Oude doos (6): De eerste clubsponsoring

En Passant lijkt, gesteund door een groep deelsponsors, op weg naar de Meesterklasse. Alleen ESGOO kan, gesteund door Braceland, de Bunschoters nog tegenhouden. In de Meesterklasse gaat het kampioenschap gek genoeg naar een van de niet gesponsorde ploegen Utrecht of De Stukkenjagers of naar Voerendaal, dat een paar plaatselijke sponsors heeft. Landskampioen HSG wordt onttroond na het vertrek van de mecenas. Er wordt veel over geld gesproken, maar welke club gaf ooit in de KNSB-competitie als eerste geld aan spelers? Volmac of Desisco? Nee, allebei fout.

100 gulden

Het was in het seizoen 1968-69 dat de Haarlemse schaakclub Het Oosten de topspelers Kick Langeweg en Hans Bouwmeester binnenhaalde om te promoveren naar de hoofdklasse, zoals de hoogste klasse toen heette. Na de promotie kwam voor het seizoen 1969-70 Hans Ree daarbij. De drie behoorden met Hein Donner (die af en toe voor DD speelde), de jonge Jan Timman (Rotterdam), Coen Zuidema (Watergraafsmeer), Frans Kuijpers (Eindhoven) en Eddie Scholl (Philidor Leeuwarden) tot de sterkste schakers van Nederland. De redactie van het tijdschrift Schaakbulletin wist te vertellen dat Het Oosten per wedstrijd 300 gulden uittrok, dus 100 gulden per speler. Daar zouden we nu om lachen (100 gulden is 45 euro), maar bij het Nederlands kampioenschap van 1969 (een twaalfkamp, dus elf partijen) bedroeg de hoofdprijs 1250 gulden en de zesde prijs 500 gulden. Spelers die lager eindigden dan de zesde plaats kregen 25 gulden per half punt. Startgeld bestond nog niet. Dus 100 gulden per partij, onafhankelijk van het resultaat, was bijna zo veel als de Nederlands kampioen per partij kreeg en meer dan de andere NK-deelnemers kregen.

Bijna hilarisch was de volgende advertentie in Schaakbulletin: “Zend drie partijen naar Adviesbureau Analyse onder vermelding van uw speelsterkte en leeftijd, en wij bespreken uw partijen en verschaffen u een uitvoerig rapport van uw schaakkunnen. Gireer hiervoor 7,50 gulden op giro … t.n.v. W.J. Lenstra te Amsterdam. Tegen girering van 25 gulden per partij wordt onder supervisie van internationaal meester Hans Ree uw partij grondig geanalyseerd en van nuttige aanwijzingen voorzien.” Je zou zeggen dat profschaak in Nederland onmogelijk kon bestaan. De betaling door Het Oosten zal de drie spelers in elk geval welkom zijn geweest.

Zwakke staart

Ree, Langeweg en Bouwmeester waren dus drie van de pakweg acht sterkste schakers van Nederland, Ree op dat moment de sterkste. De term ‘supertrio’ viel in Schaakbulletin. Ze deden het ook goed, scoorden elf overwinningen, negen remises en geen enkele nederlaag. (De competitie telde destijds zeven ronden per seizoen.) Na drie ronden had Het Oosten vier matchpunten, maar in de resterende vier ronden kwam daar geen punt meer bij. Rob Faase en de zeventienjarige Job de Lange (hij zou later bij Watergraafsmeer spelen) deden het ook goed, maar de rest van het team scoorde dramatisch. Van een van de spelers werd in het bondsblad enigszins besmuikt verteld dat hij in een partij zes keer verzuimde mat in één te geven en toen alsnog verloor. Dat zal een uitschieter zijn geweest, laten we zeggen dat het redelijke eersteklassers waren. Naar die klasse degradeerde Het Oosten dan ook weer terug. Watergraafsmeer behaalde zijn eerste landstitel, Philidor Leiden werd tweede met even veel matchpunten maar een half bordpunt minder.

Betreuren

In het bondsblad was te lezen dat de bondsraad zich over het betalen van spelers had gebogen: “In een geanimeerde rondvraag, waarbij vooral aandacht werd gevraagd voor herziening c.q. aanpassing van de statuten en het huishoudelijk reglement, alsmede het wegkopen van sterke spelers, hetgeen bondsraad en bestuur betreuren, sloot de voorzitter te circa 18.00 uur de vergadering.” Wat de bondsraad meer deed dan alleen betreuren, stond er niet bij. Schaakbulletin: “De degradatie van Het Oosten zal met gemengde gevoelens worden bezien. Door het kopen van spelers kregen de Haarlemmers niet iedereens sympathie. De vraag blijft of deze ontwikkeling zich blijft voortzetten.”

Ja, de ontwikkeling zette zich voort en de bondsraad en het bestuur deden er niets tegen. In het seizoen 1974-75 speelde Watergraafsmeer voor het eerst met het voorvoegsel Desisco en een jaar later Rotterdam met het voorvoegsel Volmac. Waarom zou het KNSB-bestuur het betalen van spelers ook willen verbieden? Er zijn nogal wat topschakers die zonder clubsponsoring hun bestaan als profschaker niet hadden kunnen volhouden. Tegenwoordig leeft dat besef ook ruimschoots bij het bestuur en de bondsraad, maar in 1969 was het even wennen.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.