Begrijp wat u doet: Het Dame-Indisch 3

Opening: Het Dame-Indisch 3

Het is al weer de vijftigste aflevering van deze serie over openingsvarianten. We hebben nog een zeer belangrijke variant te goed in het Dame-Indisch die op het niveau van een van de WK-tweekampen tussen Karpov en Kasparov diverse malen op het bord verscheen.

Na de bekende beginzetten

1. d4 Pf6 2. c4 e6 3. Pf3 b6

hebben we opnieuw de uitgangsstelling van het Dame-Indisch gekregen. We komen nu eindelijk op de belangrijkste strijdwijze voor wit namelijk variant C)

4. g3

Dit wordt gezien als de meest kansrijke voortzetting voor wit en wordt daarom vooral in toppartijen gespeeld.

4…La6

Wederom is de ‘uitglijder’ van de loper naar a6 zwarts belangrijkste methode om het wit moeilijk te maken.

Met de normale ontwikkelingszet 4…Lb7 ontstaat de klassieke manier om de strijd om veld e4 aan te gaan. In de praktijk blijkt dat het ook hier voor wit lastig is om voordeel te behalen, maar zwart moet omzichtig verdedigen wil hij niet snel in het nadeel geraken. Veel hangt af van het idee of wit iets met zijn ruimtevoordeel kan doen of niet. 5. Lg2 Le7 6. O-O O-O (zie analyse-diagram)

En nu:

  • 7. Pc3 Wit heeft een tijdje gewacht met de ontwikkeling van dit paard omdat zwart nu een paar belangrijke stukken kan ruilen.
  • Op dit moment is 7. d5 een interessante mogelijkheid. Dit thema, het opspelen van de d-pion om het ruimtevoordeel te vergroten, is zeer karakteristiek voor dit type stellingen. 7…exd5 8. Ph4 Omdat pion d5 eventjes gepend is, kan wit wachten met het terugnemen van pion d5. Het paard streeft daarbij naar het mooie veld f5. 8…c6 De meest principiële aanpak: zwart dekt pion d5 en laat Pf5 gewoon toe. (Ook 8…Pe4 wordt regelmatig gespeeld, maar dat lijkt discutabel. Een mooie partij om de schaduwzijden van het zwarte spel aan te tonen is Fier-Iturrizaga Bonelli, 2011.) 9. cxd5 Pxd5 10. Pf5 (10. Lxd5?! komt niet in aanmerking vanwege 10…Lxh4 11. Lg2 Lf6 en wit heeft zeker te weinig compensatie voor zijn pion.) 10…Pc7 De geijkte zet voor zwart. Hij maakt onmiddellijk … d7-d5 mogelijk (om zijn pluspion tot gelding te brengen) en het paard kan naar het mooie veld e6. (Het behoud van het loperpaar is ook een optie. 10…Lf6 11. e4 Pe7 12. Pd6 La6 13. Te1 (zie analysediagram)

    lijkt aardig voor wit, maar veel witspelers wisten dat niet aan te tonen. Een van de weinigen die wel tot winst kwam, was de witspeler in de partij Amanov-Rozentalis, 2010.) 11. e4 d5

    • Interessant is de torenzet 12. Te1 (zie analysediagram)

      12…Lf6!? Deze loperzet wordt gespeeld door de grote specialisten. Het is interessant wat Sergej Tiviakov hierover schrijft in zijn analyse van zijn partij tegen Erwin l’Ami in het Nederlands Kampioenschap van 2007. "Hoewel zwart ogenschijnlijk twee tempi verliest, is het zwarts bedoeling om de druk op het zwarte centrum te verlichten. Als wit de tegenstander niet mat kan zetten, zal hij waarschijnlijk verliezen omdat zwart dan gewoon een pion meer heeft". {12…dxe4 13. Pc3 Lc8 kwam voor in twee partijen van Mamedyarov, waarbij zijn partij tegen Jakovenko, 2006 de meest belangwekkende was. Daar ging de zwartspeler snel de mist in.} 13. e5 Le7 14. Dg4 En hier begon de aanval tegen de zwarte koning, die zich echter succesvol wist te verdedigen (l’Ami-Tiviakov, 2007).

