De laatste partij

Op de laatste dagen van het jaar aandacht voor de laatste partij van diverse wereldkampioenschappen. De spanning in een wedstrijd om de wereldtitel is groot. Hoe ontlaadt zich nu de spanning aan het einde, op de oudejaarsdag van de match? We onderscheiden zes scenario’s:

  1. De uiteindelijke verliezer legt zich er bij neer en berust in een suffe remise
  2. De uiteindelijke winnaar staat grootmoedig een remise toe waar hij gewonnen staat, de winst is toch al binnen
  3. De uiteindelijke verliezer probeert het nog één keer en gaat ten onder
  4. De uiteindelijke winnaar probeert zijn winst nog te vergroten, maar dat mislukt
  5. De uiteindelijke winnaar legt hardhandig nog een keer zijn wil op aan de verliezer
  6. De titelverdediger weet op het laatste moment de stand nog gelijk te trekken

Alle hieronder besproken partijen kunt u naspelen in de viewer onderaan dit artikel.

 

De verliezer legt zich er bij neer en berust in een suffe remise (A)

Dit is de minst interessante categorie. Als voorbeeld de laatste twee partijen van Botwinnik-Smyslov 1957, respectievelijk 13 en 11 zetten. De stand was 11,5-8,5 en Botwinnik zou van de laatste vier partijen er drie moeten winnen om wereldkampioen te blijven. Of de laatste drie partijen van Botwinnik-Petrosian in 1963: 21, 10 en 10 zetten. Een variant van gas terugnemen was ook de actie van Boleslavsky in het kandidatentoernooi van Boedapest 1950 en de daaropvolgende beslissingsmatch tegen Bronstein. Zie voor het verslag van het toernooi fide.com/news/475 en in het boek “The Sorcerer’s Apprentice” van Bronstein zijn commentaar bij de 7e matchpartij. Boleslavsky gaf zichzelf geen kans tegen Botwinnik en liet zijn vriend Bronstein voorgaan.

 

De winnaar staat grootmoedig een remise toe waar hij gewonnen staat, de winst is toch al binnen (B)

Voorbeelden te over:

  • Euwe-Aljechin 1935, 30e partij. Aljechin staat totaal verloren, volgens Stockfish -7,39, vraagt om een remise en krijgt die. Euwe wint de match met 15,5-14,5
  • Botwinnik-Bronstein 1951, 24e partij. Botwinnik staat een pion voor, volgens Stockfish 1,28 punt voordeel, maar hij geeft remise. De match eindigt 12-12 en Botwinnik houdt zijn titel.
  • Botwinnik-Smyslov 1954, 24e partij. Volgens Stockfish 2,34 punt voordeel voor Botwinnik, maar hij geeft remise. De match eindigt 12-12 en Botwinnik houdt zijn titel.

    Opmerkelijk: Botwinnik had dus tweemaal met 12,5-11,5 kunnen winnen, maar hij vond titelbehoud met 12-12 voldoende en nam geen enkel risico.

  • In een van de laatste ronden van het Kandidatentoernooi Curaçao 1962: Petrosian staat na 14 zetten tegen Keres op winst (Stockfish: 3,3 punten voordeel), maar geeft remise. Petrosian wint het toernooi met 0,5 punt voorsprong op Keres en Geller. Had hij de partij tegen Keres gewonnen, was de overwinning veel duidelijker geweest.

 

De verliezer probeert het nog één keer en gaat ten onder (C)

  • Lasker-Capablanca, 1921, 14e partij. Lasker had er waarschijnlijk al genoeg van (5,5-2,5 achterstand), maar als déze partij nou nog zou lukken… Lasker staat 27 zetten beter, speelt zelfs dezelfde inklemmende zet als in 1914 tegen dezelfde tegenstander (f5), maar laat zich op simpele wijze de kwaliteit afpakken: 29. Kg1-h2?? Pf6-g4+ en Pg4-e5 waar het Paard de Dame op d3 en Toren op f3 vorkt.
  • Petrosian-Spassky 1966. Vlak voor de 22e partij staat het 11-10 voor Petrosian. In de 22e partij speelt Spassky met zwart en provoceert met het Pools (1. d4 b5). Eerder in de match, de 12e partij had Spassky al het nijlpaardensysteem gespeeld en was daarmee vol-ko-men ten onrechte weggekomen met remise. Dat had absoluut een van Petrosians beste partijen geweest kunnen zijn. Deze keer speelt Petrosian het nauwkeurig, wint en bereikt de 12-10 waarmee hij, ook al zou hij de resterende twee partijen verliezen, wereldkampioen blijft. Uit die twee partijen haalt Petrosian nog een half punt, zodat de einduitslag 12,5-11,5 wordt.
  • Spassky-Fischer 1992, volgens Fischer de revanchematch om het wereldkampioenschap, 30e partij. Spassky probeert nog één keer de verwoestende Sämisch-aanval tegen het Konings-Indisch op te zetten waarmee hij in het verleden zoveel successen boekte, maar mislukt jammerlijk. Op de 17e en 18e zet is hij te optimistisch over zijn aanvalskansen. Fischer slaat de aanval af en wint op de 27e zet.

