Over moderne klassiekers

Om de haverklap komen er schaakboeken uit die elk een volgens de schrijver onderbelicht aspect van het schaakspel beschrijven. Liefst met een titel die je een tikje onzeker maakt over je eigen schaakfunctioneren. Mooie voorbeelden zijn 100 endgames you must know (“shit, ken ik die wel allemaal?”) of Secrets of modern chess strategy (“dadelijk kennen mijn tegenstanders die geheimen al wel!”). Ik vraag me echter altijd af welke van die boeken de tand des tijds doorstaan. Er valt dan ook wel iets voor te zeggen om net als in de wereldliteratuur enkel klassiekers te lezen: per slot van rekening hebben we in ons leven maar beperkt tijd en zegt het wel iets dat die boeken nog altijd herlezen worden. Omdat mijn interesse uitgaat naar de meer psychologische kanten van het schaakspel, heb ik voor deze review gekozen voor een moderne klassieker: het boek John Nunn’s ‘Secrets of practical chess’, waarvan de eerste druk in 1998 uitkwam.

De kern van het boek kent vier hoofdstukken: ‘At the board’, ‘The opening’, ‘The middlegame’ en ‘The Endgame’. Vooral dat eerste hoofdstuk, ‘At the board’ zit vol pareltjes en maakt het boek zijn geld eigenlijk al waard. Een van de dingen die ik heel bruikbaar vond, was het concept van ‘veiligheidsnetten’. Als je een lange tactische variant aan het uitrekenen bent, loop je een relatief groot risico om fouten te maken in je berekening. Een veiligheidsnet is een alternatieve optie halverwege de variant die je kan spelen op het moment dat je uitgerekende variant inderdaad een fout blijkt te bevatten. Het duidelijkste voorbeeld is de optie tot eeuwig schaak. Nunn geeft het volgende voorbeeld:

Dit concept heeft mij flink geholpen om efficiënter te rekenen: op het moment dat je een dergelijk veiligheidsnet namelijk hebt, kan je veel gemakkelijker een bepaalde variant ingaan – en hoef je dus minder diep te rekenen. Over diep rekenen heeft Nunn nog een goed punt, namelijk: ‘Don’t analyse unnecessary tactics’. Hij is dit probleem zo vaak tegengekomen, dat hij het noodzakelijk vond om het een afkorting te geven: DAUT. Ook deze tip vond ik waardevol. Ik dacht altijd dat ik met een moeilijke tactische variant mijn tegenstander het moeras introk en dat ik daar beter uit zou kunnen komen dan de ander. Na het lezen van deze tip ging ik hier echter wat genuanceerder over denken. Ik ontdekte dat ik ook de chaos ging opzoeken als er ook een simpele optie voorhanden was – of dat ik in ieder geval veel tijd investeerde in het uitrekenen van die chaos. Ik weet nog goed dat ik een partij speelde tegen grootmeester Arik Braun, waarin ik bijna al mijn tijd investeerde in allerlei (waarschijnlijk winnende) stukoffers van zijn kant. Braun speelde echter telkens bijna à tempo een veel simpeler alternatief, kreeg ook daarmee een betere stelling en won zonder al te veel energie te verbruiken. Braun had DAUT goed onder de knie! Een andere favoriete afkorting van Nunn is LPDO: ‘Loose pieces drop off’. In het kort: als er een stuk ongedekt staat ga je hem vroeg of laat verliezen. Een simpel voorbeeldje:

Zo blijft Nunn in dat eerste hoofdstuk strooien met wijsheden over het nemen van beslissingen, blunders, omgaan met tijdnood, luiheid en vastberadenheid. Ook in de overige drie hoofdstukken is genoeg te leren. Ik vond bijvoorbeeld Nunn’s kijk op het eindspel verfrissend. Hoewel de titel van het boek al wel een dergelijke praktische kijk belooft, maakt hij dat in dit hoofdstuk helemaal waar: zo begint hij de paragraaf over toreneindspelen met de vraag hoe je eindspelen met meerdere pionnen en één pion meer wint – een type stelling die in feite minstens zo vaak voorkomt als de theoretische toreneindspelen die alle eindspelboeken vaak behandelen. Het gaat om deze stelling:

In hoofdstuk 2 (de opening) geeft hij een aantal goede pointers voor het opbouwen van een repertoire, en ten aanzien van het middenspel (hoofdstuk 3) vond ik zijn onderscheid tussen strategieën bij goede en bij slechte stellingen heel verhelderend.

In 2008 kwam nog een update van de eerste versie van het boek. Daarbij heeft hij het vijfde hoofdstuk ‘Using a computer’ sterk herzien en een zesde hoofdstuk over ‘Chess literature’ toegevoegd. Wat mij betreft niet de sterkste hoofdstukken van het boek, maar dat mag ik Nunn graag vergeven. Dit boek staat hoog in mijn lijstje met favoriete schaakboeken en heeft bovendien een grote herleeswaarde. Ik kan hem van harte aanbevelen!

John Nunn

Secrets of practical chess

Gambit, 2008

€ 22,45

Meer informatie en bestelmogelijkheden in deze link.

2 Reacties

  1. Avatar
    Paul Coenen 13 februari 2019

    Goed idee om de moderne klassiekers te recenseren! Zelf heb ik dit boek ook in de kast staan, omdat Erik van den Doel dit adviseert! De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik het amper bestudeerd heb, maar na het lezen van deze recensie ga ik daar verandering in brengen.

    Nog een suggestie: wordt “How to reassess your chess 4th edition” van Jeremy Silman ook nog eens gerecenseerd?

  2. Avatar
    wimw 13 februari 2019

    Die partij van Christiansen tegen Karpov was hun eerste partij in de achtste finale van het Hoogovens knock-out toernooi van 1993. Karpov won de tweede partij met wit en ook de rapid tiebreak. En nu komt het leuke: in de kwartfinale versloeg Karpov de auteur van dit boek, Nunn.  Uiteindelijk won Karpov ook zijn halve finale tegen Salov en de finale tegen Illescas. Zo kun je als wereldkampioen een heel belazerde start hebben en toch een toernooi winnen.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.