Begrijp wat u doet: Gambiet 4: Het Albin’s Tegengambiet

Gambiet 4: Het Albin’s Tegengambiet

We weten allemaal dat we op 1. d2-d4 een goed antwoord op ons repertoire moeten hebben staan. In deze serie hebben we redelijk wat systemen tegen deze witte openingszet aangeboden. Het nadeel van de gebruikelijke openingen is altijd de witspelers daarop voorbereid zijn. Vandaar dat we opnieuw een verrassingswapen in de etalage zetten. Het gaat om het Albin’s Tegengambiet dat geen goede reputatie heeft. Maar omdat topspelers als Alexander Morozevich en Hikaru Nakamura er heil in zien om het systeem in de praktijk succesvol toe te passen, zal het toch niet zo heel slecht zijn.

Alexander Morozevich (foto Jos Sutmuller)
Hikaru Nakamura (foto Frans Peeters)

Het gambiet is genoemd naar Adolf Albin (1848-1920). Hij was een Roemeen die op relatief late leeftijd leerde schaken, en die het systeem uitgebreid bestudeerde. Laten we maar eens kijken wat de merites van dit relatief onbekende gambiet zijn.

1. d4 d5 2. c4

Zo ontstaat het Damegambiet dat eigenlijk nauwelijks een gambiet genoemd kan worden. De pion op c4, die zwart bijvoorbeeld in het Aangenomen Damegambiet slaat, wordt vrij snel weer teruggewonnen. Geen wonder dat grootmeester Genna Sosonko dat schertsend het ‘Aangename Damegambiet’ noemde.

2…e5

Hiermee komt het zogenaamde Albin’s Tegengambiet op het bord dat wel een echt gambiet genoemd kan worden. Zwart offert een centrumpion om zijn ontwikkeling te bespoedigen en tevens krijgt hij in de hoofvariant een mooie pion op d4 die wit belemmert bij zijn ontwikkeling. Allemaal in de geest van een pionoffer dus!

3. dxe5

Pionoffers in de opening dienen bijna altijd geslagen te worden. Mensen die geen zin hebben om zich in te laten op dit gambiet beperken zich tot 3. e3

3…d4

Zoals boven al aangestipt de bedoeling van het gambiet. De pion verhindert de natuurlijke ontwikkeling van Pb1 en verder ondervindt wit ook problemen met de ontwikkeling van zijn lopers. Ook mogelijk is dat zwart een pion terugneemt met 3…dxc4 maar deze variant laten we hier buiten beschouwing.

4. Pf3

De normale zet.

Dat heeft allemaal te maken met het feit dat de logische voortzetting (om de hinderlijke pion d4 zo snel mogelijk op te ruimen) 4. e3?! stuit op een paar bezwaren. Zwart antwoordt sterk met 4…Lb4+ 5. Ld2 (zie analysediagram)

en nu het verrassende 5…dxe3! 6. Lxb4 Wit neemt de loper waarna zwart zijn troeven mag uitspelen. [Het is duidelijk dat zwart na 6. fxe3 Dh4+ 7. g3 De4 8. Df3 Lxd2+ 9. Pxd2 Dxe5 uitstekend staat. Hij heeft de pion terug terwijl wits pionnenstructuur flink is aangetast. In de partij Shumiakina-Raetsky, 1995 wist zwart daar gebruik van te maken.] 6…exf2+ 7. Ke2 (zie analysediagram)

en nu het bijzonder leuke 7…fxg1=P+! Waar zie je een minorpromotie opduiken in de opening? Het vervolg is min of meer gedwongen. 8. Ke1 Dh4+ 9. Kd2 [9. g3 De4+ 10. Kf2 Dxh1 is natuurlijk uit.] 9…Pc6 10. Lc3 Lg4 11. De1 O-O-O+ 12. Kc2 Pd4+ en de zwarte stukken grijpen beslissend in.

4…Pc6

5. g3

Wit kiest ervoor zijn koningsloper op de lange diagonaal te ontwikkelen waar hij een oogje op de zwarte damevleugel neemt. Door voortschrijdend inzicht wijzer geworden, want in veel gevallen zal zwart lang rokeren om dan met … h7-h5 een aanval tegen de witte koning op touw te zetten.