 

De winnaar probeert zijn winst nog te vergroten, maar dat mislukt (D)

  • Euwe-Aljechin 1937. Aljechin heeft na 25 partijen de reguliere match al gewonnen, er volgen nog vijf exhibitiepartijen. Na twee remises weet Aljechin nog een partij te winnen, door een groteske blunder van Euwe, die een eindspel volkomen verkeerd inschat op de 29e zet. De laatste twee partijen krijgt hij het lid op de neus: in de eerste ruilt Aljechin op de 23e zet zijn beste stuk van het bord af, in de laatste laat Aljechin à la Fischer met 28. Lxh7 g6 zijn loper insluiten.

 

De winnaar legt hardhandig nog één keer zijn wil op aan de verliezer (E)

  • Nooit heeft een wereldkampioen zo verwoestend uitgehaald als in de laatste partij Steinitz- Zukertort 1886. Steinitz speelt zijn eigen gambiet, waarbij zijn Koning al in de eerste zetten op e2 belandt, tegen de aanvalskunstenaar Zukertort en vernietigt hem in 19 zetten.
  • Een echo hiervan: Lasker-Janowski 1910, 10e partij. Lasker doet aan psychologische oorlogsvoering terwijl hij al met 7,5-1,5 voor staat en speelt een variatie op het Steinitzgambiet van zijn voorganger, ook tegen een groot aanvalsspeler. Lasker komt na 21. Dc4 verloren te staan, Janowski mist enkele malen de beste zet en gaat ten onder.
  • Lasker-Marshall 1907. In deze match zaten een paar grote pauzes. Er zat twee weken tussen deze partij en de vorige. De stand is 10,5-3,5 voor Lasker. Lasker speelt zijn eigen verdediging tegen het damegambiet. Marshall is al murw geslagen door drie achtereenvolgende nederlagen, dit is de vierde. Hij verliest kansloos.
  • Tal-Botwinnik 1961, 21e partij. De vorige partij heeft Tal op de 89e zet een totaal gewonnen stelling verprutst en heeft pas op de 121e zet in remise berust. Hij is waarschijnlijk vermoeid en komt er de hele partij tegen zijn veel oudere tegenstander niet aan te pas. Met Pxg3 maakt hij een ernstige fout en Botwinnik wint achter elkaar.
  • Spassky-Petrosian 1969, 21e partij. Spassky straft een plan van Petrosian, die zijn beide paarden tegen Spassky’s lopers afruilt, hard af, wint een pion en de partij. De twee partijen daarna zijn weinig enerverende remises, maar niet zo erg als onder A.
  • Karpov-Korchnoi 1978. De spanning is Korchnoi teveel geworden. Hij heeft uit de laatste vier partijen 3,5 punt gehaald en de stand is nu gelijk. Het wordt een fiasco. Van het begin af aan staat hij slechter en hoewel Karpov keer op keer niet de sterkste voortzetting kiest, verliest Korchnoi  zonder veel tegenstand.

 

De titelverdediger weet op het laatste moment de stand nog gelijk te trekken (F)

  • Lasker-Schlechter 1910, 10e partij. Lasker staat met 5-4 achter, één verliespartij en acht remises. De remisekoning Schlechter speelt met zwart voor zijn doen erg agressief, maar komt er nauwelijks aan te pas. Evenals in Karpov-Korchnoi 1978 hoeft Lasker niet steeds de beste zetten te vinden om toch te winnen. Een drama is dat Schlechter eeuwig schaak overziet op de 39e zet, waarmee hij met 5,5-4,5 gewonnen zou hebben. Nu wordt het 5-5 en behoudt Lasker zijn titel.
  • Kasparov-Karpov 1987. Wat is dat nu? Het staat 12-11 in het voordeel van Karpov. Gaat hij zijn titel terugwinnen? In de laatste partij gaat het lange tijd gelijk op, totdat Karpov met 31. Pxa4 (waarvan Kasparov niet profiteert) en 33. Pe7 (daar wel) twee zware fouten maakt en er niet meer aan te pas komt.
  • Kramnik-Leko 2004, 14e partij. Het staat 7-6 voor Leko, maar Kramnik overklast zijn tegenstander en weet in een afgemeten partij de stand gelijk te trekken. Voor hem voldoende om wereldkampioen te blijven.