    • Sergey Tiviakov (Foto Jos Sutmuller)

    • 12. Pc3 De meest adequate manier om druk te zetten op d5. 12…Lf6 13. exd5 cxd5 (13…Pxd5 14. Pxd5 cxd5 15. Lf4 is de partij Shirov-Adams, 2007 waar de witspeler vreselijk blunderde in een gelijke stelling.) 14. Lf4 Wit is volledig ontwikkeld en dankzij de druk over de lange diagonaal heeft hij (meer dan) voldoende compensatie voor de geofferde pion. 14…Pba6 15. Te1 hetgeen in veel partijen op het bord verscheen. De kansen lijken in even-wicht, maar in Sandipan-Tiviakov, 2007 liep de zwartspeler tegen een zeperd op, toen hij zijn tegenstander de gelegenheid gaf op zijn koning af te gaan en niet correct verdedigde.

    5. b3

    5. Dc2 Lb7 De loper keert terug naar de diagonaal waar hij thuis hoort. Zwart bedoeling is duidelijk: hij wil graag een c-pion voor een d-pion ruilen (en liefst ook nog de witveldige lopers). [Als zwart er een Benonistructuur van wil maken met 5…c5 6. d5 exd5 7. cxd5 heeft hij een tempo minder ten opzichte van de 4. a3 – variant die in de vorige afleveringen aan bod kwam. Wel kan hij na 7…Lb7 met een zetverwisseling in een stelling komen, die weldra behandeld wordt.] 6. Lg2 c5 (zie analysediagram)

    En plotseling was daar ineens het pionoffer dat de schaakwereld op zijn grondvesten deed schudden. 7. d5!? Dit pionoffer werd geïntroduceerd door Vallejo Pons in zijn partij tegen Macieja in de Olypiade te Turijn 2006. 7…exd5 8. cxd5 (zie analysediagram)

    Wit neemt kalm terug en begint dan zijn ontwikkeling te voltooien. Op het eerste gezicht lijkt het pionoffer helemaal geen perspectieven te bieden maar wit beoogt druk uit te oefenen via de centrale lijnen. Een blik in de database leert ons dat vrijwel alle illustere namen uit de huidige wereldtop zich met wit en met zwart hebben ingelaten op deze stelling. Een interessant gegeven! [Het gelijkte 8. Ph4 is helemaal niets voor wit na 8…Pc6 9. cxd5 Pb4 gevolgd door … Lxd5 en zwart staat al bijna op winst in Henriquez Garcia – Kurajica, 2006. 10. Dd1] 8…Pxd5 Aanvankelijk werd gedacht dat het hiervan niet moest komen voor zwart, maar later kwam men daarvan terug.

    [Hier werd 8…Lxd5 in eerste instantie geprobeerd. Maar de ervaringen hiermee waren toch niet zo goed voor zwart. Zelf wist ik niet wat ik meemaakte toen ik niets vermoedend achter de zwarte stukken zat en geconfronteerd werd met dit pionoffer. 9. Pc3 Lc6 10. e4 d6 was ook de zet die ik speelde, maar ik kon even later al mijn koning omleggen. De resultaten voor wit zijn overweldigend. Een illustratief voorbeeld is de miniatuur Rodshtein – Landenbergue. (Met 10…Le7 11. Lf4 behaalde de witspeler in de partij Gelfand-Aronian, 2006 een mooie zege.)] 9. O-O Momenteel de meest kansrijke zet.

    Boris Gelfande (Foto Jos Sutmuller)

    [Met 9. Db3!? behaalde onze landgenoot Robert Ris in Gibraltar een bliksemoverwinning op de sterke Canadese grootmeester Spraggett. Ik was toevallig daar ook aanwezig en zag dat Ris niet lang nadacht tijdens de partij. Navraag leverde op dat hij het op de hotelkamer al heel goed uitgeplozen had! 9…Pc7 (Inmiddels weten we dat zwart hier 9…Pf6! dient te spe-len en dan heeft hij geen problemen meer. Een voorbeeld is Berkes – Almasi, 2010.) 10. Pe5 d5 11. Pc3 Ld6 12. Pxf7!? (zie analysediagram)

    Er blijkt dat zwart een manier heeft om zich te verdedigen maar die is achter het bord nau-welijks te vinden. 12…Kxf7 13. Pxd5 Kf8 14. Lg5 Dd7 15. O-O-O (zie analysediagram)

    (15. Td1 is wellicht wel voordeel voor wit.) 15…Pc6? (De computer geeft nu 15…Pb5! als eni-ge zet, hetgeen na 16. e3 c4! 17. Dxc4 Pa6 tot gelijkspel zou leiden. Ga dat maar eens bedenken…) 16. Df3+ Ke8 17. De4+ Pe6 18. Pc7+! Dxc7 19. Dxe6+ Le7 20. Lxc6+ En opgegeven in Ris – Spraggett, 2007.]

