Belasting betalen over de inkomsten uit een schaakrubriek?

Beroepshalve grasduinde ik vandaag door jurisprudentie met betrekking tot Resultaat Overige Werkzaamheden. Tot mijn verrassing kwam ik een bijna 48 jaar oud arrest van de Hoge Raad tegen. Een voorganger van Ree, Ligterink, Reinderman enzovoorts meende de inkomsten belastingvrij te kunnen toucheren en vocht zijn belastingaanslag over 1971 aan tot aan de hoogste instantie. De betreffende schrijver is geboren in 1921 dus de kans is vrij groot dat die in de schakershemel is. Wie zou dat geweest zijn? Hieronder mijn knip- en plakwerk. Ter leringh ende vermaeck…

BNB 1974/95
HR, 13-03-1974, nr. 17 250
• HR 13-03-1974, ECLI:NL:HR:1974:AX4525
Instantie
Hoge Raad
Datum
13 maart 1974
Magistraten
Eijssen; Peters; Telders; Dijk, Van; Koster
Zaaknummer
17 250
LJN
AX4525
Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1974:AX4525, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑ 03‑ 1974
Wetingang
(Art. 17 WARB, art. 22 IB ’64)

Samenvatting
Belanghebbende, in dienstbetrekking bij de NS, verzorgt daarnaast in zijn vrije tijd de schaakrubriek van een krant.
Het oordeel, dat het beoefenen van het schaakspel uit liefhebberij niet meebrengt het tegen vergoeding voor een dagblad
vergaren van berichten met betrekking tot het schaakgebeuren, is van feitelijke aard. Hiervan uitgaande kon het Hof
aannemen, dat belanghebbende met die arbeid deelnam aan het economische verkeer.
Eveneens van feitelijke aard is het oordeel, dat belanghebbende voordeel beoogde.

Uitspraak
De HR enz.;
Gezien het beroepschrift in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 24 augustus
1973 betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1971;
Gezien. . . ;

O. dat belanghebbende, aan wie voor het jaar 1971 een aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd naar een belastbaar
inkomen van f 14 825 na vergeefs bezwaar bij de Inspecteur, van diens uitspraak in beroep is gekomen bij het Gerechtshof;

O. dat het Hof belanghebbendes grieven als volgt heeft weergegeven:
,,primair: dat de van het Dagblad ontvangen vergoedingen ad f 468,80 voor nieuwsgaring en f 1306,16 voor het verzorgen van
een wekelijkse rubriek in het dagblad, niet tot zijn inkomen mag worden gerekend, omdat die publicistische werkzaamheden,
betrekking hebbend op het schaakgebeuren, een onderdeel vormen van zijn schaakhobby, aan welke hobby hij in 1971 in
totaal f 2263,47 ten koste heeft gelegd;
subsidiair: dat, in plaats van het arbeidskostenforfait ad f 800, rekening moet worden gehouden met kosten ad f 291,60 die hij
als werknemer heeft moeten maken, en met de ter zake van zijn hobby gemaakte kosten ad f 2263,47;
het belastbare inkomen is daarom vast te stellen op het bedrag van zijn aangifte, zijnde f 13 130;”;

O. dat het Hof als tussen partijen vaststaand heeft aangemerkt:
,,Belanghebbende, geboren in 1921 en in 1966 van de echt gescheiden, heeft geen kinderen. Zijn huishouding wordt door een
huishoudster verzorgd.
Belanghebbende is seinhuiswachter van beroep. Het vastgestelde belastbare inkomen is als volgt samengesteld:
Zie tijdschrift
In zijn vrije tijd beoefent belanghebbende het schaken als hobby; hij bezoekt jaarlijks schaaktoernooien in het binnen- en
buitenland. Voor het Dagblad vergaart hij nieuwsberichten op schaakgebied en schrijft hij wekelijks een artikel, waarin hij
gespeelde partijen van commentaar voorziet. In 1971 ontving belanghebbende daarvoor in totaal f 1868,72 waaronder als
kostenvergoeding f 93,76, derhalve netto f 1774,96;”;