 

 

4 Reacties

  1. Avatar
    Wim Weehuizen 30 december 2021

    Ik ben in 1958 als middelbare scholier bij een schaakclub gegaan en mijn eerste WK-match was die in 1960 tussen Tal en Botwinnik. Er waren een paar zeer tot de verbeelding sprekende partijen met sensationele offers van Tal. Ik herinner me ook dat de laatste partij in die WK-match een heel suffe remise was. Botwinnik beruste er in dat Tal daardoor wereldkampioen werd.

    www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1032533

     

     

    • Avatar
      Henk Smout 02 januari 2022

      In de laatste partij van de revanchematch 1961 kon Botwinnik in plaats van het gespeelde winnende 31.Pd6xc4 met 31.Pd6-b7+ remise maken. Op mijn vraag of dat niet wel zo elegant was geweest luidde zijn antwoord: “Behalve dat de stelling dik gewonnen was, had Tal zich niet steeds prettig gedragen.”

  2. Avatar
    Peter Huisman 04 januari 2022

    Wat een mooi overzicht van al die allesbeslissende laatste partijen, bekeken vanuit verschillende scenario’s. Mijns inziens is er een verschil tussen “first to … wins” en “best of … games” matches. Bij de match Karpov-Kortchnoi 1978 wisten de spelers niet op voorhand dat die partij 32, waarin Karpov zijn laatst benodigde (zesde) winstpartij liet aantekenen, ook de laatste zou zijn. Bij de matches die over maximaal 24 of 14 (Kramnik-Leko) partijen gingen wisten de spelers dat wel: dit is de laatste partij en hierna is de kampioen bekend.

    Komt partij 24 (www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1067179) uit de match Karpov-Kasparov 1985 in aanmerking voor categorie C? Na de afgebroken match 1984-1985 is Karpov nog altijd titelhouder. Met nog een partij te gaan staat hij 11-12 achter. Als hij wint is het 12-12 en behoudt hij als titelverdediger zijn titel. Hij verliest echter de partij, en daarmee de match en zijn wereldtitel.

    • Avatar
      Wijnand Engelkes 08 januari 2022

      (Hierboven ging iets mis)

      Dank voor je commentaar Peter,

      Matches met onbepaalde lengte zijn lastig te beoordelen wat dit betreft. Bij de match van 1978 hing er door alle spanningen een beslissing in de lucht. M.i. stond Karpov op instorten en Korchnoi ook. Een snelle remise zat er niet in, het was buigen of barsten. Ook in andere oude matches met dit systeem (Steinitz-Zukertort, Steinitz-Tchigorin 1892 en Lasker-Capablanca bijvoorbeeld waren de spanningen / irritatie/ vermoeidheid zo hoog opgelopen dat een eindbeslissing in de lucht hing. Bij een gefixeerd aantal partijen weet je van te voren dat partij X de laatste kán zijn, maar helemaal zeker ben je pas bij de 24e partij. (14e bij Kramnik-Leko). Qua spanning maakt het weinig uit. Bij Karpov-Kasparov 1984, ook zo’n ongelimiteerde match, stond Karpov met 5-0 voor en de 21 (!) partijen daarna hadden elk de laatste kunnen zijn. Als Karpov 6-0 gemaakt had, hadden we vermoedelijk weinig meer van Kasparov gehoord.

      Ik heb ook een aantal partijen weggelaten uit de indeling omdat ik ze niet interessant vond voor het stukje. Nóg een suffe remise, soms was de partij domweg te slecht (Lasker-Tarrasch 1908 laatste partij) of stond het format me niet aan (een match door rapid/snelschaak te laten beslissen bijvoorbeeld zoals in Kramnik-Topalov). Ook hier mag iedereen er anders over denken, dit was mijn selectie

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.