Column 46: De briljante zet die niet op het bord kwam 1

In Amsterdam werd deze zomer parallel aan het laatste NK een aantal andere toernooien gehouden. Of beter gezegd: het SPAchess en het ACP-toernooi vormden eigenlijk de hoofdmoot van het schaakfestival en het Nederlands Kampioenschap mocht bij gebrek aan een goede sponsor meeliften.

Vooral het ACP-toernooi vond ik een interessant experiment. De partijen werden met het oude speeltempo (2½ uur voor 40 zetten en daarna steeds 1 uur voor 16 zetten) gespeeld. Maar belangrijker: de partijen konden worden afgebroken. De nieuwe generatie is niet bekend met dit fenomeen. Een van de spelers moest dan een zet opschrijven en die werd dan in een enveloppe door de arbiter meegenomen. Na de ‘break’ kwamen de spelers weer aan het bord, de enveloppe werd geopend, de zet door de wedstrijdleider uitgevoerd op het bord, de klokken aangezet en de partij werd hervat.

In de praktijk van een open toernooi werd er een pauze van zo’n 2 uur ingelast waarin de spelers een hapje konden gaan eten en dat deden zij dan vaak met een zakschaakspelletje op tafel. Alle hulpmiddelen mochten worden ingezet, maar die waren er in die tijd nog niet zoveel. Een goede analysepartner was het beste dat een speler kon inzetten. En soms een boek, meestal een eindspelencyclopedie of iets dergelijks. Nadat de schaakcomputer zijn intrede had gedaan en zo sterk was geworden dat de mens het tegen het rekenmonster moest afleggen, zijn de afgebroken partijen afgeschaft. Maar de mensen achter het ACP vonden het kennelijk ook eens interessant om te zien, wat er zou gebeuren als je wel gebruik zou laten maken van al die hulpmiddelen. Tenslotte zouden de spelers bij de hervatting op zichzelf aangewezen zijn. Ook al zou je de tablebases (ook dit is een nieuw fenomeen, alle eindspelen met vijf stukken inclusief de koningen, zijn uitgeanalyseerd en wel terug te vinden in een database) mogen raadplegen, dan is het voor de mens natuurlijk ondoenlijk om alle mogelijkheden te memoriseren.

In mijn ontwikkeling als schaker heb ik veel te maken gehad met afgebroken partijen. Daarvan is mijn artikel Krankzinnige nachten in Kopenhagen een aardig voorbeeld. Voorheen was ik soms in de gelukkige omstandigheid om op te trekken met mijn toenmalige clubgenoot van de Eindhovense schaakvereniging, Peter Scheeren (zie foto Ab Scheel).

Hij studeerde Elektrotechniek aan de Universiteit in Eindhoven en na zijn afstuderen begon hij aan een promotie-onderzoek dat hij ook succesvol afrondde. In deze periode werd hij een sterke Nederlandse IM die een van zijn beste resultaten boekte door ooit als gedeeld tweede te eindigen in een NK.

Toen ik in 1979 als onervaren schaker een keertje mocht meedoen aan de halve finales voor het NK, die toen in Eerbeek werden gehouden, was ook Scheeren daar aanwezig. Van hem heb ik het nodige geleerd. Niet alleen hoe je moest analyseren, maar ook om systematiek in je denkpatronen aan te brengen. Scheeren stond bekend als een zeer allroundspeler, die moeilijk te kloppen was. Toen hij na zijn promotie een zware functie bij KPN-Telecom kreeg, verhuisde hij naar Gouda en hij stopte ook onmiddellijk met zijn schaakcarrière. Inmiddels heb ik begrepen dat hij weer sporadisch de draad aan het oppakken is bij schaakclub Messemaker 1847. In een van de partijen waarin hij zijn comeback maakte na zo’n 25 jaar, wist hij een oude rivaal, GM John van der Wiel, meteen te verslaan. Hij is het spelletje nog niet verleerd…

Deze geweldenaar toonde zich bereid om mij te helpen met de analyse van een afgebroken partij die ik had tegen IM Theo van Scheltinga (zie foto Wikipedia).

