De “Angstgegner”

Heeft u dat gevoel ook wel eens dat er een speler op deze aardbol rondloopt waar je niet tegen kunt spelen? Hoe goed je ook staat, wat je ook doet, het maakt allemaal niet uit. Je verliest telkens opnieuw. Nimzowitsch introduceerde de term “Angstgegner”. Volgens hem komt het voort uit een soort traumatische ervaring, opgedaan in een van de eerste confrontaties. Er is iets mis gelopen, je bent gefopt waar je bijzat. In elke daarop volgende partij vraag je je zelf af hoe hij je dit keer weer opnieuw beet zal nemen. De nullen stapelen zich op. Elke keer als je weer tegenover het heerschap komt te zitten, begin je al te beven. Tenminste voor je gevoel. De buitenwacht zal het niet zien, maar inwendig voel je je verre van gemakkelijk. Ben je dan rijp voor de psychiater? Misschien wel. Nimzowitsch zei ooit dat er maar een remedie is. Een keer op een verschrikkelijke manier terugslaan. De “Angstgegner” alle hoeken van het bord laten zien, dan ben je van het ene op het andere moment genezen.

Ik heb meerdere “Angstgegners” zoals er ook spelers zullen zijn die niet graag tegen mij zullen spelen, gezien het onderlinge resultaat. De “Angstgegner” is in principe iemand die qua niveau aan jou gewaagd is. Je kunt moeilijk zeggen dat iemand jouw “Angstgegner” is als hij veel sterker is dan jij.

Een van de meest lastige tegenstanders, die ik ooit aan het bord heb ontmoet, is Bruno Carlier.

(Foto Dimitri Reinderman)

Bruno is iets ouder dan ik en hij was ook altijd iets sterker, hoewel er ook momenten zijn geweest dat ik boven hem stond op de Elolijst. Maar dat de onderlinge score zo desastreus in mijn nadeel uitvalt voor iemand die ongeveer dezelfde speelsterkte heeft, is het kenmerk van de ware "Angstgegner".

Er zijn twee belangrijke traumatische ervaringen die het mij zo moeilijk hebben gemaakt om tegen hem te spelen. De eerste keer was een cruciaal moment in de KNSB-competitie toen er een landstitel op het spel stond. Ik speelde in die tijd bij de Eindhovense Schaakvereniging waarvan het eerste team bestond uit een stel ‘jonge honden’ zoals wij genoemd werden. We speelden tegen de grootmacht uit die tijd, Volmac/Rotterdam met grootheden als Korchnoi en Timman op de eerste borden en vrijwel de hele toenmalige top van Nederland in de gelederen. Het was dan ook bijzonder knap dat wij zeer dichtbij de titel waren, als ik maar niet op het onzalige idee was gekomen om in een stelling tegen Carlier, die ik onmogelijk kon verliezen, een onverantwoorde winstpoging te doen. Carlier profiteerde van mijn … b6-b5?? en die zet is mij nog jaren achterna gedragen. Overigens kreeg de Eindhovense Schaakvereniging zijn revanche een jaar later toen het “Jonge hondenteam” met grote overmacht de suprematie van Volmac/Rotterdam wist te doorbreken door in 1984 de titel over te nemen. De andere veertien titels in vijftien jaar tijd, tonen aan, dat dat een zeer bijzondere prestatie was.

Het tweede traumatische moment speelde zich opnieuw af in een partij die ik voor de club tegen Carlier moest spelen. Deze partij moest vooruitgespeeld worden omdat wij – naar ik meen – allebei naar een buitenlands toernooi zouden gaan. Omdat Carlier in Utrecht woonde, werd afgesproken dat ik naar Utrecht zou komen waar wij bij de SC Utrecht te gast waren. Aangezien ik nog met het openbaar vervoer naar huis zou willen gaan, kwamen we overeen dat onze partij niet om 20:00 uur (het begin van de clubavond) maar om 18:00 uur zouden beginnen. Ik had wit en ik was vastbesloten om de wijze woorden van Nimzowitsch, namelijk hem alle hoeken van het bord te laten zien, waar te gaan maken. Tot de tanden gewapend kwam ik daar aan. Ik had zijn Benoni van te voren goed bestudeerd en een mooi systeem, waar Kasparov wat nieuwe ideeën in had bedacht in die tijd, voor hem klaarliggen. En zie, langzaam maar zeker, speel ik hem weg. Ik krijg een reus van een vrijpion op e6, zijn paard op h5 is een zorgenkindje en zijn stukken coördineren niet. In hogere zin is de partij al beslist, maar we moeten beide door een hectische tijdnoodfase heen. Ik heb lang nagedacht om zover te komen, Carlier heeft zo mogelijk nog langer nagedacht omdat hij met kunst en vliegwerk op de been probeerde te blijven.

Grooten – Carlier, Utrecht 1982.

