De analyse deel 1 (ONJK 2011)

De analyses (deel 1)

Het ONJK is alweer voorbij en er zijn uiteraard weer een aantal geweldige partijen gespeeld door het kamp van SV Spijkenisse. Met veel plezier zal ik van iedereen zijn of haar boeiendste partij analyseren en proberen zowel de spelers zelf en de andere clubleden meer uitleg over het schaakspel te geven. Mogelijk zal niet alles gesnapt worden, aangezien ik het ook interessant probeer te maken voor de sterke spelers binnen de club en ze wat te leren. Aangezien ik zelf voor mijn werk wetenschappelijk onderzoek uitvoer met schaken als middel, zal ik daar ook wat meer over vertellen. Als je het interessant vindt en moeite hebt om het in je hoofd te volgen, pak dan een bord.

Ik zal beginnen bij de A- categorie en de meest verassende uitslag van het toernooi. Ricardo Klepke (rating 1985) wist namelijk een geweldige prestatie neer te zetten door te winnen van Arthur Pijpers (rating 2326). Voor Ricardo was het de eerste keer dat hij won tegen iemand boven de 2300 in een lange officiële partij. Een verassing mag het zeker genoemd worden, aangezien Arthur zich na zijn partij tegen Ricardo goed wist te herstellen en uiteindelijk zelfs nog gedeeld eerste wist te worden. We kunnen dus constateren dat het een zeer knappe prestatie is van Ricardo. Aan de andere kant toont het ook karakter aan de kant van Arthur dat hij zich zo herpakt. Voor sterke schakers is dit een hele leerzame partij.

De partij was op meerdere vlakken erg boeiend. Zowel voor onderzoek als voor de leerpunten van beide spelers. Meestal als iemand wint van een op papier veel sterkere speler wordt het erop gegooid dat de sterkere speler zijn of haar dag niet had. Was Arthur misschien ziek? Blunderde hij een stuk weg? Was het geluk of een andere factor? Geen van allen. Ricardo had terecht gewonnen en zijn tegenstander positioneel weggeschoven.

Gedurende de analyse van de partij met zijn drieën was het wel duidelijk dat Arthur veel meer had gezien bij het uitrekenen van alle varianten dan Ricardo. Je kon in de analyse duidelijk het verschil zien qua speelsterkte. Je krijgt daar alleen geen extra punten voor. Van de partij kan je tevens niet afleiden dat Arthur een sterkere speler is.

Hoe is het eigenlijk mogelijk dat Ricardo kan winnen van iemand zoals Arthur? Hoe overbrug je grote gaten qua rating (in dit geval 341 ratingpunten) en maak je toch kans? In dit geval deels met behulp van zijn tegenstander. Arthur is een zeer sterke speler en zal zeker nog flink gaan groeien in zijn ontwikkeling. Potentie voor meester en uiteindelijk grootmeester heeft hij zeker. Zover ik hem heel kort met de analyse heb meegemaakt is hij iemand die altijd voor de beste zet gaat en is het zeker een sterke speler. Ook voor sterke schakers is er echter nog genoeg te leren. Dat is niet altijd op schaaktechnisch vlak. Een leerpunt voor hem in mijn ogen is dat hij beter begrip moet krijgen over hoe subjectief de beste zet in schaken is. Om ‘subjectief de beste zet’ even toe te lichten. Het is afhankelijk van meerdere factoren wat de beste zet is. Voorbeelden van factoren zijn tijd en risico.

Verder kan hij nadenken over de keuze van openingen en varianten die hij speelt tegen verschillende type tegenstanders. Ook de keuzes die hij geeft aan andere tegenstanders. De kunst van profielschetsen maken van tegenstanders en daar naar handelen is iets waar aan gewerkt kan worden. Daar zat zijn grootste fout in de partij. Aan de hand van de partij zal ik dat proberen toe te lichten.

De opening is normaal en wil ik geen woorden aan vuil maken.

(2) Klepke,Ricardo (1985) – Pijpers,Arthur (2326) [B73]

Eurochess2011 UT Woolderink (2.2), 02.08.2011

1.e4 c5 2.Pf3 g6 3.d4 cxd4 4.Pxd4 Pf6 5.Pc3 d6 6.Le3 Lg7 7.Le2 Pc6 8.0–0 0–0 9.Dd2

Arthur speelde hier 9…d5? Ik zal uitleggen waarom ik hier een vraagteken neerzet. Het is een beetje melodramatisch van mijn kant 🙂 Als je het de computer namelijk vraagt of een boek erbij pakt dan is de zet 9… d5 gewoon sterk. Hoe kan ik daar dan in godsnaam een vraagteken bij zetten?

Mogelijk is het ‘objectief’ gezien de beste zet als we het de computer vragen of een boek raadplegen. In mijn ogen gaat Arthur echter de mist in door een verkeerde opening tegen Ricardo te spelen. Arthur maakt een elementaire fout door, als op papier veel sterkere speler, een opening te kiezen die eenvoudig te spelen is voor de op papier zwakkere speler en lastig voor hemzelf. Ricardo kan namelijk afwikkelen naar een stelling op het bord waar de witspeler iedere keer twee of drie goede zetten heeft en moeilijk een fout kan maken. Relatief eenvoudig voor wit om te spelen dus. Voor zwart is het alleen een ander verhaal. Het is namelijk een hele moeilijke stelling om te spelen. Zeer secuur zal gespeeld moeten worden en zijn ‘margin for error’ is vele malen groter in zijn stelling dan voor Ricardo. Ik zal zowel de term en concrete voorbeelden laten zien aan de hand van het verdere verloop van de partij.

Nog wel even uitleg waarom 9…d5 wordt gespeeld. Als je kijkt naar de stelling dan heeft wit geen gekke dingen gedaan. Gewoon zijn stukken ontwikkeld en de ‘gouden regels’ toegepast. De zet 9…d5 is een stugge zet, aangezien je zo de overgang naar een eindspel in gang zet waar het moeilijk winnen voor wit is. Hetzelfde geldt alleen ook andersom. Het is ook niet eenvoudig te winnen met zwart. Wetende dat Arthur normaal gesproken wil winnen van Ricardo, neemt hij een aanzienlijk risico. Er is een verschil tussen welke eindspelen wel geschikt zijn om tegen op papier zwakkere tegenstanders te spelen. Dit is er in ieder geval geen een van. Het is een eindspel voor wit die door veel 2000 spelers goed te begrijpen zijn.

Zwart zijn opstelling is zeer stug. Maar een stugge opening is meestal niet handig te spelen als je voor winst speelt. Mijn oordeel over deze opening is afhankelijk van tegen wie je speelt. Ben je zwart en speel je tegen een veel sterkere speler dan kan je het zeker proberen met 9…d5. Spelen op winst wordt lastig, maar je hebt een goede remisemarge. Speel je tegen een gelijkwaardige tegenstander dan kan het ook prima. Speel je echter tegen een op papier zwakkere tegenstander zou ik deze variant absoluut vermijden. Wit kan redelijk geforceerd stellingen bereiken die eenvoudig te spelen en te begrijpen zijn. We gaan er even iets dieper op in. Welke logische opties heeft wit namelijk op de zet 9…d5?

Optie 1) 10. Pxc6 bxc6 11. exd5 cxd5

Deze stelling is eenvoudiger speler voor zwart. Waar de stukken heen moeten is niet moeilijk. Ik heb er even een paar kleurtjes bijgezet. De groene lijnen geven aan wat redelijk logische velden voor de stukken zijn en waar ze dan op richten direct of indirect. Het is een richtlijn waar de stukken heen kunnen. Meer hoef je niet te weten. Ik ga geen varianten geven. Vind ik totaal niet interessant. Ik geef alleen wat achtergrondinformatie. Schaken blijft een dynamisch spel en je bent afhankelijk hoe je tegenstander speelt. Ik speel deze opening trouwens nooit en mijn theoretische kennis is nihil. Ik ben meer iemand van de grote lijnen en het proberen te begrijpen van stellingen. Dat zal ik proberen nu mee te geven. In tijden van "Fritz zegt dat het een goede zet is en ik beter sta" mis ik vaak nog begrip inzake waarom bepaalde zetten worden gespeeld bij jeugdspelers en waarom iemand beter staat. Waarom iets een goede zet is of niet. Fritz zal je dat alleen nooit geven. Dat is het mooie bij computers en analyseren. Je kan ze vragen wat een goede zet is, maar je krijgt nooit te horen waarom. Dat mag je zelf uitvogelen 🙂

Maar goed. Zowel de loper op c8 en de pion op a7 moet je rekening mee houden dat dit je potentiële zwaktes zijn. Het groene veld d5 houdt in dat zwart een pion in het centrum heeft en zo iets meer ruimte heeft dan als je kijkt naar de positie voor 9…d5. Ruimte is fijn, aangezien je zo meer bewegingsruimte hebt voor je stukken. Het is verder een pion die goed te dekken is. Geen eenvoudig aanvalsdoel voor wit. Het gele veld op b2 geeft aan dat dit een korte termijn strategie kan zijn voor zwart. Zowel de toren op a8 en de loper op g7 zijn potentiële aanvallers van de witte pion. De pion op b2 kan alleen niet eenvoudig gedekt worden. Een zet als Tb1 wil je absoluut niet spelen. De toren kijkt dan tegen zijn eigen pion op b2 aan. Een regel is dat dit meestal niet goed is. Het is alleen interessant als je de pion dan ook twee velden vooruit kan spelen. In deze stelling is dat alleen niet handig, aangezien zwart zo een sterk veld krijgt op c4. Een nuance is wel dat als wit de pion op b4 weet te krijgen en een paard op c5, het wel degelijk een interessante optie kan zijn. Zwart kan dat in dit geval alleen eenvoudig voorkomen. Deel 1 van het plan met je toren naar b1 (om je pion naar b4 te spelen om daarna in deel 2 met je paard via a4 naar c5 toe te springen) is mogelijk, maar zwart is ook slim genoeg om het stap van het paard via a4 naar c5 te spelen tegen te houden. Zwart is zowaar ook aan zet en zal sommige plannetjes willen tegenhouden 🙂 Als dat het geval is, dan staat de toren op b1 dus niet goed. Vandaar dus geen toren b1 in stellingen zoals deze. Als de pion op b2 wordt aangevallen, komt een zet als b3 en/of Pa4 eerder in aanmerking. Staat het paard op c3 er niet, dan zou de zet c3 in aanmerking komen. De toren van a1 van wit moet meestal naar c1 (kom ik zo op waarom wel voor de c2 pion te gaan staan en niet de b2 pion). Zowel b3 en Pa4 zien er ‘natuurlijker’ uit. Het is afhankelijk wat het plan van wit is. Beide zetten hebben voor- en nadelen. Door met het paard naar a4 te gaan zorg je dat je de pion dekt op b2 en je optioneel zelf ook richting een sterk veld van wit op c5 kan springen. Nadeel. Het geeft zwart de optie om naar e4 te springen met zijn paard, zodra wit e4 niet meer dekt. Een andere manier van verdedigen is weggaan. In dit geval b3. De pion staat dan goed gedekt. Op de zet b3 ipv Pa4 ontstaat alleen een ander nadeel. De c-lijn. Het paard op c3 en de pion op c2 kunnen zo mogelijk aangevallen worden. De toren van b8 kan dan in een later stadium naar c8 om op die lijn te spelen. In combinatie met de loper op g7 en de dame op d8 kan je strategie zijn daar op te spelen. Je kan overwegen met zwart je dame op a5 neer te zetten om ruimte te maken voor de zwarte toren op d8 (die staat daar meestal goed). Mogelijk wordt Pe4 of d4 dan interessant, aangezien de toren op d8 op dezelfde lijn staat als de dame op d2. Verder kan je zo in combinatie met Tb8 het stuk wat het paard op c3 dekt (namelijk de pion op b2) onder druk zetten en een mogelijke truc voorbereiden. Als wit namelijk besluit om zijn pion door te spelen naar b3, dan valt de dame het paard op c3 aan. In combinatie met de loper op g7 kan je misschien trucjes hebben door het paard van f6 weg te spelen. Nadeel van de dame naar a5 is dat je als zwart zijnde wel moet oppassen dat je zelf niet in een truc trapt. De dame op a5 staat namelijk ongedekt. Soms kan wit met zijn paard naar e4 (of zelfs slaan op d5) om gunstig af te wikkelen. De dame op d2 valt de andere dame op a5 aan. Zwart moet daar op reageren. Als dan bijvoorbeeld de dame geslagen wordt op d2, dan kan wit eerst zijn paard wat naar d5 of e4 is gegaan afruilen met schaak op f6 of e7.