    9…Le7 10. Td1 [Ook is hier een tijdje geëxperimenteerd met 10. De4 maar toen de zwartspelers erachter waren hoe ze het minimaal gelijk konden houden met 10…Lc6 ebde de belangstelling hiervoor weg.] 10…Dc8 Deze zet kreeg het vertrouwen van de meeste topspelers, maar toen kwam Topalov een zet later met een belangwekkend nieuwtje in zijn partij tegen Anand in 2008. [Ook het tactische 10…Pc6!? komt in aanmerking maar de ervaringen waren uiteindelijk toch niet zo positief voor de zwartspelers. Een instructieve partij is Aronian-Leko, 2013.] 11. a3 Dit was nog bekend, veld b4 wordt afgenomen van het zwarte paard. 11…Pf6 12. Lg5! (zie analysediagram)

    Dit was dan het nieuwtje, waarop Anand vermoedelijk niet op zijn best antwoordde. 12…O-O bleek zwart zich succesvol te kunnen verdedigen in de partij Arun Prasad – Adhiban, 2009.

    [12…h6 Succesvol gespeeld door de nieuwe ster Wesley So in zijn partij tegen Iturrizaga Bo-nelli, 2009; [12…d5 bleek dubieus te zijn in de bewuste partij Topalov – Anand.]

    Een zeker niet te onderschatten mogelijkheid is 5. Da4 Lb7 6. Lg2 c5 7. dxc5 (zie analysediagram)

    en nu is het een bijzonder lastige keuze voor zwart. Kan hij het best met de loper terugnemen (om er een Drierijensysteem van te maken) of met de pion? 7…Lxc5 In een partij Mamedyarov-Karjakin, 2008 speelde zwart het wat onhandig en kwam daardoor uiteindelijk in onoverkomelijke moeilijkheden. De meeste partijen met dit systeem eindigen in remise. [7…bxc5 kwam op het bord in een partij Kramnik-Carlsen, 2010 die door wit werd gewonnen. Maar zwart leek de opening wel goed doorgekomen te zijn.] Ook 5. Pbd2 is even populair geweest, hoewel het paard eigenlijk op c3 hoort te staan.

    5…Lb4+

    Een voor wit hinderlijk tussenschaakje. Hiermee dwingt hij wit weer een stuk op een minder goed veld te zetten. Een ander idee is om de loper direct terug te trekken naar b7. De extra optie die dat biedt, komt naar voren in de variant na 5…Lb7 6. Lg2 Lb4+ 7. Ld2 a5 Zwart kan nu deze pion spelen.

    [Overigens is ook 7…c5 gespeeld door diverse ‘zware jongens’. Het idee is gestolen uit het Bogo-Indisch. De meest principiële variant is met 8. Lxb4 om de zwarte structuur enigszins te verminken. Toch heeft de rare structuur zo zijn merites voor zwart. (Mogelijk is natuurlijk ook 8. O-O) 8…cxb4 9. O-O O-O (zie analysediagram)

    In vergelijking met het Bogo-Indisch (waar de witte pion op b2 staat) ontbeert wit nu de zet Db3. Daarbij is veld c3 verzwakt en daar kan zwart soms gebruik van maken. Een illustratieve partij hiermee is Gelfand – Grischuk, 2007.]

    6. Ld2 Le7

    Deze loper keert terug, nu wit zijn loper niet op de voor hem wenselijke diagonaal a1-h8 heeft gekregen.

    7. Lg2 c6

    De meest gespeelde voortzetting. Zwart beoogt met … d7-d5 een pion in het centrum te zetten (om de vorming van een wit pionnencentrum met e2-e4 tegen te gaan) en mocht wit ruilen op d5, dan wil hij graag met de c-pion terug kunnen nemen. Wits kansen op voordeel verdwijnen dan als sneeuw voor de zon. In plaats van de tekstzet zijn er ook twee alternatieven die we in dit bestek buiten beschouwing laten.

    Na 7…d5 8. cxd5 exd5 ontstaat er in elk geval een asymmetrische pionnenstructuur en dat is precies wat wit wil; 7…Lb7 En zwart zal vroeg of laat … d7-d5 spelen.