O. dat het Hof de standpunten van partijen als volgt heeft weergegeven:

,,dat belanghebbende het volgende heeft gesteld:
Het beoefenen van het schaken als hobby brengt veel kosten met zich mede;in 1971 zijn daarvoor de volgende kosten
gemaakt:
Zie tijdschrift
Belanghebbende verzorgt de nieuwsgaring en schrijft de schaakrubriek als onderdeel van zijn hobby. Reeds om deze reden
behoort het daarvoor ontvangen bedrag van f 1774,96 niet tot zijn inkomen. Hij neemt met zijn hobby immers niet deel aan het
economische verkeer.
Bovendien beoogt hij met zijn hobby – waaronder begrepen zijn publicistische werkzaamheden – geen geldelijk voordeel; uit de
hiervoor opgesomde kosten blijkt dat hij in feite ook geen voordeel heeft behaald en het is op zijn minst twijfelachtig of ooit
voordeel kan worden verkregen.
Zou beslist worden dat de opbrengst van belanghebbendes publicistische werkzaamheden toch tot de belastbare inkomsten
behoort, dan behoren de daarmede gemoeide uitgaven, zoals zij hiervoor zijn opgesomd, tot de aftrekbare kosten. Dat hij de
uitgaven niet alle met bewijzen kan staven, komt, omdat hij van mening was – en is – dat zijn schaakhobby geen belastbare
inkomsten kan opleveren; daarom heeft hij van lang niet alle uitgaven bewijsstukken gevraagd of bewaard. Van de hiervoor
genoemde kosten zullen niet aan zijn publicistische werkzaamheden kunnen worden toegeschreven – gesteld dat een splitsing
van de kosten moet worden gemaakt, wat belanghebbende bestrijdt – de helft van de uitgaven voor schaakliteratuur, het
grootste deel van de representatie-kosten en de uitgaven voor contributies en donaties. Daarnaast enz.;

dat de Inspecteur het volgende heeft gesteld:
Belanghebbende neemt met zijn publicistische arbeid deel aan het economische verkeer. In 1970 genoot belanghebbende ter
zake f 1603,22 en in 1971 netto f 1774,96. De aldus genoten inkomsten zijn, als beloning van niet in dienstbetrekking verrichte
werkzaamheden, te rekenen tot de inkomsten uit tegenwoordige arbeid. De daarmede gemoeide kosten zijn aftrekbaar, mits zij
zijn aangetoond.
Belanghebbende heeft ruimschoots de tijd gehad om bewijsstukken van de door hem gedane uitgaven te verkrijgen en te
tonen.
Nu hij die tijd niet heeft benut en slechts enkele uitgaven met bewijzen kan staven, is slechts – als gebleken – aannemelijk dat
hij f 583,67 aan schaakliteratuur heeft uitgegeven; daarvan kan echter maar een gering gedeelte met zijn publicistische arbeid
in verband worden gebracht. De afschrijving op de schrijfmachines kan voor 1971 op geen hoger bedrag dan f 50 worden
gesteld en van het door belanghebbende gestelde bedrag aan uitgaven ter zake van het samenstellen van zijn artikelen en
verslagen van in totaal f 618,80 is niet meer dan f 150 aanvaardbaar en aan de hiervoor bedoelde arbeid toe te rekenen. De
overige kosten kunnen niet als aftrekbare kosten worden beschouwd.
De kosten verband houdende met belanghebbendes dienstbetrekking zijn te stellen op f 141,60. Het enz.
Nu op geen enkele wijze gebleken is dat de aftrekbare kosten meer dan f 800 bedragen, is de aanslag tot het juiste bedrag
opgelegd;”;