Johan Hut schreef over hem dit artikel. Die was weliswaar al op leeftijd, maar dat hij zijn mannetje nog altijd stond, was ook duidelijk. In de partij had ik groot voordeel, maar Van Scheltinga had zich taai verdedigd. Toch wilde ik graag proberen het eindspel dat nu op het bord stond te winnen. We gingen volle goede moed met een zakschaakspelletje aan de slag. Het werd echter na een tijdje duidelijk dat wit een vesting had en dat er geen doorkomen aan was. Maar wit kon ergens een volkomen logische zet spelen en daarop zagen we ineens een prachtig motief. Na een tijdje analyseren slaagden we erin om een vrijwel geforceerde variant van maar liefst 19 zetten diep te vinden, als mijn tegenstander inderdaad die bewuste zet zou spelen.

De briljante zet, of eigenlijk meer het geniale concept, kwam helaas niet op het bord. Misschien rook mijn tegenstander onraad omdat ik nogal opgewonden aan het bord was verschenen. Na een tijdje staakte ik mijn winstpogingen, omdat Van Scheltinga niet van plan was om mee te werken aan mijn feestje…

In elk geval leidde de publicatie van deze zet in het clubblad van onze vereniging tot een bijzonder vervolg. Want René Olthof (zie foto, Harold v.d. Heijden), u kent hem wel van New in Chess, slaagde erin om het thema om te smeden tot een eindspelstudie.

Ik geef beide analyses. Die van de studie komt misschien wat ‘klinisch’ over, maar Olthof heeft te maken met een hele andere problematiek, dan de partijspeler in dit geval. Een studiecomponist moet aantonen dat hij wint in alle varianten en er mag maar één weg naar de winst leiden. Een nevenvariant (een andere variant die ook wint) ‘kost hem de kop’, de studie wordt dan door een jury afgekeurd. Dat bleek helaas ook hier het geval.

De partijspeler heeft heel andere prioriteiten: die wil gewoon winnen. En de variant die we bedacht hadden, zou alleen op bord komen als de tegenstander het fout zou doen. Dat deed hij dus niet, alles voor niets. Maar wel een fraai nalatenschap uit een grijs verleden, zou ik zeggen. Speel na en geniet:

Van Scheltinga, Theo – Grooten, Herman, Eerbeek 1979.

Dit was de afgebroken stelling waarin zwart al tijden de dame en een pion tegen een toren plus een loper voorstaat. Doordat alle pionnen op een vleugel staan en er ook de ongelukkige omstandigheid is dat de pionnen op de witte velden zijn geblokkeerd, zijn zwarts winstkansen imaginair. Mijn clubgenoot Peter Scheeren, van wie ik vooral in het eindspel veel heb geleerd, hielp mij bij het analyseren van deze afgebroken partij. Het is duidelijk dat zwart alleen winstkansen kan genereren als hij de loper op h5 verdrijft en dan de opmars … h6-h5, gevolgd door … g5-g4 laat volgen. Sterker nog: als dat lukt, zal zwart tot winst kunnen komen. In een subvariant geef ik daarvan een voorbeeld om te laten hoe het winstproces zou kunnen gaan.

1. Kg1?

Correct is 1. Lg4! Dg6 2. Te6 en zwart komt niet verder, zoals ook in de partij het geval was. Van Scheltinga, die toen toch al op leeftijd was, bleek een taaie rakker te zijn.

Als wit het expres fout doet, kunnen we laten zien hoe zwart deze stelling tot winst kan voeren. 1. Lf3? Dg6 2. Kf2 h5 3. Ta2 g4 4. hxg4 hxg4 met het volgende mogelijke vervolg:

A) 5. La8 om de loper in ‘veiligheid’ te brengen maar dat mag niet baten. Met een paar mooie manoeuvres wordt de coördinatie tussen de witte stukken verstoord. 5… Kc3 Nu moet de toren weg waardoor de loper op a8 ongedekt komt te staan. Die wordt als volgt gewonnen: 6. Te2 g3+ 7. Kf1 Db1+ 8. Te1 Db2 9. Te2 Da1+ 10. Te1 Dxa8.

