Over klassieke klassiekers


Het zijn rare tijden. Ik bedoel, als je vaak zegt dat het rare tijden zijn, wordt het een cliché. Maar het is aan de andere kant ook raar om niet te zeggen dat het rare tijden zijn. Rare tijden.
Wat ook raar is, is dat we zeeën van vrije tijd hebben gekregen maar dat er geen officiële schaakpartijen meer gespeeld worden. Je zou kunnen denken dat dat de tijd geeft om flink aan de schaakstudie te gaan – en ondertussen online interessante partijen te spelen. Voor mezelf echter geldt dat ik me op internet bij lange na niet zo kan motiveren om te presteren – laat staan dat ik me thuis kan opladen om te studeren. Ik heb mezelf dan ook even een sabbatical gegeven zolang er niet fysiek geschaakt wordt: geen of nauwelijks schaakstudie en slechts af en toe meedoen aan een van de vele online toernooien die nu georganiseerd worden.
Begin Corona kreeg ik echter een recensie-exemplaar van ‘The Modernized Sveshnikov’ in de bus. Thinkers Publishing mag openingen graag moderniseren (zie bijv. deze recensie), maar dat mag in dit geval ook wel: het was onderwerp van de theoretische discussie in de laatste WK-match. Tot voor kort was ik er echter niet aan toegekomen om dit boek goed te lezen. De Sveshnikov draait toch meer om concrete varianten dan om abstracte ideeën en dat betekent dat zo’n boek minder geschikt is om te bestuderen tijdens een periode van rust.
Lees meer >
Het concept van ‘flow’ is alombekend. Het concept is bedacht door professor Csikszentmihalyi (spreek uit: ‘Chick-sent-me-high-ly’) en zijn boek uit 1990 met de titel ‘Flow’ is duizenden keren geciteerd. Toen ik het boek bij een vriend in de kast vond, leek dat me uitstekende literatuur om deze regenachtige zomerdagen mee door te komen. Wel was ik tot op zekere hoogte sceptisch: wat kan een boek van meer dan vierhonderd bladzijdes toevoegen aan een concept dat in een paar zinnen is uit te leggen?
Lees meer >Op het moment dat je schaken als hobby opneemt, word je bijna direct op een ladder geplaatst: het rating-systeem. Dit maakt meteen de pikorde in de schaakwereld duidelijk, en geeft meteen een richting: je wil die ladder beklimmen! En dat is eigenlijk universeel: het geldt voor de 1200-speler, de 2000-speler en zelfs Carlsen wil omhoog, namelijk naar de 2900. Overigens, nu Corona het reguliere schaakleven heeft stilgelegd, is de KNSB- en de FIDE-rating een stuk minder relevant. Gelukkig hebben we ook hiervan een online equivalent!
Over waar je start op de ladder en hoe snel je die ladder beklimt, heeft te maken met iets wat ze noemen ‘talent’. Wat talent precies inhoudt, is echter niet heel duidelijk natuurlijk. Verschillende mensen hebben zich op dit onderwerp gericht, waaronder journalist Daniel Coyle, met zijn boek ‘The Talent Code’ (alweer uit 2009) – het onderwerp van dit artikle. Coyle heeft het over drie belangrijke ingrediënten voor het ontwikkelen van talent: iets wat hij noemt ‘deep practice’, goede coaching, en ‘ignition’ (een vonk).
Lees meer >Hoe een avond in de Stichtse Taveerne een les voor Paul Keres kan zijn
Begin dit decennium speelde ik een schaaktoernooi in Praag. Ik had in de derde ronde net gewonnen van een grootmeester in een van mijn beste partijen ooit, en liet de partij in de bar zien aan mijn reisgenoten. Aan onze tafel zat ook een Serviër met een grote pul bier (niet zijn eerste) die bij al mijn zetten wel een kritische opmerking plaatste – het grootste deel van de tijd onzin,
In ieders schaakcarrière zijn altijd een paar partijen die hem of haar meteen voor de geest komen als diegene terugdenkt, tegelijkertijd met de bijbehorende emotie. Ik voel bijvoorbeeld meteen weer de walging als ik terugdenk aan die partij waar ik net na zet 40 mat in twee over het hoofd zag – waardoor we de match met 5,5-4,5 verloren – of de euforie over de strakke partij die ik won van een voormalig wereldtopper.
Toen ik zag dat Thinker
s Publishing een boek had gepubliceerd van topcoach Vladimir Tukmakov genaamd ‘Coaching the Chess Stars’, was ik natuurlijk enthousiast om dit boek te recenseren: het gaat per slot van rekening over mijn eigen vakgebied. Ik was van tevoren nog niet bekend met de aanpak van Tukmakov en bij een dergelijk onderwerp is het altijd de vraag of die aanpak je ook aanspreekt. In de inleiding overtuigt Tukmakov me echter al direct. Hij zegt namelijk het volgende:
Laat me maar meteen met de deur in huis vallen: ik zit in een schaakdip. Wellicht kan je het een pre-post-titeldip noemen: met een virtuele rating van 2395 en drie normen op zak sta ik op matchpunt voor de IM-titel. Echter, hoewel het me in de schaakwereld wellicht wat meer status oplevert, zal ik er in de echte wereld geen vrouw extra mee imponeren – laat staan dat ik dichter kom bij het vervullen van mijn lotsbestemming (wat dat ook zou moge zijn).
Om de haverklap komen er schaakboeken uit die elk een volgens de schrijver onderbelicht aspect van het schaakspel beschrijven. Liefst met een titel die je een tikje onzeker maakt over je eigen schaakfunctioneren. Mooie voorbeelden zijn 100 endgames you must know (“shit, ken ik die wel allemaal?”) of Secrets of modern chess strategy (“dadelijk kennen mijn tegenstanders die geheimen al wel!”). Ik vraag me echter altijd af welke van die boeken de tand des tijds doorstaan. Er valt dan ook wel iets voor te zeggen om net als in de wereldliteratuur enkel klassiekers te lezen: per slot van rekening hebben we in ons leven maar beperkt tijd en zegt het wel iets dat die boeken nog altijd herlezen worden. Omdat mijn interesse uitgaat naar de meer psychologische kanten van het schaakspel, heb ik voor deze review gekozen voor een moderne klassieker: het boek John Nunn’s ‘Secrets of practical chess’, waarvan de eerste druk in 1998 uitkwam.
Recensie Daniel Gormally – A year inside the chess world (Chess Evolution, 2016)
Ik mag graag sportbiografieën lezen: literair gezien valt er weliswaar niet zoveel te beleven, maar topsporters hebben bijna altijd een goed verhaal te vertellen en dat weegt vaak op tegen een aantal minder welluidende zinnen. Als de biografie naast een goed verhaal ook een likeable hoofdpersoon heeft wiens karakter bovendien de nodige ontwikkeling kent, heb je alle ingrediënten voor een goed boek – zie bijvoorbeeld de biografie van Andre Agassi. Een biografie (vooruit, slecht één jaar uit het leven) van grootmeester Daniel Gormally – vooral bekend geworden doordat hij Aronian een knal voor z’n kop gaf omdat hij danste met Gormally’s love interest (maar inmiddels Aronian’s vrouw) – die een boek schrijft over zijn ervaringen in de schaakwereld: dat wekt mijn interesse; zeker met een ondertitel als ‘Insanity, passion and addiction’.
Lees meer >