Verder kan een strategie van zwart zijn om nog meer ruimte te pakken en het centrum te domineren door je pion van e7 op e5 neer te zetten als je de kans hebt. Het is afhankelijk van je strategie. Wil je spelen op de b en c lijn, dan staat de pion handiger in het begin op e6 om de pion op d5 te dekken en onder meer je dame op d8 vrij te maken voor een andere functie dan dat zij nu heeft. Nu moet de dame de pion op d5 blijven dekken met het paard op f6, anders gaat deze verloren. Ga je voor het andere interessante plan door op het centrum te spelen, dan moet je zowel de pionnen op d5 en e5 goed blijven ondersteunen met lichte en zware stukken. Mogelijk dat er een toren naar e8 moet. Als je niet speelt voor de b- en c- lijn, dan hoef je je pion ook minder snel naar e6 te spelen. Dat geeft mogelijkheden voor de loper op c8. Als de pion naar e6 gaat, dan is de loper op c8 meestal een probleem. De loper kijkt namelijk tegen zijn eigen pion aan en de loper kan ook niet naar a6, want de loper op e2 valt deze aan. Mocht je ooit de optie hebben, dan is afruilen van deze loper fijn voor zwart in de meeste gevallen. Nu staat hij in de weg voor de aanval. Zwart wil namelijk een toren op c8. Daar staat de loper nu. Gaat de loper naar d7, dan staat de loper voor de dame of toren (afhankelijk welk stuk je op d8 zet). Gaat de loper naar b7, dan staat de loper weer in de weg voor de toren op b8. De loper wordt alleen interessant als de pion naar e5 gaat. Dan kan je je loper op e6 plaatsen. Twee opties dus voor zwart in deze stelling waar je moeilijk een fout kan maken.

Draaien we het om. Hoe moet wit verder? Wit is namelijk aan zet. Dat is het leuke. Je hebt begrip nodig van de stelling om te weten hoe je dit aanpakt. Het is namelijk een stuk lastiger. Je kan sneller een onnauwkeurigheid begaan. Hoezo dan? Het is lastiger te bepalen welke stukken af te ruilen en wat een handige strategie is. Moet ik de loper afruilen met de loper op g7 door Lh6 te spelen? Is dat slim? Is het slim op dit moment? Moet de loper misschien naar d4. Dat kan ook. Je moet alleen oppassen dat je e5 dan wel blijft controleren, anders valt zwart graag de loper aan met de pion op e7 en dan gaat het mis voor wit. Verder wil wit de loper op e3 niet wisselen met het paard op f6. Behalve misschien als je de pion op d5 wint. Meestal wil je niet ruilen met het paard, aangezien twee lopers over het algemeen beter zijn dan een loper en paard alleen. Verder. Waar moet mijn loper op e2 heen. Staat deze goed? moet deze naar f3? Maar wat als zwart e6 speelt. Staat deze dan nog steeds goed? Waar moet ik mijn toren neerzetten van a1 en f1. Zijn c1 en d1 de aangewezen velden? Moet ik misschien nog even wachten? Een strategie van wit kan zijn te spelen op het centrum en d5 onder druk te zetten. Hieronder een voorbeeld.

Wit moet zeer secuur spelen. Stel je speelt in het begin Lf3 in deze stelling om de pion onder druk te zetten. Zwart speelt e6 en dan gaat heel je strategie met Tc1, b3, Pa4 en c4 moeilijker lukken. De loper is vaak nodig op e2 om c4 door te drukken. Vaak genoeg worden verschillende strategieën gemixt, waardoor moeilijke stellingen voor wit ontstaan. Wit moet goed opletten wanneer je welke zet doet. Zwart heeft verder meer trucjes voor wit in de stelling dan andersom. Wit zal accuraat moeten spelen. Zwart kan eenvoudiger kleine onnauwkeurigheden permitteren (onnauwkeurigheden zijn bijvoorbeeld zetvolgorde).

Wit hoeft hier echter niet voor te kiezen en heeft handigere opties. Hij zou zo Arthur in de kaart spelen. Het is dan ook slim dat Ricardo dit niet deed.

Optie 2) 10. Pxc6 bxc6 11. e5

In plaats van te slaan kan je ook overwegen om de pion naar e5 door te spelen. Hier zal ik kort over zijn. Niet heel handig. Nadat zwart 11… Pd7 speelt wordt wit gedwongen 12. f4 spelen. Na een zet als e6 en daarna c5 zal dit makkelijker te spelen zijn voor zwart. Ook kan gekozen worden op een gegeven moment f6 te spelen om zo het centrum onder vuur te nemen. Wederom zou Ricardo met deze optie Arthur in de kaart hebben gespeeld. Een vergelijkbare stelling met analyse zou het geval zijn bij 11. Tad1.

De derde optie is hoe de partij ging. 10.exd5 Pxd5 (zie diagram) 11.Pxd5.

Slaan op c6 met het paard op d4 kan ook, maar zwart slaat gewoon met zijn pion terug. Gezien het sterke paard in het centrum kan je de ‘verzwakking’ van je pion op c6 toestaan. Zwart valt tevens zowel met zijn paard op d5 en loper op g7 ook het paard op c3 aan. Dat is lastig voor wit.

11…Pxd4

Op de zet Dxd5 kan wit Lf3 spelen en daarna slaan op c6. Een fijne stelling voor wit om te spelen.

12.c4 Pxe2+ 13.Dxe2

Deze stelling wilde ik naartoe. Dit is een hele belangrijke stelling! Deze stelling is namelijk ontstaan na een redelijk geforceerde variant op de zet 9… d5. Normaal gesproken zou je zeggen dat het fijn voor zwart is, want een regel is dat twee lopers sterker zijn dan een paard en loper. Dat klopt helemaal, maar in deze stelling is het wat complexer. Nuance is nodig. Het probleem voor zwart is hier dat hij te maken krijgt met complexe keuzes . Hij zal verder heel secuur moeten spelen wil hij tot een stelling komen waar zijn lopers tot uiting komen om voordeel te behalen. Zijn grootste problemen zijn de dame op d8, de pion op e7, de ontwikkeling van de loper op c8 en de toren op a8. Dat is absoluut niet eenvoudig en daar ging het dan ook mis bij Arthur. Als je kijkt naar wit zijn stelling, dan zijn de volgende zetten niet moeilijk te raden. Zowel Tac1 en Tfd1 maken de ontwikkeling compleet. Verder heeft wit nu al vervelende dreigingen met een zet als Tfd1 of Lc5.

Om je even te verplaatsen in zwart. Wetende dat hij een sterkere speler is en eigenlijk voor de winst wil spelen. Hoe moet hij hier verder? Hij oordeelde hier namelijk dat hij het loperpaar heeft en dat ,als hij zijn lopers tot wasdom kan brengen, zwart goed zou staan. Heeft hij gelijk in, maar is het realistisch van hem te denken dat hij zo’n stelling kan bereiken? Zo ja, hoe?

Welke dilemma’s heeft hij? Zijn dame heeft geen lang leven op d8. Nadat wit zijn toren op d1 plaatst moet hij een mooie plek voor zijn dame hebben. Anders heb je een vervelende aftrekaanval met het paard op d5. Waar zwart mee zit is de pion op e7. Het paard valt deze aan en de dame dekt deze. Opspelen van deze pion lijkt dan logisch. Wat is alleen het lastige met opspelen? Als zwart e6 speelt, dan blokkeert zwart de loper op c8. Hij wordt dan bijna verplicht om zijn loper naar c6 of b7 te spelen. Dat kost alleen weer een zet extra om een stuk te ontwikkelen. Wetende dat hij achter staat in zijn ontwikkeling moet hij daarvoor oppassen. Speelt zwart e5, dan heeft wit een geweldig paard op d5 waar je niet makkelijk omheen kan spelen. Als zwart moeite heeft zijn loper op c8 te ontwikkelen, dan geld dat al helemaal voor de toren op a8. Die heeft dan namelijk weinig opties. De toren kan pas weg als de loper ontwikkeld is.

Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is je te verplaatsen in je tegenstander en de keuzes die hij of zij heeft. Dat is zeker voor sterke spelers iets om mee te nemen in hun partij! Als je kijkt naar deze stelling en wit zijn dilemma’s op korte termijn dan zijn dat er namelijk geen. Ricardo is ook een sterke speler en vindt deze zetten echt wel. Torens ontwikkelen kost hem verder weinig tijd. Hij kan moeilijk iets verkeerds doen. De puzzel die zwart echter nu heeft met ‘hoe nu verder’ kan Ricardo kostbare tijd mee winnen.

13…e6

De vraag is of zwart een andere zet heeft die in aanmerking komt. De dreiging Lc5 of Tfd1 leveren teveel problemen op voor zwart.

Het vervelende voor zwart is dat hij wit nu niet echt een moeilijke keuze geeft. Drie opties: Pf4, Pc3 en Pb4. Waar Pc3 het liefste gespeeld wordt (ziet er uit als een logisch veld voor het paard), heb je nu te maken met de loper op g7 die het paard kan meppen met een dubbelpion als gevolg. Na Pf4 kan zwart een zet als b6 spelen en snel zijn loper ontwikkelen. De lopers komen dan tot wasdom. Ondanks dat Pb4 er een beetje vreemd uitziet, lijkt het geen ingewikkelde zet om te spelen.

