eindspelen. De werkwoorden weten en begrijpen staan hierbij centraal. Het merendeel van de tekst is afkomstig uit het boek Endgame Strategy, al zijn de nodige hedendaagse voorbeelden toegevoegd. Onderwerpen als centralisatie van de koning, de rol van pionnen in het eindspel, stukkenruil, schematisch denken, haast je niet en het principe van twee zwaktes worden besproken.

Deel twee is erg instructief en een mooi voorbeeld hiervan is hoofdstuk 4 (The role of pawns in the endgame). Wat is veelal het hoofddoel in een eindspel? Niet het mat zetten van de vijandelijke koning, maar het promoveren van een pion. Daarom stijgt in het eindspel, in vergelijking met het middelspel, de waarde van pionnen. Deze heldere constatering wordt verduidelijkt met een handvol voorbeelden, zoals bijvoorbeeld Magnus Carlsen – Alexander Grischuk, Linares 2009.

Wit staat duidelijk beter. Dat komt voornamelijk door zijn ver opgerukte vrijpionnen. Het enige echte obstakel is de pion op b7. Met 33.La6! doet Carlsen een poging om dit obstakel te elimineren. Grischuk reageert met 33…Lf6!. Het alternatief 33…bxa6 34.d7 Lf6 35.c6 is hopeloos. Hoe gaat wit verder? 34.Lxb7! Txb7 35.c6 Txb6 36.Tc1! De enige zet die wint. 36…Lxb2 37.d7 en 1-0. Eén van de oefeningen in dit hoofdstuk komt uit de (bekende) partij Martin Ortueta Esteban – José Sanz Aguado, Madrid 1933.

Shereshevsky vraagt om 30…Td2 te berekenen. Wit kan dan alleen 31.Pa4 spelen. Werkt de combinatie met 31…Txb2 nu? Ja! 31…Txb2!! 32.Pxb2 c3. Na 33.Pd3 c4+ 34.Txb6 cxd3 promoveren de zwarte pionnen. Wit kan echter meteen 33.Txb6! spelen. Nu is 33…axb6? niet goed vanwege 34.Pd3. Zwart speelt daarom 33…c4! om het witte paard van d3 weg te houden. De dreiging is 34…c2. Wit heeft nog de verdediging 34.Tb4! met aanval op de c4-pion. Staat wit opeens gewonnen? Nee! Zwart heeft de prachtige pionzet 34…a5!! tot zijn beschikking. De drie zwarte pionnen zijn te sterk voor de toren en het paard. Na 35…Pxc4 c2 is het 0-1.

Part III: From the 20th century to the 21st

Zoals eerder vermeld gaat deel drie over de veranderingen in de schaakwereld en het training geven van de afgelopen 25 jaar. Dit deel bevat tien hoofdstukken en elk hoofdstuk bestaat uit een groot aantal quotes uit boeken van andere auteurs, aangevuld met commentaar van Shereshevsky. Hij recenseert als het ware de serieuze schaakliteratuur.

Hoofdstuk 10 (On the status of chess players and trainers) gaat over de levensstandaard van Russische schakers en trainers vandaag de dag. Shereshevsky constateert dat die standaard twee keer is veranderd de afgelopen 25 jaar. Eerst in sterk negatieve zin (na de val van de Sovjet-Unie) en daarna in positieve zin (door ingrijpen van de Russische schaakbond). Verder wordt naar aanleiding van een (Russisch) boek van Tukmakov uitgebreid ingegaan op het verschil tussen de termen Soviet School of Chess en Soviet Organisation of Chess.

In het volgende hoofdstuk (Chess Books) introduceert Shereshevsky het onderwerp dat hem als trainer het meest interesseerde de afgelopen 25 jaar: schaakboeken! Hij ziet Mark Dvoretsky als de grondlegger van het moderne schaakonderwijs: “In his books, you can find the answer to almost any question and choose a set of exercises to eliminate certain shortcomings in the play of one’s pupil.” Shereshevsky is het echter met Sakaev eens dat deze boeken bedoeld zijn voor zeer sterke spelers en dat het beter is om te beginnen met minder gecompliceerde boeken.