    8. Lc3

    De loper nestelt zich op de lange diagonaal. Ook een direct 8. O-O (waarmee wit alle opties open houdt) is natuurlijk mogelijk. Het belangrijkste idee is om zo dadelijk pion c4 met de dame te gaan dekken en vervolgens zo snel mogelijk de a-pion naar voren te stuwen. 8…d5 9. Dc2 Pbd7 10. Td1 O-O 11. a4 en in een partij Leko – Karjakin, 2009 kwam het witte plan mooi uit de verf. Inmiddels zijn er ook veel partijen van Leko waarin hij met de zwarte stukken steeds schijnbaar moeiteloos gelijk spel weet te bereiken tegen de groten der aarde.

    8…d5

    Consequent. Ook mogelijk is 8…Pe4 9. Lb2 d5 maar het paard op e4 zal ooit teruggejaagd worden met f2-f3.

    9. Pe5 is ook een tijdlang in zwang geweest. 9. Pbd2 Pbd7 10. O-O O-O 11. Te1 c5 12. e4 met deze stelling vinden we veel partijen van topspelers, vooral eind jaren ’90.

    9…Pfd7

    Het paard op e5 dient zo snel mogelijk ‘verwijderd’ te worden. Daartoe moet zwart het koningspaard terugspelen naar d7. Aangezien zwart wat minder ruimte heeft, gaat hij er iets op vooruit om een paard te ruilen.

    10. Pxd7 Pxd7 11. Pd2

    11…O-O Hier werd ook ooit 11…f5 geprobeerd, waarmee zwart een soort ‘Stonewall’-opstelling inneemt, bekend uit het Hollands. Het nadeel van het ‘gat’ op e5 wordt gecompenseerd door de factor dat wit veel meer zijn best moet doen om e4 door te zetten. Zwart heeft een solide stelling, die niet zo makkelijk te kraken valt. Wel is er een mooie partij Karpov-Almasi, 1996 waarin wit op een gegeven moment wist door te breken op de damevleugel. Hoe het voor zwart kan, wordt getoond in een onderhoudende partij Atalik-Berg, 2006.

    12. O-O Tc8 13. e4

    Het is er dan eindelijk van gekomen, de opmars waarmee het zwarte centrum zwaar onder druk komt te staan. Deze stelling is lange tijd de basis geweest van enorme zoektochten.

    13…c5

    Wil zwart zijn spel bevrijden, dan dient hij zo snel mogelijk … c6-c5 te spelen. Dat pion d5 gaat han-gen, blijkt tactisch allemaal gerechtvaardigd.

    13…b5 14. Te1 bxc4 15. bxc4 dxc4 16. Da4 is ook een tijdlang onderwerp van discussie ge-weest. Een belangrijke partij hiermee is Karpov-Gurevich, 1988.

    Ook 13…dxe4 is een idee, om daarna pas met … b6-b5 het witte centrum aan te tasten. Ook hier is een illustratieve partij Kramnik-Aronian, 2007 nuttig om te bestuderen.

    14. exd5 exd5 15. dxc5

    Dit is de enige zet die zwart voor het blok zet.

    Het slaan met de loper op d5 geeft zwart comfortabel spel na 15. Lxd5 Pf6 16. Lg2 cxd4

    Hier faalt 15. cxd5 natuurlijk op 15…Lxf1 We zien nu toch nog even de verdienste van die loper op a6.

    15…dxc4

    Dat moet nu ook.

    16. c6!

    Zo’n beetje de enige zet om te proberen voordeel te behalen. 16. cxb6 Pxb6 17. Te1 cxb3 18. Dxb3 is door verschillende sterke spelers uitgeprobeerd. Inderdaad heeft wit hier vrij risicoloos een plusje bereikt, maar de meeste partijen eindigen toch in remise. Aronian won er in 2008 mee van Gelfand, maar dat kwam omdat de Israëliër enorm mistastte.

    16…cxb3

    Ook dit is min of meer gedwongen. De passieve terugtocht met 16…Pb8 werd ooit geprobeerd door Leko, maar het lijkt erop dat wit in het voordeel komt met 17. Pxc4 Dxd1 18. Tfxd1 Lxc4 [18…Pxc6 19. Td7] 19. bxc4 Pxc6 20. Td7 zoals in een vluggertje Anand-Leko, 2007 bleek.