De volgende puzzel voor zwart na 14. Pb4

Zwart heeft de volgende puzzel. De loper spelen naar d7 gaat gepaard met een penning door Tfd1. Torens verdubbelen op de d- lijn of zelfs een zet als Lc5 om de zwarte toren te irriteren en met zijn loper naar d6 behoren tot de mogelijkheden. Verder ziet het er logisch uit je dame te ontwikkelen. De meest gangbare zetten waar je als eerste naar kijkt zijn Dc7 en De7. Waarom? Je gaat uit de lijn van de toren die naar de d- lijn gaat. Verder dek je b7. Dat is handig voor als je de loper wil ontwikkelen. Verder kan er kort gekeken worden naar een zet als Df6 en Da5. Vier opties, waarvan er twee voor de hand liggen. Niet de makkelijkste keuze. Het is niet zo makkelijk te zien welk veld nou het beste is. Er zit achter iedere zet wel een idee. Geen enkele zet zou vreemd zijn. Met De7 val je het paard met tempowinst aan. De vraag is alleen wat handig is na een zet als Pd3 met de dreiging Lc5. Op Da5 val je ook gelijk het paard aan. Wederom de vraag wat te doen na zowel a3 of Pd3. De dame staat kwetsbaar en buitenspel op a5 na een zet als a3 en c5. Het kost dan weer een extra zet om de dame bij het spel te betrekken door bijvoorbeeld later terug te gaan naar c7. Na een zet als Pd3 kan je met tempo de dame aanvallen op a5 met b4. Een idee van wit kan namelijk zijn de drie tegen twee pionnenmeerderheid te gaan benutten op de damevleugel. De dame naar f6 als idee om b2 aan te vallen en tijd te winnen is ook niet eenvoudig. De vraag is of de dame wat te zoeken heeft op dat veld op de iets langere termijn. Een ander nadeel van de dame naar f6 of a5. Mocht de loper namelijk ontwikkeld worden naar d7, dan staat b7 weer ongedekt (vandaar dat Dc7 en De7 het meest gangbare zijn). Uiteindelijk speelde zwart zijn dame naar c7. Ziet er logisch uit. Zwart had hier alleen een keuze uit meerdere velden en het was wat lastiger voor hem berekenen welk veld het beste was.

Zwart speelde dus 14…Dc7 en wit reageerde met de natuurlijke ontwikkelingszet 15. Tac1. Wit kan overwegen om de volgende zet zijn pion naar c5 te spelen om druk te zetten of een mooi veld op d6 voor een stuk ondersteunen. Verder is het fijn voor wit een toren op dezelfde lijn te hebben als de dame. Wederom zwart aan zet. Wederom een dilemma. De loper spelen naar d7 ziet er logisch uit en had waarschijnlijk het meest handige geweest. Zijn stukken moeten er gewoon zo snel mogelijk uit. Op een zet als b6 komt c5 en dat breekt alles open. Wit heeft dan voordeel door de activiteit van zijn stukken. Verder is de zet a5 te overwegen. Arthur speelde deze zet in de partij. Het idee is het paard weg te jagen, de loper van c8 te spelen naar c6 en een aanval op te zetten met e5 en f5. Aangezien het paard na a5 naar d3 moet waarna je wel e5 kan spelen (het paard van Ricardo komt nu niet meer eenvoudig naar d5), is dat zeker een interessant plan. Persoonlijk vond ik deze zet echter niet handig. Het vervelende is dat hij met a5 een andere zwakte creëert en Ricardo ook wel inziet dat b6 een zwak veld is voor zwart. Hij heeft een eenvoudig aanknopingspunt waar hij op kan spelen en houdt het spel relatief eenvoudig voor hem zonder hem complexe keuzes te geven. Ik was benieuwd geweest wat Ricardo zou spelen tegen een minder geforceerde zet als 15…Ld7. Na 15…a5 had Ricardo niet echt veel opties. Namelijk alleen 16. Pd3

Zwart heeft niet echt veel opties hier. Het zou onlogisch zijn als zwart nu alsnog Ld7 zou spelen na a5. Hij had het anders beter gelijk kunnen doen. Mocht zwart het toch spelen, dan kan wit met een zet als Lf4 het zwart lastig maken. De dame heeft namelijk geen goede velden. Zwart speelde zoals gepland dus 16… e5. Voordeel is ruimte, nadeel is de loperlijn voor de loper op g7 die gesloten wordt. Dit was het eerste moment dat Ricardo een beetje onder druk kwam te staan en het iets lastiger voor hem werd. Grappig genoeg kan hij weinig verkeerd doen. Veel zetten zijn hier prima voor hem. Zowel Tfd1 en f3 kunnen zonder veel consequenties gespeeld worden. Het zijn beiden prima zetten. Een zet als f3 wil je over het algemeen voorkomen (tast pionnenstructuur bij koning aan), maar wit speelt het hier om een toekomstige pionnenstorm van de e- pion en f- pion alvast te stoppen. Verder heeft wit de optie om zijn dame naar f2 te spelen en het veld b6 met zijn loper te pakken. Waarom is een loper op het veld b6 handig? Onder meer omdat je zo de d- lijn makkelijk onder controle kan houden. De zwarte torens kunnen namelijk niet meer naar d8.

Het lijkt alsof zwart nu eindelijk een beetje loskomt. Het tegendeel is echter waar. Zwart blijft problemen houden met de loper op c8. Een zet als Ld7 en Lc6 is niet meer zo ideaal, aangezien wit met Df2 en Lb6 de dame dwingt op een onhandig veld te gaan staan. Waar moet de zwarte dame heen met de loper op c6? De d-lijn is niet fijn, want een witte toren wordt te gevaarlijk. Naar e7 mag niet, aangezien wit Lc5 heeft. Naar de onderste rij zal het worden. Zo staat de dame alleen de torens weer in de weg. Het is lastig nog een handig veld voor zowel de dame en de loper te vinden. Een van de twee zal geen goed veld hebben. Zwart wilde het oplossen door 17… f5 te spelen. Het ziet er gevaarlijk uit. Verder kan iemand met een lagere rating schrikken van zulke zetten. Een rustige zet zou het gevolg kunnen zijn. Waarom f5? Je zou kunnen zeggen dat Le6 op een later tijdstip dan kan. Zwart kan namelijk na Pc5 met zijn loper naar f7 toe in plaats van af te ruilen. Afruilen van de loper wil je namelijk niet met zwart. Daar staat wit te actief voor en gaat ten koste van het loperpaar waar zwart op speelde. Ricardo speelde de zet 18. Pc5! je kan goed zien dat de loper op c8 een probleem blijft. Een zet als b6 is nu niet goed, aangezien Pa4 en Df2 de pion doet verliezen (dat is een van de gevolgen geweest van de zet a5, aangezien de pion op b6 niet meer gedekt kan worden). Een zet als Tfd1 was trouwens ook prima geweest. De zet Le6 was dan niet zo handig geweest. Wit kan namelijk nog steeds Pc5 spelen. Op Lf7 komt dan Td7 en de 7e rij is voor wit met een pion op b7. Persoonlijk vind ik de zet Pc5 echter leuker. Voornamelijk als we ons weer even verplaatsen in beide spelers.

Zwart is hier aan zet. Arthur blijft een probleem houden. Hoe gaat hij verder? De zet b6 mag niet, aangezien hij de pion zou verliezen met Pa4 en Df2. De loper kan niet naar b7 zo. De loper naar e6 kan ook niet. De zet Ld7 is ook niet handig, aangezien wit Tfd1 kan spelen en de loper niet naar c6 toe kan, aangezien Pe6 een kwaliteit wint. De toren op a8 blijft staan en doet niet mee. De dame op c7 heeft geen beter veld. Zowel de pion op e5 en f5 staan er mooi, maar doorschuiven is alles behalve goed. Dan houden we de loper op g7 en de toren op f8 over. De toren kan nog naar e8 om de loper naar e6 te ondersteunen. Het wordt ineens duidelijk dat zwarts loperpaar in deze stelling onmogelijk meer tot wasdom zullen komen. Als we kijken naar wit zijn stelling. Wit heeft nog voldoende zetten om zijn stelling rustig te verbeteren. Zetten als b3 (om indirect de loper op g7 in de toekomst de pion niet te laten slaan), torens verdubbelen op de d-lijn en een rustige zet als Lf2 ter voorbereiding op een mogelijke pionnenstorm van zwart. Allemaal zetten die prima zijn. Voor zwart is dat niet het geval als het gaat om ‘zetten om rustig je stelling te verbeteren’. Zie het maar net zoals met dammen. Als je geen nuttige wachtzet kan doen, dan ben je de pineut.

Door de complexiteit van zwart zijn stelling was de kans groter dat hij een fout zou maken (margin for error… nee, het is geen margin of error voor de statistiek fans). Zwart speelde een van de weinige zetten die hij nog had. De zet 18…Te8. Zonder teveel na te denken kon Ricardo de goede en nuttige zet 19. Tfd1 spelen. Wit heeft nu zijn stelling helemaal ontwikkeld en al zijn stukken doen mee. Als reactie speelde zwart 19… Lf8 Wat anders namelijk? Als zwart Le6 zou spelen dan kan wit de loper slaan en de volgende zetten Td5 en Td1 spelen. Wit heeft zo de d-lijn onder controle en zwart heeft geen compensatie. Een cruciaal moment in de partij ontstond echter voor Ricardo. Hij moest snel zijn paard omspelen om voordeel te behouden.

Dit fragment was erg belangrijk dat hij niet zou twijfelen en logisch bleef spelen. Hij deed dat perfect! Hij speelde 20. Pa4. Deze zet was redelijk logisch. Zwart reageerde misschien niet optimaal met 20… Le6. Een zet als 20… Ta6 misschien beter. De stelling blijft echter fijn voor wit om te spelen met een plusje. Zwart blijft machteloos en kan moeilijk druk uitoefenen. Wit heeft gewoon de overhand. De cruciale zetten waren precies op dat moment Pb6 en Pd5 gelijk te spelen. Dat was nodig om de stelling om te buigen van een kleine plus naar een nog betere stelling. Zou hij wachten dan zou dat verdwijnen. Na de zet 21. Pb6 kwam zwart met 21… Tad8. Een niet al te handige zet, maar veel betere opties had Arthur niet. Ricardo reageerde meteen met de zet 22. Pd5. Hij speelde zijn paard via een handige manoeuvre dus mooi om naar het sterke veld d5. De kracht van de lopers is dus nooit tot wasdom gekomen en Ricardo wist beide heren goed onder bedwang te houden. De stelling na Pd5 ziet er als volgt uit:

Het voordeel na de paardzet was verder dat zwart gelijk een ander groot probleem had. De dreiging Lg5 met Pf6. Kwaliteitwinst. Er zijn teveel gaten ontstaan in de zwarte verdediging. Zwart kan het beste slaan op d5 met de loper. Nadeel is alleen de dame die dan aangevallen wordt door de toren op c1 na cxd5 en dan weg moet. De pion daarna op a5 ongedekt staat. De dame op e2 hoogstwaarschijnlijk naar het sterke veld b5 toe kan en zowel de pion op d5 dekt als de pion op a5 aanvalt.

