Eindspelstudie 12: Classic cooking 1

website

E-mail:

Hierbij de 12e eindspelstudie voor de Schaaksite uit mijn database.

  • De vierde versie van de database bevat 76.132 eindspelstudies
  • Het is de beste en grootste database van eindspelstudies ter wereld
  • De database bevat driekwart van alle ooit gecomponeerde studies
  • De database is in standaard pgn-format en leesbaar voor gangbare schaakprogramma’s


Eindspelstudies 12 - Classic cooking 1

Sinds de komst van de computer met schaaksoftware heeft het testen van eindspelstudies op correctheid een grote vlucht genomen. Vroeger moest je van goede huize komen om een studie te weerleggen. Andersom gold dat ook voor de componist die het vaak bloed, zweet en tranen kostte om de correctheid van een studie aan te tonen. Waarschijnlijk is het nog even nuttig om hier de conventie nog even te bespreken, want niet alle varianten eindigen met een eenduidige conclusie. Het is immers niet mogelijk om àlles te analyseren. Stel dat een bepaalde variant in een rustige stelling uitmondt waarin wit een stuk meer heeft en er nog pionnen op het bord staan. Dan wordt dit als een winststelling beschouwd. Degene die het tegendeel claimt (dat kan zowel de componist als de "cook-hunter" zijn) moet zijn gelijk aantonen. Een rustige stelling waarin wit een stuk meer heeft zonder dat er pionnen op het bord staan wordt als een niet te winnen stelling beschouwd. Ook in dit geval ligt de bewijslast bij diegene die denkt dat wit wel/toch kan winnen. De eerste resultaten van 7-stukken eindspelen, die een stuk spannender zijn dan de 6-stukken eindspelen omdat de materiaalverhouding per definitie altijd ongelijk is, laten zien dat een stuk extra toch wel heel vaak wint. Het zou mij niet verbazen dat bij meer materiaal (let wel: geen pionnen!) een extra stuk doorslaggevender wordt. Intuïtief zou men verwachten dat juist het omgekeerde het geval zou zijn (het procentuele materiaalvoordeel wordt kleiner bij een toename van het totaal aantal stukken), maar ik vermoed dat het extra stuk in combinatie met meer materiaal synergetisch is vanwege tactische mogelijkheden (mataanval, veroveren van stukken)

Enfin, ik dwaal af. Per week ontvang ik per e-mail of gewone post tientallen berichten of brieven met claims over honderden studies; het is bijna niet meer bij te houden. De laatste jaren komt het ook steeds vaker voor dat juist weerleggingen worden weerlegd, zodat de oorspronkelijke studie toch weer correct is. Het grappige (?) is dat dit door veel mensen niet wordt ingezien: "Waarom test je niet 'even' alle studies in je database?". Stel dat dit per studie gemiddeld zo'n 5 minuten kost dan ben ik met een toch royale vrijetijdsopoffering van 4 uur elke dag toch ruim 4 jaar bezig om alles te testen. Om vervolgens, na mijn inmiddels verouderde computer door een state-of-the-art-exemplaar te hebben vervangen, weer van vooraf aan te kunnen beginnen. Dan zitten er dus geen schaaksite-stukjes meer in! Het relatieve voordeel in dit verband is dan wel dat het aantal studies in de database niet verder toeneemt.

Tijd voor een mooi voorbeeld van een weerlegging èn reparatie van een klassieker:

R. Réti

Kölnische Volkszeitung 16-12-1928

Als één van de sterkste spelers van zijn tijd had Richard Réti een passie voor eindspelstudies. In deze studie zit een prachtig idee. Wit heeft een geweldig materieel voordeel maar dat is slechts tijdelijk omdat wit de promotie van de e-pion niet kan voorkomen. Nou ja, na 1.Lc6+? Kd8 2.Txe3 e1D 3.Txe1 is het pat. 1.Lf5+ Kd8 (Na 1...Kd6 2.Txe3 e1D 3.Txe1 is het geen pat) 2.Ld3 (Na 2.Txe3? e1D 3.Txe1 zien we weer het thematische pat) Na 2...e1D volgt 3.Lb5! en zwart komt tandenknarsend tot de conclusie dat de verse dame niet opgewassen is tegen de matdreiging op g8.