    17. Te1 b2

    De moderne aanpak. Zwart wil niet dat de a-lijn geopend wordt. Voorheen ging men verder met 17…Lb5 In meerdere partijen bleek echter dat zwart het toch niet gemakkelijk heeft, hoewel de stelling erg symmetrisch is. Een mooi voorbeeld is de partij Kamsky-Karpov, 1996 waarin de oud-wereldkampioen een tactisch grapje over het hoofd zag.

    18. Lxb2 Pc5

    19. Pc4!?

    De meest ambitieuze paardzet. Kost het geen stuk? Nee, de zet is tactisch gerechtvaardigd. Een alternatief is 19. Pb3 maar in Carlsen-Aronian en Topalov-Leko, 2007 werd snel remise overeen gekomen.

    19…Lxc4 19…Dxd1 20. Taxd1 is heel goed voor wit omdat Le7 hangt.

    20. Dg4

    De pointe. Er dreigt mat op g7 en c4 hangt.

    20…Lg5

    De laatste mode. Men is erachter gekomen dat 20…Lf6 toch niet heel prettig is voor zwart. Na 21. Lxf6 Dxf6 22. Dxc4 staat wit er goed voor. Een pion op de zesde rij blijft altijd een belangrijke factor in een eindspel met zware stukken. De loper is in deze open stelling zeker niet minder dan het paard. In een partij Leko-Karpov, 2006, slaagde wit erin zijn grote tegenstander in een rapidpartij te verslaan.

    21. Dxc4

    Gezien het min of meer geforceerde vervolg kun je je afvragen of zwart zich hier wel op in moet laten. Maar met een reus van een vrijpion op c6 en voorlopig ook nog het loperpaar staat wit er goed voor.

    21…Pd3

    Hier heeft zwart zijn zinnen opgezet: een dubbele aanval op b2 en e1. Wit is verplicht materiaal in te leveren, wil hij op voordeel kunnen bogen.

    22. Le5!

    De witspeler wordt min of meer gedwongen er een (tijdelijk) kwaliteitsoffer van te maken, dat gezien de levensgevaarlijke vrijpion op de c-lijn nauwelijks een verrassing genoemd kan worden.

    Overigens zou wit ook na 22. Te2 Pxb2 23. Txb2 Lf6 een kwaliteit moeten inleveren, nu onder veel slechtere omstandigheden; Ook interessant is 22. La3!? Pxe1 23. Txe1 Te8 hetgeen nog voorkwam in een spannende partij Topalov-Anand, 2005.

    22…Pxe1 23. Txe1 Lf6 24. Lxf6 Dxf6 25. c7

    Als wit de pion niet meteen opspeelt, kan deze geblokkeerd worden op de zwarte velden en dan blijft wit gewoon een kwaliteit achter. Nu wint hij die min of meer geforceerd terug via Lb7.

    25…Dd6 26. Tc1 b5

    Zwart dient zelf ook een vrijpion te creëren, anders moet hij passief toezien hoe wit zijn pion op de zevende rij gaat benutten.

    27. Dc2

    De problematiek in deze stelling is als volgt. Wit zal met Lb7 (of Lh3) de kwaliteit terugwinnen waar-na er een eindspel met zware stukken ontstaat. Door de ver opgerukte vrijpion op c7 heeft wit uitstekende winstkansen. De pion is letterlijk een ‘handenbindertje’ voor zwart. Die heeft maar één mogelijke tegenkans namelijk door met … b5-b4 en … a7-a5 zelf ook een vrijpion te creëren. Zijn hoop is er dan op gevestigd om die pion tegen die van c7 te ruilen waarna het remise zou zijn. Wit heeft een belangrijke strategie om het zwarte plan tegemoet te treden: dames ruilen (op c5 of c6, we zien later wel welk veld het beste is!) en dan zo snel mogelijk met de koning naar de damevleugel marcheren om die doorgebroken zwarte vrijpion onder controle te krijgen. Als de zwartspeler op zijn beurt zich met de koning naar de vijandelijke pion op c7 spoedt, kan er een pionneneindspel ontstaan. Alles hangt van snelheid (tempi!) af. In een uiterst belangrijke partij voor de theorie (Saskiran – Shirov, 2007) komt de witspeler met het belangwekkende nieuwtje 31. Dc6!? Even later kan hij zelfs geforceerd winnen als hij jammerlijk mistast. Deze partij (en ook alle partijen die met deze stelling gespeeld zijn) geeft aan hoe het gesteld is met de hedendaagse theorie: sommige varianten worden tot het verre (pionnen) eindspel uitgeplozen. Ik geef alle zetten van deze partij, inclusief de winstmogelijkheid voor wit.