Merk trouwens op waar het paard op d5 vandaan is gekomen vanaf de start en welke kruistocht is afgelegd. Pb1, Pc3, Pd5, Pb4, Pd3,Pc5, Pa4, Pb6 en Pd5. In totaal acht zetten. Dat is een groot percentage paardsprongen van de in totaal 35 zetten (zolang duurt deze partij). Op de juiste momenten sprong Ricardo naar de beschikbare velden. Ondanks dat het makkelijk praten is achteraf, was dit één van mijn bezwaren tegen a5. Een groot gapend gat op b6.

Zwart kiest voor 22…Df7 en wit reageert direct met de zet 23. Lg5 om een kwaliteit binnen te hengelen. Na de zetten 23… Txd5 24. cxd5 Lxd5 ontstaat de volgende stelling:

Wit heeft nu zelfs een gewonnen stelling. Hij zal het alleen wel goed moeten spelen. Dat lijkt eenvoudig, maar dat is het niet. Ricardo is het niet gewend om gewonnen te staan tegen een sterke tegenstander. Het is niet vreemd voor sterke spelers om dan alsnog het punt af te snoepen. De spanning wordt voor de op papier zwakkere tegenstanders soms teveel en ze verkrampen daardoor opeens en gaan rustige zetten doen. Dat zou enorm gevaarlijk zijn geweest. Nu weet ik niet wat mijn aandeel is geweest bij zijn uiteindelijke overwinning, maar ik gooi het op het mentale stuk waar we als trainers mee bezig zijn geweest gedurende het kamp. Een onderdeel daarvan was namelijk ‘Wat als je gewonnen staat tegen een veel sterkere speler?’. Het stuk dat wij als trainers hebben gedeeld was:

" Gewonnen staan tegen een sterke schaker is best eng. Je hebt bijvoorbeeld nog nooit eerder van zo’n sterke speler gewonnen. Iedereen vindt dat eng en heeft dat meegemaakt. Je staat daar niet alleen in. Het is heel normaal. Het is in ieder geval belangrijk dat je niet ‘verkrampt’ en teveel gaat verdedigen. Blijf gezonde zetten spelen (vb. alle stukken mee blijven laten doen met het spel).

Tip. Stel je staat een stuk voor. Een strategie kan dan zijn om stukken proberen af te ruilen. Je hebt er namelijk eentje meer 🙂 Blijf met je stukken centraal spelen rondom de velden (e4,e5,d4,d5). Zet door en blijf je tegenstander onder druk zetten!"

Het blijft uiteraard gissen wat er van is blijven hangen, maar het stuk ‘de tegenstander onder druk blijven zetten’ deed hij precies. Hij maakte het daarom dan ook zeer netjes af. Iedere zet die hij speelde zat een gedachte achter.

Hij begon met de sterke zet 25. Db5. Het was een positieve verassing voor mij dat hij geen zet speelde zoals a3 of b3 om zijn pion te beschermen. Hij bleef gewoon lekker actief spelen. Zwart heeft niet veel opties en de zetten 25…Lxa2 26. Td7 (lekker actieve zet!) De6 en 26. Dxb7 waren het gevolg. Wit pakt door en zet zwart gelijk onder druk door de 7e rij te veroveren. Beetje bij beetje zie je zwart zwichten.

Zwart blijft onder druk staan, aangezien h7 dreigt te vallen en een zet als Tc6! er ook in zit met een dame zonder al teveel velden. Zwarte speelde in deze stelling 26…h6. Ricardo kreeg nu opeens meerdere opties om te winnen. Een mooie combinatie is Lxh6, Lxh6 en Tc6. Ik vind echter dat hij het goed afmaakt. Zwart hoopte op een zet als Tc6 gelijk. Zwart had namelijk zijn dame geofferd om een vesting te bouwen. Het zou nog steeds gewonnen zijn, maar wit moet dan nog even werken. Nu deed Ricardo het rustig aan en schoof hij de partij uit zonder zwart ook nog maar enige kans op hoop te geven. De zetten 27. Le3 Df6 (om Tc6 eruit te halen) volgden. Wit speelde hier een zeer sterke zet. Hij speelde namelijk 28. b3! De loper kan zo niet meer terug naar e6! Een prima zet!

Zwart spartelde nog een beetje door de zetten 28… f4 29. Lf2 De6. Ricardo had echter geen angst meer en ging voor de kill. Dat zie ik graag! Zoals ik al tegen hem zei over de befaamde handschoen die ze bij baseball gebruiken met een wijsvinger. Zo eentje had hij nodig tegen sterke tegenstanders, maar dan een denkbeeldige grote handschoen met een middelvinger. Hoe groter die vinger in je gedachten, des te beter. Gewoon dikke lul zei koppie krauw. Niet lullen, maar poetsen. Ik wil geen verhalen horen na afloop van ‘ik had moeten winnen’. Daar koop je niks voor. Om daar te komen heb je een ‘geen angst instelling’ nodig. Blijf in jezelf en je eigen kansen geloven. Tegen wie je ook speelt!

Hij speelde 30. Tcc7! met een dodelijke dreiging op de 7e rij. Zwart speelde nog 31… Df6, maar wit maakte het geweldig af. Er volgde 32. Tf7 Dd6 33. Tg7+ Lxg7 34. Txg7+ Kf8 en hij mocht hem nog mat zetten ook. Dat was sportief van Arthur. De slotzet 35. Df7# volgde en Arthur gaf Ricardo een hand.

Een zeer knappe overwinning waar niks op af te dingen valt. Ricardo speelde gewoon een zeer sterke partij en was beter dan Arthur. Als ik deze partij zelf zou spelen met wit, zou ik hem ook met plezier op mijn conto hebben bijgeschreven. Niet zozeer vanwege de speler die verslagen is, maar vanwege het vertoonde spel. Er zat een mooie vloeiende lijn in zijn spel waar je sterke schakers aan herkent. Hij mag deze partij zeker boven zijn bed hangen en hij kan er apetrots op zijn. Verder is dit ook een leerzame partij voor Arthur in zijn groei naar meesterschap.

Met een grote glimlach gaf Ricardo mij net na zijn partij een bibberende hand. Hij was nog steeds aan het bijkomen van de spanning. Zulke dingen doe je het voor als trainer. Een glimlach op iemands gezicht en de blik in iemands ogen van trots. Beide heren wil ik tevens bedanken voor deze partij, want ik kreeg hierdoor waardevolle inzichten voor onderzoek.

Uiteindelijk wist Ricardo 5 uit 9 punten te behalen. Gezien zijn tegenstanders en de partijen die hij heeft gespeeld een hele mooie prestatie. Hij heeft een aantal partijen gehad waar hij eindspelles kreeg van een sterkere speler. Dat was zeer leerzaam voor hem. Die ervaring kan hij goed gebruiken in zijn ontwikkeling. Hij had af en toe een halfje laten liggen. Als een echte perfectionist had Ricardo daar moeite mee. Nooit tevreden zijn zal hem echter helpen een nog sterkere speler te worden en binnen afzienbare tijd de 2100 grens te gaan doorbreken. Ricardo is namelijk sterk in de opening en als het aankomt op de voorbereiding zeer professioneel. Persoonlijk kan ik daar ook nog veel van leren 🙂 Het mentale aspect binnen schaken en ervaring tegen sterke spelers in het eindspel kan je veel winnen. Remise eindspelen uitspelen tegen sterkere spelers zal je nog veel hoofdpijn bezorgen, maar je gaat genieten als de rollen uiteindelijk omdraaien. Het is een proces wat ik zelf ook heb moeten doorstaan. Irritatie en frustratie om zulke partijen te verliezen zijn nu omgedraaid in een enorm plezier bij mezelf om zulke posities te spelen. Doordat ik er zelf nu een stuk bekwamer in ben geworden kan je veel punten binnen harken. Verder is het geweldig om remise stellingen alsnog te winnen als sterkere speler. Soms is het zelfs zodat je verloren eindspelen om weet te draaien en remise eruit weet te slepen of zelfs te winnen. Voornamelijk de emoties aan de andere kant van het bord geven mij energie. Ik heb af en toe sadistische trekjes hahaha. Ik kan er nu van genieten om zulke eindspelen te spelen. Wees gerust. Er is altijd weer baas boven baas. Ik krijg ook nog genoeg eindspelles in partijen tegen spelers die weer beter zijn dan mezelf 🙂

Zo jongens. Dat was partij 1. Nog tien te gaan 🙂

Nu gaan we op naar een andere type speler. Een dame wel te verstaan.

Haar naam? Netteke "Carry-all" Leentvaar. Onze tweevoetige wolharige pony met roze nagellak en blonde manen. Onze paardenliefhebster mocht ook aantreden in de A- groep net zoals Ricardo ‘Gustav’ Klepke. Een schat van een meid met haar hart op de juiste plek. Ze speelde een hele belangrijke rol voor de groep zonder dat ze het door had. Netteke was niet de meest talentvolle speelster in onze groep met haar rating van 1014. Haar toegevoegde waarde voor de groep was echter onmisbaar. Waarom? Als je met een groep op ‘vakantie’ bent, waar iedereen elkaar niet perfect kent, dan is het belangrijk een hechte groep te smeden waar iedereen het naar zijn zin heeft en op zijn of haar gemak is. Als er namelijk een gezellige sfeer is, dan heeft dat indirect meestal een positieve invloed op de resultaten van anderen. Resultaten zijn echter zelfs ondergeschikt. Het belangrijkste van een week Hengelo is plezier! Een week die je niet zal vergeten als je later ouder bent! En het was ook echt een hele gezellige week! Ik zal het sowieso niet snel vergeten. Het zorgt ervoor dat schaken leuk is en je graag bij een club betrokken blijft. Zowel door de vrijwilligers binnen het kamp en de mensen die aanwezig waren om te spelen, hebben er in geresulteerd dat ik nu in mijn vrije tijd ook de energie stop om deze analyses te verzorgen. Dat is niet vanzelfsprekend. Dat geldt voor iedereen die vrijwilligerswerk doet. Verder hadden we ook bezoek gedurende het kamp van vier clubgenoten. Zowel Rienk Pluijm, Jeanet Gerssen, Kees en Marianne Verstraate namen de moeite om helemaal naar ons kamp af te reizen om andere clubleden aan te moedigen. Wederom is dat iets wat niet vanzelfsprekend is. Uiteraard namens iedereen van het kamp wederom bedankt daarvoor!