B) Het is ook zaak om te controleren of wit een vesting heeft na 5. Lxg4 Dxg4 6. Ta3 Als de toren zich op de derde rij kan handhaven (via de velden f3 en h3) is de stelling remise. Maar dat blijkt niet mogelijk te zijn: 6… Dd1! Verhindert om te beginnen dat de koning naar h2 ontsnapt, waar hij wat veiliger staat. 7. Tf3 Ke4 De zwarte koning staat hier om meerdere redenen uitstekend. Zwart dreigt op slag te winnen door af te wikkelen naar een pionneneindspel met … Dxf3! 8. Th3 Dd4+ 9. Kf1 Da1+ 10. Kf2 Dd1 De dame heeft een ‘driehoekje gedraaid’. Dat wil zeggen: zwart heeft bewust dezelfde stelling gecreëerd maar dan met de andere speler aan zet. De toren moet nu de derde rij verlaten omdat alle torenzetten weerlegd worden. 11. Th7

Hier lijkt de toren nog eventjes onkwetsbaar te staan, maar… [11. Tf3 Dxf3+ 12. gxf3+ Kd3 13. Kf1 Ke3 14. Kg2 Ke2 15. Kg1 Kxf3 16. Kf1 Ke3 17. Ke1 f3 18. Kf1 f2 19. Kg2 Ke2] [11. Ta3 Dd2+ 12. Kf1 Dc1+ 13. Kf2 Dxa3] … met 11… Dd4+ kan zwart afwikkelen naar het eindspel van dame tegen toren, waarbij er meteen voor zorgt dat zijn stukken op de juiste velden komen. 12. Kf1 Da1+! 13. Kf2 Da2+ 14. Kg1 f3! 15. gxf3+ Kxf3 16. Th3+ Kg4 17. Th2 Da1+ 18. Kf2 Dd1 19. Tg2+ Kf4 20. Th2 Dd2+ 21. Kg1 Dd4+ 22. Kh1 De4+ 23. Tg2 Kf3 24. Kh2 Dit is een basiswinststelling van dit type eindspel. De koning op de derde rij, de dame hoort dan op paardsprong afstand te komen, zodat de schaakjes (en ook eventuele patbeelden) niet mogelijk zijn. De toren moet nu ‘los’ van de koning en dan kan zwart met een paar doelgerichte zetten een dubbele aanval of een matbeeld in scène zetten. 24… De1 25. Tg6 De5+ 26. Kg1 Dc5+ 27. Kh2 Dh5+.

1… Dg3

Dreigt … Dh4, gevolgd door de winnende opmars … h6-h5 en … g5-g4.

2. Te6 Dh4 3. Txh6

Anders volgt … h6-h5. Ook 3. Lf3 helpt niet na 3… h5 4. Th6 De1+ 5. Kh2 Dg3+ 6. Kg1 g4.

3… g4! 4. hxg4 De1+ 5. Kh2 Dg3+ 6. Kh1

Het ‘analyseduo’ ging hier verder met

6… Ke3

De computer komt hier met een simpelere en meer directe winst aanzetten: 6… f3! 7. gxf3 Dxf3+ en wat wit ook speelt, de toren op h6 gaat met een dubbele aanval van het bord. 8. Kh2 [8. Kg1 De3+] 8… Df4+.

7. Ta6 De1+ 8. Kh2 Kf2 9. Ta2+ Kf1 10. Ta3 Dh4+ 11. Th3

En dan nu de schitterende ontknoping:

11… f3!!

Een geweldige zet. Zwart laat zijn dame instaan om via deze doorbraak er een nieuwe dame bij te halen. Omdat de witte stukken dan zo ongelukkig staan, moet er wel een winst voor handen zijn en die was er ook!

12. Txh4

12. gxf3? gaat natuurlijk meteen mat: 12… Df2+ 13. Kh1 Dg2#.

12… fxg2 13. Kg3

De koning moet op stap omdat hij anders mat gezet wordt.

13… g1D+ 14. Kf4 Df2+ 15. Kg5 Dc5+ 16. Kf6

Op 16. Kf4 wint 16… Df8+, terwijl ook de stille zet 16… Kg2 wint omdat wits toren zo gevangen blijft.

16… Dd6+ 17. Kf7 Dd7+ 18. Kg6 De6+

Met torenwinst.

19. Kg5

Nu is 19. Kg7 De7+ een dubbele aanval.

19… De7+

en door de ongelukkige positie van de witte stukken gaat de toren verloren.

1-0

Dan nu het fraaie staaltje huisvlijt van René Olthof.

Olthof, René, De Feijter JT EG @2 1981.

Naar aanleiding van bovengenoemde afgebroken partij, is René Olthof erin geslaagd om van dit motief een eindspelstudie te smeden. Daar heeft hij zelfs nog een aardig voorspel aan vast weten te knopen. Onderstaande varianten zijn van Olthof.