O. dat het Hof omtrent het geschil heeft overwogen:
,,dat, gelijk van algemene bekendheid is, het beoefenen van het schaakspel uit liefhebberij niet medebrengt het tegen
vergoeding voor een dagblad vergaren van berichten met betrekking tot het schaakgebeuren en het voor dat dagblad
verzorgen van een wekelijkse schaakrubriek;
dat uit het hiervoor overwogene volgt, dat de met voornoemde publicistische arbeid verkregen voordelen geen verband houden
met voor het beoefenen van het schaakspel uit liefhebberij gemaakte kosten;
dat belanghebbende met zijn in het onderhavige jaar met f 1774,96 beloonde publicistische arbeid deelnam aan het
economische verkeer en middels die beloning – waarvan niet is gesteld, laat staan gebleken, dat deze uitzonderlijk laag zou
zijn – voordeel beoogde;
dat in het vastgestelde belastbare inkomen zijn begrepen belanghebbendes inkomsten uit dienstbetrekking en de door hem
voor zijn publicistische werkzaamheden ontvangen vergoedingen ad f 1774,96 – beide te rekenen tot de inkomsten uit
tegenwoordige arbeid als bedoeld in art. 37, lid 1, letter a, IB ’64 (de Wet) – verminderd met – exclusief het reiskostenforfait – f
800 voor aftrekbare kosten;
dat blijkens de aanhef en letter a van het eerste lid van art. 37 van de Wet, bij aanwezigheid van inkomsten uit tegenwoordige
arbeid – zoals in het onderhavige geval – de aftrekbare kosten – exclusief het reiskostenforfait – gesteld kunnen worden op niet
meer dan f 800, tenzij van een hoger bedrag blijkt;
dat het Hof niet de overtuiging heeft gekregen dat de aftrekbare kosten – exclusief het reiskostenforfait – in 1971 meer dan f
800 hebben bedragen;
dat, enz., belanghebbende er voorts niet in geslaagd is aannemelijk te maken, dat de met zijn publicistische arbeid gemoeide
en niet door het Dagblad vergoede kosten meer dan een bedrag van f 800 min f 141,60 – de aan belanghebbendes
dienstbetrekking verbonden kosten – is f 658 hebben belopen;”;

O. dat het Hof op deze gronden de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd;

O. dat belanghebbende in cassatie de navolgende grieven heeft aangevoerd:
,,Hier is sprake van verkeerde toepassing der wet. Het Hof gaat er van uit, dat ,, ,,het beoefenen van het schaakspel uit
liefhebberij niet meebrengt het tegen vergoeding vergaren van schaakberichten voor een dagblad” ”.
De feiten zijn echter wat andersom:
Belanghebbende heeft als liefhebberij schaken. Hij maakt daarvoor heel wat kosten, en besteedt er ook heel wat tijd aan. Deze
hobby wordt uitgebreid met onder andere (tijdelijk) bestuursfuncties, jeugdleiding enzovoort met nog meer tijd en kosten. Ten
slotte komt hij in contact met de pers, waarna hij erin slaagt voor het schaakspel ook in de krant de nodige aandacht te trekken,
via een vaste rubriek. Daarnaast worden er uit propaganda- overwegingen ook nog af en toe uitslagen en standen vergaard en
doorgegeven. Voor een vaste rubriek geeft de krant een vergoeding. Bovendien kent de krant aan haar medewerkers een
geringe kostenvergoeding toe. Om de vaste rubriek te kunnen handhaven moet belanghebbende meer kosten maken dan
voorheen, doch dit alles neemt niet weg, dat de verbreiding van het schaakspel voorop staat.
Heel in het kort, komt het hierop neer, dat belanghebbende ook zonder vergoeding de vaste schaakrubriek in de krant verzorgd
zou hebben.
Het standpunt van de Inspecteur, bevestigd door het Hof, dat deelgenomen wordt aan het economisch verkeer door
publicistische arbeid, is derhalve niet juist.
Zelfs al zou er wel sprake zijn van deelname aan het economisch verkeer, dan nog kan geen belastingheffing plaatshebben. Er
wordt immers geen voordeel beoogd laat staan behaald. Daarom wordt verzocht alsnog te bepalen, dat zowel de kosten als de
opbrengsten voor deze schaakhobby buiten de belastingheffing dienen te blijven.”;