Als je kijkt naar het verenigingsleven en een typische clubspeler, dan zie je ook dat resultaten ondergeschikt zijn bij schaken waarom clubleden er iedere keer weer zijn. Ook al zullen ze niet iedere keer winnen, sommige komen om lekker te ontspannen na een zware school- of werkweek en een sappie te doen. Anderen weer omdat ze weten dat een bepaald persoon aanwezig zal zijn waar ze mee kunnen lachen. Netteke was zo een persoon voor onze groep. Het is een opgewekte tante met een positieve instelling waar mensen graag bij in de buurt zijn. Zoals ik al tegen je gezegd had. Bedankt daarvoor! Het zijn karaktertrekken waar je veel plezier aan zal beleven gedurende de rest van je leven. Zie het maar als volgt. Door een klein magneetje wat mensen aantrekt, zorgt het ervoor dat als jij later in een hotel werkt (ze gaat Hotel Management doen), jij een persoon zal zijn die zal zorgen dat anderen ook met plezier naar hun werk gaan. Je zal door de jaren heen gaan merken als je werkervaring opdoet hoe belangrijk dat is. Niet veel bazen zullen dat op waarde inschatten, aangezien ze het niet altijd herkennen en alleen kijken naar resultaten. Niet wetende dat je indirect voor resultaten zorgt en je dat moeilijk kan meten. Wees jezelf bewust van deze toegevoegde waarde voor een groep. Mocht je ooit een sollicitatie hebben, neem het desnoods mee als ze je vragen waarom ze nou precies jou moeten aannemen. Het is niet iets waar je bewust mee bezig bent. Het gaat je van nature af. Dat is je kracht.

Binnen de club zijn ook andere voorbeelden van mensen die hetzelfde magneetje als haar hebben. Een bepaalde positieve aantrekkingskracht. Deze mensen zijn onvervangbaar en moet met zorg mee omgegaan worden. Niet sterke schakers die de prijzen winnen, maar zulke mensen zijn onbetaalbaar voor een geweldig verenigingsleven.

Op naar de partij. Hoe lief en aardig het ook is van haar om zichzelf onbewust voor de groep weg te cijferen, er komt een tijd dat het ook leuk is voor haarzelf als ze zelf ook eens aan de beurt komt en een positief resultaat behaalt. Als je kijkt naar sommige van haar partijen zal je je verbazen dat ze zo’n lage rating heeft. Ze kreeg onder meer van Milan Mostertman (rating 2250) een compliment voor haar vertoonde spel. Volgens mij twijfelt ze nog wel eens in welke mate mensen het tegen haar zeggen om aardig te zijn, maar als je objectief naar de partij kijkt dan heeft hij gelijk en is het een oprecht compliment. Je kan desnoods de computer erbij pakken om te zien hoe goed ze het eigenlijk wel niet deed. Tegenwoordig geloven we namelijk alleen nog computers 🙂 Ondanks dat de partij verloren ging, mag ze zeker met opgeheven hoofd kijken naar haar partij tegen hem. Jullie zullen zodra wel merken waarom.

(21) Mostertman,Milan (2250) – Leentvaar,Netteke (1014) [B12]

ONJK 2011 UT Borne, Netherlands (3), 02.08.2011

1.e4 c6 2.d4 d5 3.e5 Lf5 4.h4

Wits laatste zet was 4. h4. We zijn beland in de Pirc. Een stugge opening om als wit zijnde tegen te krijgen. Netteke had van onze kersverse kampioen in Dieren, Ruward Mulder, deze opening geleerd. Dat heeft zijn vruchten afgeworpen. Wat is het idee achter de laatste zet van wit?

Er zit ten eerste een klein trucje in. Mocht zwart de opening niet goed kennen en de zet 4… e6 spelen, dan kan wit heel gemeen de loper insluiten. Na g4, Lg6, h5, Le4 en f3 kan de loper nergens meer heen. Wit moet daarom reageren met h6 of h5 om een plekje voor de loper op g6 en/of h7 te reserveren. Wat is eigenlijk het verschil voor zwart tussen beide pionzetten?

Het verschil zit hem voornamelijk tussen pionnenstorm(ruimte) vs. veld g5 (kleurencomplex). Als zwart gaat voor de zet h6, dan kan wit overwegen om in de nabije toekomst zijn pionnen naar g4, f4 en h5 te schuiven en een soort kamikaze aanval op de koningsvleugel op te zetten. Let trouwens op dat als je een aanval op deze vleugel start na h6, je wel eerst h5 speelt voordat g4 en f4 volgen. Mochten de pionnen namelijk op f4, g4 en h4 staan (en dus geen pion op h5 voor wit), dan kan wit de aanval vaak ondermijnen door zelf h5 te spelen. De witte velden f5 en g4 (de witte velden) worden dan voor wit vaak zwak (zie het groene kruis beneden en het idee daarachter om het te begrijpen). Nadat h5, g4 en f4 is gespeeld is, kan je afhankelijk van hoe zwart het speelt de stelling slim openen met f5 (een thematische zet om zo de pion op e6 aan te vallen en zo de f- lijn te openen voor een aanval). Speel je g5 dan doe je dat meestal als zwart korte rokade heeft gespeeld, om ofwel de g- of h- lijn te openen. De rode velden geven aan dat het aanknopingsvelden zijn. Wat zijn dat? Zodra wit een pion zet op een van deze velden, kan zwart niet meer voorkomen dat er lijnen geopend zullen worden. Dat kan nadelig voor zwart zijn, aangezien zo witte (zwaardere stukken) aangevoerd kunnen worden bij de aanval.

Netteke speelde echter de sterke zet 4…h5. De voordelen zijn duidelijk. Een pionnenstorm is niet meer zo eenvoudig op de vleugel. Zowel de zet g4 en h5 voor wit worden geblokt. Verder pakt zwart zo ruimte en is het veld f5 een sterk veld voor een stuk (loper of paard). Dat is tevens een nadeel van de zet h4. Het veld f5 voor zwart. Wit heeft namelijk ook afwegingen gemaakt in zijn eigen pionnenstructuur. Het nadeel van deze zet is dat wit na h5 speelt op het controleren van de witte velden op de koningsvleugel. De velden samen maken een groot kruis. De velden e6,f5,g4,g6 en e4.

Als zwart deze velden blijft controleren, dan is er geen doorkomen aan. Alleen als deze velden veroverd worden kan wit pas verder met zijn aanval. Zwart koopt tijd met een zet als h5. Zwart geeft in ruil voor de witte velden de zwarte velden op. Deze kunnen vaak herkent worden als een ruit. De velden f4, g5, f6 en e5 spelen een grote rol bij wit. Wit en zwart hebben op de koningsvleugel dus eigenlijk een soort deal gemaakt. De witte velden voor zwart. De zwarte velden voor wit. Lijkt net op het ruilen van voetbalkaartjes om je team compleet te maken. Het nadeel van de zet h5 is het veld g5. Voor zowel een loper als een paard een sterk veld. Zwart heeft namelijk nu geen pion meer op h7 om een stuk van g5 weg te jagen met h6.

De strategie van beide partijen ligt dan meestal in het volgende. Zwart gaat proberen met de tijdwinst op de koningsvleugel na een zet zoals h5 de damevleugel bestormen.

Met een soort Franse structuur switcht zwart over naar zetten als e6, c5, Pc6, Tc8 en Db6. Het idee is het centrum onder druk te zetten op de pion d4 (in het geel) en de c-lijn onder controle te krijgen. Zwart wil zo een aanval opzetten op deze lijn om de damevleugel te overmeesteren. Aan de andere kant. Wit gaat meestal op de koningsvleugel verder en probeert de vijf befaamde velden van het groene kruis van het vorige diagram te veroveren. Lukt dat, dan kan wit zijn aanval doorzetten. De vraag is dan altijd wie sneller is. Wit op de koningsvleugel of zwart op de damevleugel 🙂

Na de zet 4… h5 kwam wit met de zet 5. c4. Een normale zet, maar ik vind hem persoonlijk niet fijn en zou hem nooit spelen. Waarom niet? Als zwart slaat op c4 en wit met de loper terugslaat, dan zou ik daarna e6 spelen. Zwart heeft zo een sterk veld op d5 en wit heeft een hangende pion op d4 waar je je als zwart zijnde op kan gaan focussen. Waarom speelt wit dan toch c4? Milan is namelijk een sterke speler. Wat is het plan voor wit als zwart zou slaan en daarna e6? Het idee is dat als zwart e6 speelt en wit de zwartveldige lopers wil gaan ruilen (de loper op f8 moet ergens naartoe en het veld e7 lijkt de aangewezen plek, h4 en h5 dan handig voor wit is, aangezien zwart met g5 toegang heeft tot afruil met de zwartveldige loper met zij eigen loper op c1). Als de lopers worden geruild, dan wordt het veld d6 een sterk veld voor een paard. Mocht wit slagen de lopers te ruilen en daar een paard te krijgen, dan is de partij meestal snel voorbij in het voordeel van wit. Met een paard op d6 wordt het ook moeilijk voor zwart om de pion op d4 nog aan te vallen. Verder staat het paard op d6 wel erg gevaarlijk in zwarts stelling.

Persoonlijk vind ik het leuk dat wit c4 speelde. Ricardo speelde namelijk met wit een soortgelijke stelling tegen Gert-Jan Rauw in ronde vier. Het enige verschil waren de pionnen op h4 en h5.

Milan vs. Netteke (ronde 3) Ricardo vs. Gert-Jan (ronde 4)

Als we de beide stellingen vergelijken met zwart aan zet is het enorm interessant. Zwart heeft in beide gevallen de mogelijkheid een pion te winnen. Namelijk door eerst met de loper van f5 te slaan op b1 en na Txb1 Da5+ te spelen met pionwinst op a2 door een dubbele aanval. De vraag is alleen of het een gratis pion is of dat het een gemene truc is om in ruil voor de pion op a2 de dame in te sluiten in de hoek.

Deze vraag hield Gert-Jan bezig in zijn overweging of het uit zou maken of de pionnen op h4 en h5 staan. Wat is het verschil namelijk? Je zou zeggen niet veel, maar vergis je niet dat kleine veranderingen een enorm verschil kunnen betekenen. Een verschil is namelijk dat met h4 op het bord, wit de optie heeft om met Th3 te switchen naar a3 om de dame te vangen.

Netteke ging niet voor de pion, maar Gert- Jan wel. Zijn redenatie was dat zwart nu een pion kon pakken, aangezien de toren in hun stelling niet naar h3 kon en het Ricardo teveel kostbare tijd zou schelen als hij dat wel zou doen. Interessante gedachte! De stelling werd alleen in hun partij snel remise, door met de witte toren de zwarte dame heel de tijd aan te vallen. Ricardo zag geen mogelijkheid de dame van zwart te vangen en koos eieren voor zijn geld.