Eén van die boeken is How to Calculate Chess Tactics van Valery Beim. In dit boek wordt onder andere aandacht geschonken aan de definities van tactics, tactical blows en combinations. Shereshevsky vindt het een schitterend boek en legt uit waarom het belangrijk is om op de hoogte te zijn van de definities van schaaktermen. Ter illustratie van een tactical blow, wordt de partij Max Euwe – Alexander Alekhine, Amsterdam WCh m 1935 (20) gebruikt.

Wit staat duidelijk beter. De zwarte stukken staan gepend op de a-lijn, wit heeft de betere pionnenstructuur en zijn loper domineert het centrum van het bord. Het probleem is dat zwart 30…Lb5! dreigt, waarna het witte voordeel als sneeuw voor de zon verdwijnt. Euwe vond de sluwe tactische oplossing 30.Ta2!!, waarna de toren indirect gedekt wordt door de loper op d5. Niet veel later wint de enige Nederlandse wereldkampioen de partij.

In de hoofdstukken 12 (DAUT) en 13 (Laziness) staat het boek Secrets of Practical Chess van John Nunn centraal. DAUT is een door Nunn bedacht acroniem dat staat voor ‘Don’t analyse unnecessary tactics’, een principe dat al terug te vinden is in de boeken van Dvoretsky. Ter verduidelijking worden voorbeelden getoond uit de boeken van Nunn en Beim. In het hoofdstuk Laziness volgt een waarschuwing bij het gebruik van DAUT. Verder wordt het principe toegepast bij de analyse van een twijfelachtige openingsvariant (het Lets gambiet).

In hoofdstuk 14 (The technique of calculating variations) staat het verschil in opvattingen tussen Beim en Nunn centraal. Ook andere auteurs komen aan het woord, waaronder (uiteraard) Alexander Kotov. Zijn boeken en terminologie (denk aan kandidaatzetten en de variantenboom) worden besproken. Voordat kandidaatzetten aan de orde komen, moet eerst een logische analyse van de stelling worden gemaakt. Beim geeft als voorbeeld de partij Alexander Alekhine – Max Euwe, The Hague WCh m 1937 (10).

Om de zwarte dame op h4 in te sluiten, moet de witte g-pion op g4 staan, het witte paard op f3 en de witte h3-pion moet gedekt zijn. Alekhine speelde 23.g4? en won op zet 40, maar hij had de partij meteen kunnen beslissen met 23.Df1!!. Na 23…h6 (er is niks beters) 24.g3 Dh5 25.g4 Dh4 26.Pf3 is de zwarte dame gevangen. Hoofdstuk 15 (Resulting moves) sluit goed aan bij het voorgaande hoofdstuk over de techniek van het rekenen en de term resulting moves wordt geïntroduceerd.

In de afsluitende hoofdstukken komen verscheidene boeken aan de orde. Zo raadt Shereshevsky het boek The Method in Chess van Iosef Dorfman aan, al vindt hij niet alle advies van Dorfman bruikbaar. Verder kan het boek The Fundamentals of Chess Strategy van Lars Bo Hansen natuurlijk niet ontbreken als speelstijlen worden behandeld. Ten slotte blijkt uit de conclusie dat Shereshevsky pas sinds kort kennis heeft genomen van het meest interessante boek dat hij in de laatste kwarteeuw heeft gelezen: Positional Decision Making in Chess, van Boris Gelfand.

Conclusie

The Shereshevsky Method is een goed startpunt voor ambitieuze spelers die gestructureerd aan hun spel willen werken. Shereshevsky behandelt de belangrijkste facetten van het schaakspel, van de opening tot aan het eindspel. Hij geeft zijn ideeën over hoe de klassiekers zo efficiënt mogelijk bestudeerd kunnen worden en legt, met behulp van onder meer Beim, Dvoretsky en Nunn, uit hoe varianten berekend dienen te worden. Het derde deel staat vol met besprekingen van interessante schaakboeken, dus de lezer hoeft niet stil te zitten na het uitlezen van The Shereshevsky Method.

The Shereshevsky Method to Improve in Chess: From Club Player to Master

Mikhail Shereshevsky

Aantal pagina’s: 352

Uitgeverij New in Chess

ISBN: 9789056917647

 

Een overzicht van onze recensenten en hun recensies staat hier.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.