O. dienaangaande:
dat het Hof heeft geoordeeld, dat het beoefenen van het schaakspel uit liefhebberij niet medebrengt het tegen vergoeding voor
een dagblad vergaren van berichten met betrekking tot het schaakgebeuren en het voor dat dagblad verzorgen van een
wekelijkse schaakrubriek;
dat dit feitelijk oordeel naar de eis van de wet met redenen is omkleed, zodat dit oordeel in cassatie onaantastbaar is;
dat het Hof aan dat oordeel zonder schending van enige rechtsregel de gevolgtrekking heeft kunnen verbinden, dat de met de
in ’s Hofs uitspraak beschreven publicistische arbeid door belanghebbende verkregen voordelen geen verband houden met
voor het beoefenen van het schaakspel uit liefhebberij gemaakte kosten, en het Hof, eveneens zonder schending van enige
rechtsregel, heeft kunnen aannemen, dat belanghebbende met die in het onderhavige jaar met f 1774,96 beloonde arbeid
deelnam aan het economische verkeer;
dat het Hof, uitgaande van de aard van de arbeid en van de omstandigheid dat niet is gesteld, laat staan gebleken, dat de
beloning uitzonderlijk laag zou zijn, heeft geoordeeld dat belanghebbende voordeel beoogde;
dat ook dit oordeel, als zijnde van feitelijke aard en naar de eis van de wet met redenen omkleed, in cassatie niet met vrucht
kan worden bestreden;
dat dit oordeel medebrengt dat betekenis mist of belanghebbende ook zonder vergoeding de schaakrubriek zou hebben
verzorgd;
dat belanghebbendes grief, dat hij geen voordeel heeft behaald, afstuit op ’s Hofs vaststelling ten aanzien van de bedragen van
de beloning en van de aftrekbare kosten;
Verwerpt . .

7 Reacties

  1. Avatar
    Matty 10 maart 2022

    De belanghebbende is seinhuiswachter wiens huishouding door een huishoudster verzorgd wordt, zo schrijft de Hoge Raad. Deze op het oog weinig relevante observatie maakt me vrolijk. Wellicht had de Hoge Raad tevens kunnen vermelden dat belanghebbende zijn koffie met suiker drinkt, twee klontjes.

  2. Avatar
    Wim Weehuizen 10 maart 2022

    Seinwachter of seinhuiswachter

    Een seinwachter of seinhuiswachter was verantwoordelijk voor het bedienen van seinen en soms ook van wissels. Vanuit een seinhuis kon de seinwachter met een hendel de wissels in de juiste stand zetten en de seinen op veilig zetten. Met een bel attendeerde hij de volgende seinwachter of blokwachter erop dat vanuit zijn richting een trein kwam. Vertragingen werden per telefoon doorgegeven.

  3. Avatar
    Wim Westerveld 11 maart 2022

    Intrigerend. Via Delpher stuitte ik op de naam van der Leede die in de jaren 50, 60 en daarna een schaakrubriek(je) met voornamelijk opgaven verzorgde voor de Waarheid. Die zou het wel eens kunnen zijn.

    In zijn seinwachtershuisje had hij daar alle tijd voor…

  4. Avatar
    Wim Westerveld 11 maart 2022

    Van welingelichte bron verneem ik dat het niet van der Leede was, maar Jaq. Jansen, één van de markante figuren uit het Limburgse schaakleven in de jaren 60 en 70. Hij had een rubriek in het Dagblad van Noord-Limburg en was inderdaad seinhuiswachter.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.