Milan had echter al een pion op h4. Het was dus slim van Netteke dat ze niet sloeg op b1 om de pion op a2 te winnen. De toren van h1 zou dodelijk worden voor haar. Ze speelde daarom de zet 5…e6. Een normale ontwikkelingszet. De loper van f8 krijgt zo ruimte. Wit reageerde ook met een normale ontwikkelingszet 6. Pc3. Zwart was wederom aan zet. Een klein dilemma waar zwart mee zit is het veld e7. Welk stuk zet je daar neer? Mocht zwart de loper daar neerzetten, dan zit zwart de zet daarop met het paard op g8. Zwart speelde daarom 6… Lb4. Het afruilen van deze loper hoeft geen probleem te zijn. Zwart moet alleen opletten dat er niet op c3 geslagen wordt als de witte loper nog op c1 staat. Als dat namelijk het geval is, dan kan wit met de b- pion terugslaan en daarna zijn loper op a3 zetten. Het sterke veld d6 voor wit kan dan gebruikt worden. Een zet als a3 om Lxc3 te forceren kan voor wit, maar dan kan zwart gewoon slaan. Waarom? Aangezien wit nou niet meer met zijn loper naar a3 kan. Hij heeft eigenhandig namelijk dat veld geblokkeerd. Verder heeft deze zet een reden die handig is te weten. Ik ken heel de Pirc niet en speel het nooit, maar het zal me niet verbazen als er in staat dat het paard kan switchen naar de koningskant en voornamelijk om de befaamde gele ruit te consolideren en het groene kruis onder vuur te nemen. Je ziet het nu nog niet, maar er komt een cruciaal moment aan een aantal zetten later. We zullen daar straks op komen.

Wit heeft een aantal belangrijke keuzes die hij moet maken in deze stelling. Wit moet rekening houden dat zwart bij de volgende zet Pe7 zal spelen en dan kan overwegen om te slaan met het paard op d5 (als de pion geslagen wordt). Mocht wit zelf niet slaan op d5, dan kan zwart zelf overwegen om te slaan op c4. Zwart krijgt zo een sterk veld op d5. Verder. Als wit in de huidige stelling zijn loper wil ontwikkelen van f1, dan kan zwart een tempo winnen. Het is een standaard tempo die je kan winnen en in meer stellingen ziet. Zwart kan na een zet als Le2 slaan op c4. Wit moet dan alsnog slaan op c4 en verliest zo een zet. Wit wil dat voorkomen en slaat daarom nu op d5. De zetten 7. cxd5 cxd5 volgden. Twee logische zetten. Wit was wederom aan zet. Wit koos de lopers te ruilen door 8. Ld3 te spelen. Deze zet zie je vaker in dit soort stellingen. De loper op f5 is gewoon te sterk om te laten staan. De loper helpt namelijk zwart om op de koningsvleugel te verdedigen en aan de andere kant te helpen met de aanval op de damevleugel met voornamelijk het veld c2. Als wit een zet als Le2 had gespeeld, dan was deze witveldige loper verder minder sterk geweest dan zijn rivaal op f5. Vandaar dat ruilen een logisch besluit is. Zwart heeft weinig opties en besluit om op het aanbod in te gaan en speelt 8…Lxd3. Wit zijn zet kan ook wel geraden worden. Namelijk 9. Dxd3. Een aantal ontwikkelingszetten volgde. Ze zijn niet allemaal spannend om te bespreken. Zwart en wit speelde respectievelijke 9…Pc6 en 10. Pf3 om hun paarden te ontwikkelen. Wit had nog wel zijn paard naar e2 kunnen ontwikkelen. Het is een kleine nuance. Op zowel f3 en e2 dekt het paard d4. Dat is belangrijk, aangezien zwart de pion meerdere malen kan aanvallen en wit de pion vaak genoeg moet verdedigen. Het verschil zit hem in het veld voor het paard op e2, nadat het paard naar e2 of f3 is gespeeld. Op f3 wordt g5 interessant voor het paard en op e2 zowel g3 en f4 (om het groene kruis te veroveren). Door manier hoe Milan het speelde, wordt later duidelijk dat het niet in lijn ligt met een logisch strategisch plan. Desalniettemin is 10.Pf3 gewoon een prima zet in deze stelling. Het dekt bijvoorbeeld h4, om op de volgende zet te kunnen rokeren.

Zwart reageerde door ook haar andere paard te ontwikkelen. Ze speelde haar paard naar e7, om daarna te kunnen springen naar f5. Zwart heeft goed gezien dat het veld een nieuwe sollicitatie heeft uitstaan voor een nieuw stuk, aangezien de loper op f5 is ontslagen door wit met de zet Ld3. Het veld f5 is cruciaal voor zwart. Het is een sterk veld. Het is verder het middelpunt van het groene kruis. Als zwart het groene kruis in stand kan houden, dan heeft zwart een prima stelling. De zet 10…Pge7 werd dus gespeeld. Zwart reageerde slim en pakt dan eindelijk het veld g5 (wat sterk is voor wit) door 11. Lg5 te spelen. Hier zie je het nadeel van de zet h5 van zwart. De zet h6 zit er nu niet in. Tot slot zette zowel wit en zwart de koning veilig door 11…0-0 en 12. 0-0 te spelen. Zet 7 t/m 12 waren niet echt spannend. Het waren ontwikkelingszetten die door iedereen wel te begrijpen zijn. We komen nu alleen bij een fase aan waar veel geleerd kan worden aan beide kanten. Je ziet dat zowel wit en zwart ontwikkelingszetten spelen, maar eigenlijk nog niet goed genoeg begrijpen WAAROM precies die zetten werden gespeeld. Dat is ook niet eenvoudig, maar het is van groot belang als je het middenspel beter wil beheersen. Te beginnen met de zet 12… Dd7 Een prima zet, maar het had iets scherper gekund. Zwart gaat uit de penning van de loper op g5. Wel moet zwart begrijpen waarom 6…Lb4 is gespeeld in het verleden. Een regel is te slaan op c3 als wit eenmaal rokade heeft gespeeld. Nu was het moment geweest voor zwart! Daarna zou zwart de dame op c7 kunnen zetten om gelijk al te richten op c3 indirect.

Wit maakte echter geen gebruik van deze kleine onnauwkeurigheid en kwam met de eerste echte fout in de partij. 13. a3? Dit is de eerste zet waaraan ik zie dat Milan de stelling niet goed begrijpt. Vanwege meerdere redenen is deze zet onlogisch en laat een gebrek aan ‘begrijpen van een stelling’ zien. Er zit geen strategie achter deze zet. Als je de loper wilt wegjagen, dan speel je een zet als Pe2. Daarna kan je met tempo a3 en b4 spelen. De pion staat verder op a3 onhandig, want in het eindspel staat de pion op a3 meestal erg vervelend als wit slaat op c3 met de pion van b2. De pion op a3 is zo kwetsbaarder. De pion wordt namelijk niet meer gedekt. Zwart wil meestal een paard op c4 planten. Een paard op c4 valt dan de pion op a3 aan. Als een zet als a3 niet nodig is, dan speel je die niet. Er staan ondermeer twee torens te wachten op een beter veld (in het rood). Na 0-0 moet zwart meestal slaan op c3 zelf. Waarom? Omdat het paard anders weggespeeld wordt en de loper voor jan lul blijft staan. Verder zorgt het paard voor een extra stuk in de aanval die nu ontbreekt om snel het ‘gele ruitje’ te versterken en het ‘groene kruis’ te breken (het veld d5 en h5 zijn toegevoegd bij het groene kruis in dit diagram, om aan te tonen dat deze pionnen een eerste stap kunnen zijn naar het neerhalen van het groene kruis). In dit geval speelt de pion op h5 een belangrijke rol. Het paard kan de pion op h5 aanvallen in de nabije toekomst. Hier zie je wederom het nadeel van de pion op h5. Nadat wit een zet als g6 forceert, dan is zwart verlamd in die zin dat er geen enkele tegenaanval meer mogelijk is. Het forceren van een zet als g6 is enorm belangrijk!! Wit zal dalijk merken waarom. Nadat g6 is gespeeld kan je beginnen met je kruistocht richting de koning. Je ziet vaak in zulke stellingen dat g4 en h5 de aanknopingspunten zijn voor doorgang tot de binnenplaats van het koningshuis. Aangezien je zwart verlamd met g6 en een verzwakt kleurencomplex op zwart zo volledig kan controleren, kan je daarna meer risico nemen en je eigen koning ‘deels’ in gevaar brengen. Het centrum is dicht (aangezien zwart nu niet meer met f6 en e5 het centrum kan breken) en zwart nog wel even bezig is met de aanval op de damevleugel. Als je snel genoeg bent, dan kan je na een kleine voorbereiding door het paard van f3 weg te halen g3, Kg2 (zowel g3 en Kg2 zijn soms nog geeneens nodig en het scheelt tijd gelijk f3 en g4 te spelen), f3 en g4 het kruis afbreken en je troepen een doorgang verschaffen tot de koning. Mocht wit niet kiezen voor een zet als Pe2 en de strijd willen aangaan op de damevleugel, dan komt een torenzet naar c1 in aanmerking. Verder moet ook overwogen worden of de loper nog een goede functie heeft op g5. De volgende zet komt Pf5. De loper op g5 staat dan eerder buitenspel dan dat het meerwaarde heeft. De loper is niet perse meer nodig.

Zijn zet a3 zorgde voor een fijne stelling bij zwart en een moeilijke stelling voor wit om te spelen. Zwart reageerde namelijk goed en ruilde slim af. Na de zetten 13…Lxc3 14. bxc3 Pf5 ontstond de volgende stelling met wit aan zet:

Als we kijken naar deze stelling dan kan ik niet anders concluderen dan dat wit het onhandig heeft gespeeld. Afgezien dat Milan deze paardenliefhebster met haar geliefde twee paarden laat spelen, heeft hij veel kopzorgen op dit moment. Laten we de stelling even kort bekijken van beide kanten en bepalen hoe ze verder moeten. Op de koningsvleugel heeft zwart totaal geen problemen. Het paard heeft de volledige controle. Er blijft een te groot evenwicht tussen het gele ruitje en het groene kruis. Het paard op f5 staat enorm sterk en krijg je moeilijk meer weg. Wit heeft geen moeite gedaan om ook maar iets te doen om het groene kruis te breken. De loper op g5 heeft geen goede functie meer. De loper staat ‘verloren voor zich uit te staren’ in het centrum van waar de aanval van wit normaal gesproken is. Dat heeft te maken met het feit dat de loper alleen op de zwarte velden kan spelen en geen dreigingen heeft op de witte velden zoals e6,g6,f5,e4 en g4. Daar had hij hulp bij nodig. Het paard op c3 die nu afgeruild is was een welkome versterking. Het vervelende voor de loper is dat er ook niet echt een beter veld voor hem is. Het paard op f3 kijkt naar d4,e5, Lg5 en h4. Het paard staat dus niet goed (hierom kunnen witspelers het paard nog wel eens op e2 zetten, aangezien zo h5 aangevallen kan worden met het paard en sneller f3 en g4). Een beter veld is wederom ook lastig om aan te wijzen voor het paard. De toren van wit op zowel a1 en f1 hebben alleen nu een half open b- lijn om op te spelen. Daar horen de torens echter niet, want zwart zal vroeger of later gewoon b6 spelen. De torens op de b- lijn zouden daar dan ook niet goed staan. Als we kijken naar de zwarte stukken is het paard op c6 mobiel en ziet een mooie toekomst tegemoet op het veld c4 via het veld a5. Verder is het voor zwart niet moeilijk om te bedenken welke lijn interessant is voor de torens. De pion op c3 en de half open c- lijn is enorm voordelig voor zwart. Al in al is deze stelling lekker spelen voor zwart, maar moeilijk voor wit. En dat alles door onhandig af te ruilen. Wit moet in deze stelling eigenlijk gaan staan en verdedigen. Als zwart zetten als Tc8, Pa5 en Pc4 speelt dan komt zwart zijn gewenste strategie helemaal op het bord. Zoals in het begin al werd uitgelegd. Zwart wil de koningsvleugel onder controle krijgen en zelf op de damevleugel in de aanval gaan. Zwart heeft dit nu beiden bereikt. Voor zwart is dit een ideale stelling om te spelen.