1. De8+

A) 1. Lxf2? Txf2 2. De8+ Kh7 3. Dg6+ Kg8;

B) 1. Lh2? f1D;

C) 1. f6? fxg1D 2. De8+ Kh7 3. Dh5+.

1… Kh7 2. Dg6+ Kh8

2… Kg8 3. f6.

3. Lxf2

Of 3. f6? gxf6 4. Dxf6+ Kg8 5. Lh2 [5. Ke6 fxg1D] 5… Txh2 6. Ke6 Th1 [6… f1D 7. Dxf1 Tf2] 7. Dg6+ Kh8.

3… Txf2

3… Lxf2 4. f6 gxf6 5. Ke6 Th2 6. Dxf6+ [6. Kf7 Th7+ 7. Kf8 Lc5+] 6… Kg8 [6… Kh7 7. Kf7] 7. Dd8+ Kg7 8. Dc7+ Kg8 9. Dxh2.

4. Ke6 Ta2

A) 4… Tb2 5. De8+ Kh7 6. Kf7 Tb7+ 7. Kf8 Tb6.

B) 4… Te2+ 5. Kf7

C) 4… Tc2 5. De8+ Kh7 6. Kf7 Tc7+ 7. Kf8.

D) 4… g4 5. Kf7 Lf6 6. Dh5#.

E) 4… Kg8 5. Df7+ Kh7 6. Ke7 Tb2 7. Dh5+ Kg8 8. De8+ Kh7 9. Kf8 Tb6.

5. De8+ Kh7 6. Kf7 Ta7+

A) 6… g4 7. Dg8+ Kh6 8. Dxg7+ Kh5 9. Dg6#;

B) 6… Ta6 7. Dg8+ Kh6 8. Dh8#.

7. Kf8 Ta6

7… g6 8. Dxg6+ Kh8 9. Dh6+ Th7 10. Df6+.

8. Dh5+ Th6

9. f6!! Txh5

A) 9… g6 10. Dg4 Kh8 11. Dd7 Th7 12. Dg7+ Txg7 13. fxg7+ Kh7 14. g8D+ Kh6 15. Dh8#;

B) 9… gxf6 10. Df7+ Kh8 11. Dg7#;

C) 9… Lf2 10. fxg7 Lc5+ 11. Kf7.

10. fxg7 Kg6 11. g8D+ Kf5

In een e-mail laat René Olthof weten dat Jarl Ulrichsen deze versie van zijn studie heeft gekraakt Op deze zet wint behalve de hoofdvariant met 12. Dd5 nu helaas ook 12. Df7+. In een studie mag maar een winstvariant zijn. Voor een partijspeler is maar een ding interessant: dat hij de partij wint!

12. Dd5+

De gewraakte nevenoplossing is met 12. Df7+ Kg4 13. Dc4+ [13. Kg7 Lg3 14. Kg6 [14. Dd7+! <cook JU> 14… Kf4 [14… Kh4 15. Kg6] [14… Kf3 15. Dd1+] 15. Dd6+ Kg4 16. Dd1+ Kh4 17. Kg6] 14… Th2 15. Df5+ Kh4 16. Dxg5+ Kh3] 13… Kf3 14. Dd3+ Kf4 [14… Kf2 15. Dd2+ Kg3 16. De3+] 15. Dd2+ [15. Df1+ Ke3 16. Dh3+ Kd2 17. Kg7 g4!] 15… Kf5! 16. Dd5+.

12… Kf4

A) 12… Kf6 13. Df7+;

B) 12… Kg6 13. Df7+;

C) 12… Kg4 13. Dd1+.

13. Kg7

A) 13. Dd4+? Kf5!;

B) 13. Dd6+? Ke3! [13… Kf5? 14. Kg7].

13… Lg3

A) 13… Ke3 14. Kg6 Th8 15. De5+;

B) 13… Kg4 14. Dd1+;

C) 13… Lf2 14. Df7+ Kg4 15. Dxf2;

D) 13… Le1 14. Df7+ Kg4 15. De6+ Kh4 16. Dxe1+.

14. Dd6+

14. Dd4+? Kf5 15. Dd3+ Kf4.

14… Kg4 15. Dd1+ Kh4 16. Kg6

16. Dh1+? Kg4 17. De4+ Kh3.

16… g4

16… Th8 17. Dd4+.

17. Dh1+

17. Dd8+? Kh3.

17… Lh2 18. Dxh2# 1-0

Deze fragmenten via de viewer:

Overzicht van alle eerdere columns

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.