1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 e6 4. Pc3 exd5 5. cxd5 d6 6. e4 g6 7. f4 Lg7 8. Lb5+ Pfd7 9. a4 O-O 10. Pf3

Aan deze stelling zit nog wel een verhaal vast. 10… Pf6 [De theorie gaf hier 10… a6 met als logisch vervolg 11. Ld3 [Maar Kasparov had het geweldige nieuwtje 11. Le2! bedacht en dat speelde hij tegen mijn toenmalige teamgenoot bij Eindhoven, Frans Cuijpers. Die deed mee aan het WK-jeugd in Dortmund en daar mocht hij tegen deze geweldenaar. Overigens is de partij verkeerd in de database verschenen namelijk tegen mijn andere teamgenoot Frans Kuijpers. Maar die is van een hele andere generatie. Wat was nu eigenlijk het idee? Kasparov gaat er namelijk vanuit dat 11… Pf6 de beste zet is in deze stelling om de ontwikkeling te voltooien. Maar deze stelling is exact dezelfde als die uit de Konings-Indisch vierpionnenaanval, maar dan met een vol tempo meer! Daarom zat hij hier ook zo triomfantelijk te lachen aan het bord. Het verhaal gaat nog verder. De Britse grootmeester John Nunn bracht net daarna een boek uit over de Benoni. Daarin beval hij aan dat zwart dat … a7-a6 maar even moest uitstellen.]] [Nunn vond dat zwart eerst maar even een paard op b4 moest gaan zetten en dan verder kon gaan met … a7-a6. 10… Pa6 11. O-O Pb4 Laat nu op de eerste de beste schaakolympiade de partij Kasparov-Nunn op het programma staan. En daar krijgt de Engelse grootmeester toch even een pak slaag…] 11. O-O Lg4 12. f5! Een sterke zet, ook ingegeven door bovengenoemde voorbeeldpartij. Meestal lijkt de zet niet goed, omdat wit veld e5 prijsgeeft. Maar dat wordt door allerlei andere omstandigheden ruimschoots gecompenseerd. 12… Pbd7 13. Lg5 Pe5 14. Dd2 Lxf3 15. gxf3 Deze dubbelpion werkt in wits voordeel, maar wat moest zwart eigenlijk?

15… Ped7 Een teken aan de wand. Ondertussen was Carlier zeeën van tijd aan het verbruiken. 16. Tae1 a6 17. Lxd7 Misschien niet nodig, wit had wellicht beter op het loperpaar kunnen spelen. 17… Dxd7 18. f4 Wit heeft zijn zinnen gezet op het sterke pionnencentrum. [Een hele andere optie en waarschijnlijk ook vrij goed is 18. a5!?] 18… Ph5 Zwart begint al ‘enige zetten’ te spelen.

19. e5!? Een zeer kansrijk pionoffer. 19… gxf5?! Dat kan het niet zijn. [Na 19… Dxf5 20. Le7 moet zwart uit praktische overwegingen een kwaliteit geven omdat hij anders onder de voet wordt gelopen. 20… Lh6!? [20… Tfe8 21. Lxd6 Lh6 22. Te4 en wit staat uitstekend.] 21. Lxd6 Lxf4 maar wit blijft goed staan.] 20. Dd1 f6 De enige manier om geen stuk te verliezen, maar bepaald geen weelde. 21. Lh4 Df7 22. e6 Wit heeft nu een reus van een gedekte vrijpion gekregen. 22… Dg6+ 23. Kh1 Kh8

In deze stelling staat wit overweldigend. Hij moet niettemin progressie zien te boeken.

Het zal omstreeks dit moment in de partij zijn als het dan bijna 22:00 uur is. De tijdnoodfase breekt aan en wij moeten tot de veertigste zet nog heel wat zetten doen. Ineens gebeurt er iets ongelooflijks. Terwijl Carlier aan zet is, komt er een ober langs om kopjes koffie en thee op te halen. Hij stapelt al die kopjes op zijn arm en hangt daarbij boven ons bord. Ik zie de stelling niet meer, Carlier ongetwijfeld ook niet. Maar gehaaid als hij is, doet hij snel een zet. Ik roep iets als “Ga weg man, ik ben in tijdnood”. Waarop de ober ongeveer het volgende antwoord geeft: “Ach kerel, doe normaal, het is pas 10 uur, dan kun je nog niet in tijdnood zijn”. Volkomen verbouwereerd om zoveel onbegrip en ook omdat de man rustig verder gaat met het opstapelen van kopjes, doe ik de ene rotzet na de andere. We slagen er nog wel in om onder die arm zetten te produceren, die van Carlier zijn bijna allemaal uitstekend, die van mij zijn te vreselijk voor woorden. Wonder boven wonder halen we allebei de veertigste zet. Maar als de rookwolken zijn opgetrokken zie ik dat ik van mijn prachtige positie een grote puinhoop heb gemaakt. Hier is het slot van de partij.