Wit is in deze stelling aan zet, maar het is lastig te bepalen hoe je hier in godsnaam verder moet. Als wit gaat voor een aanval op de koningsstelling, zal eerst h5 en f5 uitgeschakeld moeten worden bij zwart met een zet als g4. Dat kost alleen een aantal zetten en vereist wel enorme precisie wil dat goed gedaan worden. Zwart kan ondertussen druk zetten op de damevleugel en wit dwingen om het initiatief aan zwart over te laten. Zwart kan zich zo niet meer te focussen op zijn eigen aanval, maar wordt gedwongen te verdedigen. Verder heeft zwart nog steeds een pion op g7 staan. Met ook nog eens een loper op g5 is dat enorm gevaarlijk. De zet f6 zit namelijk in de stelling. Ik zal daar dalijk meer over vertellen. Wit speelde bij gebrek aan beter de zet 15. Pd2. Het paard dekt zo c4 af en geeft wit de mogelijk om op het juiste moment h5 onder vuur te nemen met Df3 en een aanval op touw te zetten.

Zwart aan zet kon nu kiezen tussen twee zetten. ten eerste Tac8 om een aanval op de c-lijn voor te bereiden. Ook kan zwart overwegen om alvast het paard van c6 naar a5 toe te spelen en klaar te staan c4 te veroveren. Verder zou zwart de zet Pb3 (wits plan om het zwarte paard te weerhouden naar a5 te springen) zo kunnen voorkomen. Waar we in de opening al hebben gefocust op de koningsvleugel en de belangrijke velden, is dat nog niet gedaan op de damevleugel. Door de afruil op c3 is een typische pionnenstructuur te zien die je veel ziet in het Frans.

Strategie

Doel

Zie het diagram links voor de originele stelling. De gele velden zijn vaak sterke velden voor zwart. Vaak zie je zetten als Tc8, Pa5 en Pc4. Daarna proberen het witte paard te ruilen om zo een paard tegen loper over te houden. Het paard op f5 is sterker dan de loper op g5. Daarna komt het zwaardere geschut met de torens en dame om te spelen op de gele velden en de zwaktes van zwart op a3 en c3 (in het rood). De diagram rechts is dus zwarts doel op korte termijn als je de tijd krijgt. Je ziet dan wederom waarom a3 op zet 13 zo vervelend kan zijn. Verder wil zwart met de dame op a4 de witte toren op a1 binden aan de pion.

Netteke speelde de zet 15…Tac8. Een prima zet. Haar strategie is namelijk duidelijk. Persoonlijk had ik zelf de paardzet naar a5 en de torenzet naar c8 omgedraaid om Pb3 te voorkomen. Dus beginnen met Pa5. Zwart heeft echter niet teveel te vrezen van de zet Pb3. Het paard hoort daar namelijk niet. Na een zet als b6 staat het paard net als de loper op g5 ‘verloren in de wei te grazen’. Het geeft zwart tevens een ander briljant plan waar Netteke mij stom mee verbaasde toen ze dat speelde.

Wit pakte door met zijn paardmanoeuvre door 16. Pb3 te spelen. Vrolijk kan ik er echter niet van worden, maar begrijpen doe ik het wel. Wit wil voorkomen dat zwart naar a5 springt. Het paard op b3 hoort daar echter niet. Zwart kon nu gewoon 16…b6 spelen en het paard heeft geen perspectief meer. Nu staat alleen de dame in wit zijn stelling nog gezond. De torens van wit zullen ook overstuur zijn en boos op hun coach. Het lijkt net alsof ze reserve staan in het en op de bank zitten. Ze willen namelijk ook meedoen.

Wit bleef me verbazen met zijn spel. Nu komt hij met 17. g3? Ik miste creativiteit bij Milan. Ik snap wel dat hij de pion op h4 wil dekken, maar er dreigt nog geen gevaar. Ik vind het jammer dat hij niet een zet als Df3 probeerde om de pion op h5 aan te vallen en g6 uit te lokken. Dat is van belang om zwart onder druk te zetten en proberen g6 uit te lokken. Zo krijgt wit tevens een sterk veld voor de loper op f6!

Het doet me ook denken aan een verdedigingsmechanisme wat zwart dan zou hebben. Het is een onderwerp als het gaat om verdedigen wat naar mijn mening onderbelicht wordt bij schaken. Wat kan zwart namelijk doen na Df3? Leuk om even te laten zien. Ik kan zo een leuk onderwerp mooi introduceren. Zwart moet namelijk een afweging maken. Zwart kan op meerdere manieren verdedigen. Waar we in de stappenboekjes dekken, weggaan, slaan en blokken hebben aangeleerd als het gaat om verdedigen, zal ik een magische verdediging toevoegen. Uiteraard niet doorvertellen 😉 Het ligt namelijk op de scheidslijn tussen aanvallen en verdedigen. De counterattack. De term alleen al klinkt spannend. De tegenaanval (vertaling naar het Nederlands) wordt nog wel eens gebruikt, maar het staat niet onder het kopje verdedigen bij de vier befaamde manieren van verdedigen. Persoonlijk vind ik dat een gemis, aangezien het mogelijk wel de belangrijkste manier is van verdedigen. De verdediging zit hem erin dat je een strijd krijgt inzake wie als eerste zijn aanval staakt en zijn focus terug op de verdediging legt en gedwongen wordt passief te worden. Waarom is dit zo belangrijk? Bij een goede counterattack kan je namelijk het initiatief doen omdraaien!! Hier zie je waarom schaken dus dynamisch is. De aanval is de beste verdediging blijft een bekende term voor iedereen. Initiatief is enorm belangrijk en moet niet onderschat worden. Vandaar dat de tegenaanval (counterattack)een speciaal plekje krijgt bij mij als het gaat om verdedigen. Zwart had bijvoorbeeld zijn paard van c6 kunnen weghalen, zodat zwart op c3 kan slaan met de toren op c8 als wit op h5 slaat. De afweging is dan of dit een slimme ruil is. In dit geval zou het voordelig voor zwart zijn en zou de counterattack zeer succesvol zijn. Het paard op b3 zou namelijk aangevallen worden na Dxh5 en Txc3. De pion op d4 wordt voor zwart het volgende doelwit. Wit kan zich dat niet permitteren. De pion aanvallen op h5 en proberen te winnen is op zich goed, aangezien wit daar de aanval verder wil opzetten. Het probleem is echter dat wit nu te langzaam is. Wit zal moeten reageren met een verdedigingszet zoals Tac1 (verdediging: dekken). Zwart kan dan wederom een overweging maken. Nu wel h5 dekken of wederom doorgaan met de counterattack. Als de toren van a1 op c1 staat dan kan zwart Da4 spelen en zowel het paard en de pion aanvallen. In dat opzicht is Df3 niet handig. Gezien de stelling die wit heeft had ik het persoonlijk echter zeker gedaan. Wit heeft namelijk niet echt veel andere goede opties. Na g3 krijgt wit namelijk een belangrijke les inzake strategie.

De zetten 13 t/m 17 waren niet in lijn met elkaar bij wit en verre van sterk als aanvulling op elkaar als strategie. Elementaire fouten maakt Milan om tot een goed plan te komen en zwart onder druk te zetten. Het interessante is dat Milan wel degelijk een sterke speler is. In deze partij zie je echter het ratingverschil van 1200 punten absoluut nog niet terug en zou je zeggen dat zwart een hogere rating heeft. Mogelijk was Milan nog steeds aangeslagen door zijn vorige ronde waar hij een beroep verloor tegen Wouter Lardinois. Maar goed. We krijgen nu een bijzondere stelling waar ik graag even de aandacht op focus. Netteke speelde in deze stelling namelijk een zet die zo in een stappenboekje terecht kan. Het is een mooie thematische zet en mag ze trots op zijn dat ze deze speelde. Zie jij hem echter ook? Ik ben benieuwd 🙂 Mocht je het willen proberen, dan krijg je 10 minuten de tijd. Zwart aan zet. We draaien het bord voor het gemak even om. Niet valsspelen en de zet opzoeken in deze analyse. Daar leer je niks van. Als Netteke met een rating van 1014 hem ziet, dan jij het toch ook wel?

Heb je het opgelost en denk je het te weten, dan kan je nu verder. Om deze zet te begrijpen moeten we terug naar het begin van de opening en de strategie die zowel wit en zwart heeft. Naar het groene kruis en de gele ruit. Verder moeten we ook kijken naar wat wit zijn strategie behoorde te zijn. Om het visueel te maken, maar deze keer van zwarts perspectief bekeken:

In het begin van de partij had ik uitgelegd dat wit zijn plan erin zit de gele velden (de ruit) te controleren en de groene velden (het kruis) te veroveren om een doorbraak te forceren in de aanval op de koningsvleugel. We hebben aan wit zijn kant alleen geen enkele druk gezien. De pion op h5 is nooit onder druk gezet met een aanval. Ook is nooit f3 en g4 voorbereid om lijnen te openen op de koningsvleugel. Dat gaat hem nu de kop kosten. Interessant genoeg ligt zwarts plan meestal in een aanval op de damevleugel en de koningsvleugel is er alleen om stabiel te houden en te controleren, zodat voldoende tijd is op de damevleugel. Schaken blijft echter een dynamisch spel en soms gaan regels niet altijd op. Doordat wit geen druk heeft gezet op de koningsstelling, heeft zwart altijd zijn pion op g7 kunnen laten staan. Je zou zeggen, wat maakt dat nou uit. Enorm veel in dit geval. Zwart kan namelijk wit overspelen op de vleugel waar hij normaal gesproken zelf heer en meester in de aanval wil zijn. De zet kan je al raden. De zet is namelijk 17…f6! Als je meeneemt dat de gele velden belangrijk zijn voor wit en zwart zo deze overmeestert, dan zie je het idee erachter. Verder breekt zwart zo het centrum open, aangezien f6 alleen niet goed is. De zet f6 is alleen goed als het later volgt met de zet e5. Waar we het heel de tijd hebben over de koningsvleugel en de damevleugel heb je ook nog een ander belangrijk onderdeel in het schaken. Het gedeelte wat beide helften van het bord doet verbinden. Namelijk het centrum! De zet f6 door Netteke is iets wat mij stom verbaasde. Als we namelijk bekijken hoe zwart tot nu toe heeft gespeeld, dan zou je absoluut denken dat het een sterke speler is. Er zat namelijk logica in haar spel en ze bleef gezonde zetten doen. Aangezien ze het nu combineert met een strategisch concept wat niet iedereen zal vinden, is dat absoluut noemenswaardig. Het gevolg is dat Netteke met haar rating na de 21e zet f6 gewoon een fijnere stelling heeft om te spelen dan Milan. Dat is op zich apart, gezien het ratingverschil van beide spelers. Het compliment dat ze van Milan kreeg na afloop van de partij zal mede te maken hebben met het verloop van de partij en een zet zoals f6 die Netteke nu speelt. Hij zal zich namelijk even achter zijn oren hebben zitten krabben toen ze met deze actie kwam. Hij speelde namelijk tegen iemand die als een van de laagste geplaatste spelers op de lijst in de A-groep stond.