    27…g6

    Dit haalt Lh3 uit de stelling zodat het antwoord gedwongen is.

    27…b4 leidt vaak tot een zetverwisseling; Op 27…Db6 antwoordt wit met 28. Lh3.

    28. Lb7 b4 29. h4

    Gezien de uitkomst van een partij die ik zo dadelijk geef is dit een bijzonder slimme inlassing. In een redelijk recente partij Xiangzhi – Wang Yue, 2009 werd 29. Dc5 maar die eindigde snel in remise.

    29…h5 30. Kf1 a5

    31. Dc6!?

    Destijds een nieuwtje.

    Nog bekend was 31. Dc5 dat gespeeld werd in Ivanchuk – Aronian, 2007, een partij waarin wit overigens ergens kon winnen, maar die toch in remise eindigde. Voor een goed begrip geef ik de zetten van die partij ook nog even: 31…Dxc5 32. Txc5 a4 33. Ke2 b3 34. axb3 axb3 35. Kd3 Tfe8 36. Kc3 Kf8 37. Kxb3? [Ivanchuk kon nu winnen met 37. La6! Ke7 38. Te5+ Kd7 39. Lb5+] 37…Ke7 38. Kc4 Kd6 En nu bereikte zwart wel remise.

    31…Dxc6 32. Txc6 a4 33. Ke2 b3 34. axb3 axb3 35. Kd2 Tfe8

    36. La6??

    Te begrijpen uit de mooie zet waarmee Ivanchuk had kunnen winnen. Maar hier is het helemaal mis. Winnend is nu 36. Lxc8! Txc8 37. Kc3 Kf8 38. Kxb3 Ke7 39. Kc4 Kd7 40. Kd5 Txc7 Er is niets anders. 41. Txc7+ Kxc7 42. Ke5 Kd7 43. Kf6 Ke8 44. f4 Kf8 45. f5! (zie analysediagram)

    Zo wordt de structuur aangetast van zwart. Hier blijkt eigenlijk het grote nadeel … h7-h5 een zet die waarschijnlijk toch moet voor zwart. 45…gxf5 46. Kxf5 Ke7 47. Kg5 Ke6 48. Kxh5 Kf5 49. Kh6 Kg4 50. h5 en wit wint.

    36…b2! 37. Kc2

    37. Ld3 Te7 wint ook voor zwart.

    37…Te6!

    Knap gezien van Shirov.

    38. Txe6 Txc7+

    Dit tussenschaak moet Sasikiran gemist hebben.

    39. Kxb2 fxe6 40. Kb3 Tc1

    En wit hield het voor gezien. Een verschrikkelijk lot voor de Indiër van een aanvankelijk knap ge-speeld eindspel.

    0-1

    Belangrijkste illustratieve partijen: zie bijgeleverde partijen in de viewer.

    Geraadpleegde bronnen:

    – ‘De wereld van de schaakopening’ deel 1 van Paul van der Sterren

    – Megadatabase van Chessbase

    Reageren? Stuur een e-mail naar .

    Belangrijkste illustratieve partijen:

    • Shirov – Adams, 2007
    • Sandipan – Tiviakov, 2007
    • Fier – Iturrizaga Bonelli, 2011
    • Amanov – Rozentalis, 2010
    • Mamedyarov – Jakovenko, 2006
    • Henrique Garcia – Kurajica, 2006
    • Vallejo Pons – Macieja, 2006
    • Gelfand – Aronian, 2006
    • Rodshtein – Landenbergue, 2007
    • Ris – Spraggett, 2007
    • Berkes – Almasi, 2010
    • Gelfand – Grischuk, 2007
    • Kramnik – Carlsen, 2010
    • Mamedyarov – Karjakin, 2008
    • Aronian – Leko, 2013
    • Topalov – Anand, 2008
    • Leko – Karjakin, 2009
    • Karpov – Almasi, 1996
    • Atalik – Berg, 2006
    • Kramnik – Leko, 2007
    • Karpov – Gurevich, M, 1988
    • Kramnik – Aronian, 2007
    • Aronian – Gelfand, 2008
    • Anand – Leko, 2007
    • Kamsky – Karpov, 1996
    • Carlsen – Aronian, 2007
    • Leko – Karpov, 2006
    • Topalov – Anand, 2005
    • Ivanchuk – Aronian, 2007
    • Sasikiran – Shirov, 2007

    Het overzicht via de viewer:

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.