Een andere zeer sterke speler, H. Mattison, vond een verbijsterende tweede oplossing (Shakhmaty Listok 10-9-1929): 2.Ld7! Immers na 2....Kxd7 3.Txe3 is de patwending verdwenen, en na 2...e1D volgt 3.Lb5 met dezelfde stelling als in de hoofdvariant.

Men zou dit nog als een minor-dual kunnen beschouwen, immers 2.Ld3/Ld7 e1D 3.Lb5 is hetzelfde, maar juist vanwege het spectaculaire van de zet 2.Ld7 is dit een serieuze nevenoplossing. Dat zou ook het geval zijn geweest als Réti juist 2.Ld7 als oplossing had gegeven (dan was 2.Ld3 een serieus probleem), vanwege dezelfde reden.

In British Chess Magazine (oktober 1934) werd vervolgens een vrij lompe correctie voorgesteld: een extra witte pion op c3 en een zwarte op c4. Daarna werkt alleen Mattison's geweldige zet 2.Ld7.

R. Réti, Kölnische Volkszeitung 16-12-1928

correctie: H. Rinck, Bohemia 28-7-1935

De beroemde componist Henri Rinck publiceerde een sublieme correctie: slechts door de witte toren te verplaatsen van e5 naar f4 ontstaat er een correcte studie. 1.Lf5+ (1.Lc6+? Kd6! 2.Td4+ Ke5 3.Te4+ Kd6 4.Txe3 e1D 5.Txe1 pat) 1...Kd8 (1...Kd6 2.Td4+ Ke5 3.Te4+; 1...Ke7 2.Te4+) Nu heeft wit een paar extra schaakjes nodig om de toren op de e-lijn te krijgen. 2.Td4+ Ke7 3.Te4+ (3.Td7+? Ke8) 3...Kd8

Dit is de kritieke stelling. De witte toren verhindert nu dat de witte loper naar d3 kan, en daarmee is de Mattison-zet is de enige oplossing: 4.Ld7! (4.Txe3? e1D 5.Txe1 pat) 4...e1D 5.Lb5 wint.

Toen ik me een aantal jaren geleden in het wel en wee van deze studie verdiepte, vond ik ook een mogelijkheid om Réti's originele bedoeling te repareren met dezelfde minieme middelen:

R. Réti, Kölnische Volkszeitung 16-12-1928

correctie: H. v.d. Heijden EBUR no.3 september 2005

1.Lf5+ (1.Lc6+? Ke7) 1...Kd8 (1...Ke7 2.Te6+) 2.Td6+ Ke7 3.Te6+ Kd8

Hé, nu verhindert de witte toren dat de loper naar d7 speelt! Grappig dat hier niet eerder iemand opgekomen was. 4.Ld3! (4.Txe3? e1D 5.Txe1 pat) 4...e1D 5.Lb5 wint.

Begrijp me goed: de correctie van Rinck is veruit de prefereren boven die van mij. De zet 4.Bd7 is mooier dan 4.Bd3 en bovendien is het eerste pat (1.Lc6+? Kd6 etc.) verdwenen. Maar aan de andere kant zouden het tweede en derde diagram samen een mooie tweelingstudie hebben gevormd.

Het is erg inspirerend om studies goed proberen te doorgronden, bijvoorbeeld door te proberen om ze op te lossen (niet alle studies zijn daarvoor geschikt!) of om te proberen studies te weerleggen. Maar het leukste is toch wel om ze vervolgens te corrigeren. Dat is een goede manier om met het componeren te starten. De bedoeling is om zo subtiel mogelijk te werk te gaan (dus niet meteen allerlei stukken erbij gaan zetten) en zo dicht mogelijk bij de bedoeling van de componist te blijven. Op die manier komen de ideeën voor nieuwe studies vanzelf. Vooral studies van de grootheden onder de studiecomponisten (Platov, Kasparyan, Mattison, Réti, Kubbel, Liburkin, etc) lenen zich daar bij uitstek voor.

In mijn HHdbIV-database zit genoeg materiaal dat wacht op correctie. Van ongeveer een kwart van alle studies is nu bekend dat ze incorrect zijn....

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.