24. Te3?! Niet de meest overtuigende voortzetting. [24. Tf3 Lh6 25. Tg1 De8 26. Dc2 Pg7 [Nog slechter is 26… Lxf4 27. Dxf5 wint materiaal na 27… Lg5 28. Lxg5 fxg5 29. Dxf8+ Dxf8 30. Txf8+ Txf8 31. Pe4 met winst.] 27. Pe2 gevolgd door Th3 levert vrijwel beslissend voordeel op.] [Het beste plan lijkt nu 24. Df3! gevolgd door een paard naar e3. Een mogelijk vervolg is: 24… Tfe8 [24… Tg8 25. Pd1 Lf8 26. Tg1 Dh6 27. Txg8+ Kxg8 28. e7] 25. Pd1 Dg4 26. Pe3! tactisch gerechtvaardigd. 26… Dxh4 27. Pxf5 Dxf4 28. Dxh5 en wit wint.] 24… Lh6 25. Tg1 De8

26. e7? Erg zonde om die gedekte vrijpion zomaar op te spelen. [26. Tf3 had een soort overgang naar de varianten hierboven opgeleverd.] 26… Tg8 27. Txg8+ Kxg8 28. Dg1+ Kf7 29. Te6 Nog altijd lijkt wit de betere kansen te hebben, maar gemakkelijk is het allerminst. 29… Dg8 30. Dd1 Dg4 Het is duidelijk dat zwart de grootste problemen heeft overwonnen inmiddels. 31. Dxg4 fxg4 32. Pe4 [Slechter is 32. f5 wegens 32… Lf4] 32… Lxf4

33. Pxf6?! [Alleen na 33. Lxf6 had wit nog mogen hopen op voordeel hoewel het mooie er al vanaf is.] 33… Pg7 34. Te4 Le5! 35. Pxg4 Lxb2 36. Tf4+ Kg6 37. Pf2? Het gaat nu van kwaad tot erger. [Met 37. Pf6! behoudt wit het evenwicht nog net.] 37… Le5? [37… Pe8! verdiende de voorkeur, waarna zwart groot voordeel heeft.]

38. Tf3? Wit krijgt een plotselinge kans. [De aangewezen zet was 38. Tf8! Te8 [38… Pe8 39. Pd3! als de loper nu aan de kant gaat met 39… Ld4 volgt dodelijk 40. Pf4+ Kh6 41. Tg8 en wit wint.] 39. Pd3 kan de loper van e5 niet zo goed wijken vanwege een vrijwel dodelijk schaakje op f4.] 38… Pf5 Pareert de meeste dreigingen. 39. Pe4? Na deze zet is het duidelijk dat wit zijn hand overspeeld heeft. [Alleen met opnieuw 39. Pd3! viel er nog enige eer aan deze stelling te behalen.] 39… Te8 40. Lg3 Lxg3

En hier hield ik het maar voor gezien. De veertigste zet is gehaald en mijn stelling is veranderd in een puinhoop. 0-1

Het is gelukkig toch nog een beetje goed gekomen. Ik heb ooit een belangrijke rapidpartij van hem kunnen winnen, waardoor ik mede hierdoor het toernooi op mijn naam wist te schrijven (het Bevrijdingstoernooi in Wageningen). Maar het tweede wapenfeit gaf zo mogelijk nog meer voldoening. Een van de jeugdspelers die ik ooit getraind heb, Vincent Rothuis, wist een paar jaar geleden een minimatch op miraculeuze wijze van Carlier te winnen in de halve finales voor het NK. Carlier was op Elo zwaar favoriet maar de jonge Rothuis bleek heel erg gehaaid te zijn. Toen Carlier erachter kwam dat ik het mannetje trainde en tegen mij zei dat ik ze niet zo sterk moest maken, voelde het toch als dat ik me nu eindelijk van mijn kwelgeest had losgemaakt!

Alle partijen die in dit verhaal genoemd werden, kunt u naspelen via de viewer:

Overzicht columns van Herman Grooten

Onze medewerker Herman Grooten heeft vele jaren door de wereld gezworven om toernooien te spelen. Daarbij maakte hij van alles mee. Toernooien waar het licht uitviel, tot televisieoptredens in de Surpriseshow van Hennie Huisman. Hieronder een overzicht van zijn columns op deze site.

Column 1: De grootmeester en de ober Column 2: Een kopje koffie in Italië
Column 3: Fritz en de kille ontnuchtering

Column 4: “Das darf ich auch!”
Column 5: Afgestudeerd in de schaakkunde

Column 6: “Checky baby”
Column 7: Smyslov, innemende persoonlijkheid

Column 8: “Today is the big day”
Column 9: Michael Basman en het bizarre

Column 10: Michael Basman en het bizarre II
Column 11: De BV Vujovic en consorten

Column 12: Natsis
Column 13: Magic Bus

Column 14: Schoonheidsprijs
Column 15: De Surprise Show

Column 16: “This is the complete bottom”
Column 17: Krankzinnige nachten in Kopenhagen

Column 18: Het onmogelijke wordt mogelijk

Column 19: De "Angstgegner"

Veel leesplezier!

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.