Netteke nam wel een risico door de zet f6 te spelen. Ondanks dat het een hele sterke zet is, wordt de stelling wel iets gevaarlijker om te spelen. Had ze het eenvoudig willen houden, dan hadden de zetten Tcc7 en Tfc8, om de aanval op de damevleugel verder op te zetten, ook een prima alternatief geweest.

We kregen een aantal logische vervolgzetten. Na 18. exf6 gxf6 19. Ld2 e5 ontstond de volgende stelling:

Zwart heeft het centrum onder controle gekregen en de stukken staan prima. Wit aan zet speelde een slimme zet en kwam met 20. Df3. Eindelijk wordt dan de enige zwakte in Netteke haar stelling onder vuur genomen. Een goede zet van Milan. Hij dwingt haar om hier op te reageren. De zet e5 was vanwege deze zet mogelijk iets te vroeg en had voorbereid moeten worden door de dame van d7 even om te spelen. Desalniettemin vond ik het belangrijk dat ze zag dat f6 goed is in combinatie met e5. Na Milan zijn laatste zet krijgt wit eindelijk een paar aanknopingspunten waar hij zich op kan richten. Zwart reageerde met de zet 21…Pg7 om de pion te dekken. deze zet doe je liever niet. Het paard staat namelijk goed op f5. Verder krijgt wit de mogelijkheid om de loper van d2 te ruilen tegen het paard op g7 door Lh6 te spelen. Milan bleef echter verbazen en had blijkbaar zijn dag niet. Hij kwam met 21. Tad1. De loper spelen naar h6 was de aangewezen zet. Het grappige is dat wit nu niet scherp genoeg speelt en zwart met een zet als Pe7 een fijne stelling blijft houden. De stelling blijft in evenwicht met een persoonlijke voorkeur voor zwart.

Waar Netteke een geweldige partij tot nu toe had gespeeld waar ze met trots op terug kan kijken, komt ze nu alleen met een zet die absoluut niet slim is. De partij is namelijk gelijk daarna afgelopen.

Hier kwam het probleem bij Netteke aankijken waar ze vaker last van had. Op sommige momenten even niet scherp genoeg zijn en een stuk in laten staan. Ze speelde hier 21…Dh3? Ze was blijkbaar vergeten dat er wel een hele lekkere snack op d5 voor wit te halen was. Milan haperde vanaf nu daarom dan ook niet meer en maakte de partij netjes af. De pion op d5 was te belangrijk om te verliezen. De mooie stelling van Netteke bleef weinig meer van over. De zetten die volgden totdat de handen werden geschud waren 22.Dxd5+ Tf7 23.Dg2 Df5 24.Tc1 Dd3 25.Tfd1 Pe6 26.d5 Pc5 27.Pxc5 bxc5 28.dxc6 1–0

Met een glimlach op haar gezicht gaf ze de partij op. Ondanks dat ze had verloren, was ze trots op haar prestatie. Milan was sportief door aan te geven dat Netteke een goede partij had gespeeld. Daar had hij helemaal gelijk in.

In totaal scoorde Netteke 1,5 uit 9. Een score die je naar aanleiding van deze partij niet van haar zou verwachten. Het vervelende voor haar was dat ze in veel partijen af en toe haar concentratie verloor en eeen stuk verloren ging. Soms werd ook (stuk)winst over het hoofd gezien. Ze kan ondanks haar score toch terugkijken op een geslaagd toernooi! Ze speelde ook tegen een andere sterke tegenstander met 900 ratingpunten meer die zich ook verbaasde dat ze zo sterk speelde. Ook hij had meer moeite met Netteke dan van tevoren verwacht. Afgezien van het schaken zelf. Ze was uiteraard een geweldige toevoeging voor de groep. Ik wens je al het beste met je opleiding komend jaar en veel plezier met je paard Carry-all. Twijfel verder niet teveel aan je kwaliteiten als schaker. In deze partij heb je echt vriend en vijand verbaasd met je spel! Als je werkt aan tactiek, dan zal je enorme sprongen maken in rating! Blijf in jezelf geloven. Wat de rest ook tegen je mag zeggen ivm je rating. Geef zulke tegenstanders voortaan gewoon die denkbeeldige middelvinger zoals Ricardo met zijn baseball handschoen en haal er energie uit in plaats van dat je gaat twijfelen. De persoon die zijn emoties onder controle houdt gedurende een partij heeft een enorm voordeel in schaken.

Tot slot nog een ander onderdeel wat we als groep hebben besproken als het gaat om het mentale aspect binnen schaken. Netteke had namelijk een geinig voorval voor aanvang van haar partij in ronde 1. Het sloot namelijk perfect aan bij een document wat wij als trainers hadden opgesteld inzake het mentale aspect bij schaken. Het ging om ‘psychologische trucs’. Wat er gebeurde.

Een grappige discussie ontstond aan het begin van de partij in de eerste ronde. De tegenstander van Netteke vroeg aan haar wat haar rating was. 1014? Hmm, dan heb ik 906 punten meer! Altijd handig om te weten bij aanvang van de partij 🙂 Gelukkig kon ze er zelf ook om lachen. Ze deed haar best, maar helaas mocht het niet baten en was haar tegenstander te sterk voor haar. We konden het in ieder geval aankruisen op onze bingokaart. Het onderdeel sloot goed aan bij psychologische trucs. We konden een vinkje zetten bij "vragen wat je rating is".

Psychologische trucs

Iedereen speelt wel eens tegen een speler die je uit je concentratie kan halen. Hieronder een lijst met voorbeelden:

Voor aanvang van een partij:

– een staarwedstrijd (wie kijkt als eerste weg)

– vragen wat je rating is (weten ze meestal wel), wetende dat ze een hogere rating hebben

– je naam verkeerd opschrijven op hun eigen notatieformulier

– als jij een lagere rating hebt, deze opschrijven op zijn/haar notatieformulier

– ongewassen (stinkt) –> kom als eerste even naar de begeleider toe –> wedstrijdleider

– te laat komen

Gedurende een partij:

– klikken met pen

– super snel spelen (vb. snel een tegenzet spelen net nadat jij een zet hebt uitgevoerd)

-hard op de schaakklok slaan bij iedere zet

– spelers die heel de tijd naar de borden naast zich kijken en niet met jullie partij bezig is (ongeïnteresseerd spelen)

– zuchten als jij aan zet bent

– gekke gezichtsuitdrukkingen

– hoofd schudden bij de zetten die jij doet (je het gevoel geven dat je er niks van snapt)

– hoofd schudden bij de zet die ze zelf doen (let op! ze hebben een val voor je gezet 🙂 absoluut niet zomaar denken dat het een slechte zet is

– met hand boven bord hangen om een zet te spelen

– teveel lawaai door mensen die met elkaar praten in de buurt van je bord

– schop onder de tafel (uiteraard per ongeluk 🙂

– de indruk wekken dat ze overleggen met een andere speler

– heel de tijd met stukken in de hand spelen of een toren van stukken bouwen gedurende de partij

– tikken met de stukken op tafel

– tikken met voeten op de grond

– vreemde geluiden maken (bijvoorbeeld met tong ‘klik-klakken’)

Tijdnood:

-met twee handen spelen (dat mag niet, je moet met dezelfde hand een zet uitvoeren als je de klok indrukt

Je zal een aantal trucs waarschijnlijk wel herkennen. Misschien heb je er zelf ook nog één die je weet vanuit je eigen ervaringen. Het is belangrijk hiervan bewust te zijn dat deze trucs voor kunnen komen. Het is nog belangrijker te weten hoe je hiermee om moet gaan. We zullen ten eerste even bespreken waarom het belangrijk is dit te weten. Ten tweede. Tips hoe hiermee om te gaan.

Waarom is het belangrijk hiervan op de hoogte te zijn?

Mentaal sterk zijn als schaker en je wapenen tegen psychologische trucs door je tegenstander is één van de belangrijkste eigenschappen voor een goede schaker! Gedurende een schaakpartij is concentratie en focus op je partij zelf enorm belangrijk. Als je tegenstander irritant gedrag vertoond en je daarin meegaat, dan gaat dat ten koste van je focus op het schaken zelf. Je kan jezelf mogelijk gaan irriteren. Gevolg is dat je met randzaken bezig bent gaat houden en niet je partij zelf. De kans is dan groot dat je fouten gaat maken en je tegenstander zo van je wint.

Hoe ga je om met psychologische trucs?

Besef dat je tegenstander manieren gebruikt om je af te leiden van het schaken zelf. Knoop dat in je oren. Zie de humor van zijn of haar gedrag in en lach erom. Als je zulk gedrag herkent, zorg dan dat je er juist energie van krijgt en het je oplaad om juist een goed resultaat neer te zetten. Laat absoluut niet met je sollen.

2 Reacties

  1. Avatar
    HermanGrooten 12 augustus 2011

    Een geweldig uitgebreid schaaktechnisch verslag en schaakpsychologische aantekeningen. De tweede partij is een Caro-Kannverdediging en geen Pirc, maar dat is een onbeduidend detail.

  2. Avatar
    jesse Bassant 13 augustus 2011

    Leuk geschreven! Even een kleine opmerking. Naar rating vragen vind ik zelf niet iets psychologisch maar iets informatief. Je weet in de eerste ronde vaak niet wie je tegenover je hebt zitten en je probeert zo toch een beetje een schatting van je tegenstander te maken. Een lage rating zegt in 9 van de 10 gevallen helemaal niks. Wat naar mijn mening wel iets psychologisch (en ook wel beledigend) vind is dat je een bepaalde opening hanteert tegen juist veel lager ge-rate spelers. Maar hier zou je hele discussies over kunnen hebben ;)

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.