We zetten een paar mogelijkheden op een rijtje:

  • A) Een belangrijk alternatief is 5. a3 dat gespeeld wordt door sommige strategen. Het lastige schaakje op b4 wordt uit de stelling gehaald en tegelijkertijd wordt de belangrijke tegenactie b2-b4 mogelijk gemaakt. Niettemin zorgt dit tijdverlies in een scherpe stelling ervoor dat zwart redelijk comfortabel spel krijgt. Een mooi voorbeeld is de partij Topalov-Morozevich, 2005.
  • B) Opnieuw is 5. e3 slecht vanwege 5…Lb4+ 6. Ld2 dxe3 7. fxe3 Pge7 en zwart staat (meer dan) oké.
  • C) Een heel ander idee is 5. Pbd2 (zie analysediagram)

    Wit heeft de bedoeling om bijvoorbeeld met Pb3 pion d4 nog eens onder schot te nemen. Een andere gedachte kan zijn om op een goed moment met Pd2-e4 het centrum in handen te nemen. Morozevich heeft een grote voorkeur voor de paardontwikkeling naar e7: 5…Pge7 Met deze stelling kregen twee Nederlandse topspelers (Van Wely en Sokolov) op hun broek van de Rus. Gezegd moet worden dat Sokolov nog ergens in het voordeel had kunnen komen, maar hij greep mis. In deze stelling wordt 5…Lg4 meer gespeeld, maar dat heeft toch niet veel navolging gekregen later.

5…Lg4

Dit is de meest gebruikelijke set-up van het systeem. Zwart ontwikkelt zijn damevleugel zo snel mogelijk, speelt dan … Dd8-d7 gevolgd door een vroegtijdig … 0-0-0 waarna hij klaarstaat om te gaan stormen op de koningsvleugel.

De grote specialist van het systeem, Alexander Morozevich, speelt voornamelijk direct 5…Pge7 Hij wil graag in het midden houden of de loper naar e6, f5 of g4 moet. Ondertussen brengt hij .. . Pg6 (om de pion op e5 te kunnen veroveren) in de stelling, maar ook om de actie … h7-h5-h4 te kunnen doorzetten. Onder omstandigheden dient zwart pion d4 extra dekking te geven, namelijk met … Pf5, dus ook op deze manier kan zwart de stelling een nieuw gezicht geven. De oplettende lezer kan zich nu afvragen waarom wit nu geen 6. e3?! (zie analysediagram)

speelt omdat het hinderlijke schaakje op b4 op dit moment niet in de stelling zit. Toch ziet het er niet gezond uit voor wit, eerst g2-g3 en dan e2-e3 bezorgt wit de nodige ‘gatenkaas’. In de partij Mukashev-Yuzhakov, 2009 profiteerde zwart heel handig.

De normale gang van zaken na 5… Pge7 is dat zwart zijn pion op e5 herovert waarna er een type Benonistructuur ontstaat. Er zijn twee varianten:

  • A) 6. Lg2 Pg6 7. O-O Pgxe5 8. Pxe5 Pxe5 en hier kan wit diverse plannen kiezen. In een partij Kaiyrbekov-Voinov, 2008 slaagde zwart er na 9. b3 (zie analysediagram)

    in om op aardige wijze tot een koningsaanval te komen.

  • B) Een bekende ‘stoorzet’ is 6. Lg5 Zwart gaat dan vermoedelijk het best verder met 6…Le6 (Na 6…h6 7. Lxe7 Lxe7 8. Lg2 moet zwart meer zijn best doen om de pion terug te krijgen en dat gaat dan niet zonder slag of stoot.) 7. Pbd2 h6 8. Lxe7 Dxe7 9. Lg2 O-O-O 10. O-O g5 (zie analysediagram)

    In de partij Kartsev-Straeter, 2004 speelde zwart zijn loper naar g7 en hij kreeg snel comfortabel spel.

6. Lg2 Dd7 7. O-O O-O-O

Zwart heeft direct zijn kaarten op tafel gelegd. De damevleugel is volledig ontwikkeld, de koning opgeborgen op de damevleugel. Hij heeft nu zijn handen vrij om op de koningsvleugel aan de gang te gaan en daartoe heeft hij alle opties opgelaten. Wit heeft in deze stelling overigens ook een ruime keus hoe hij de vijandelijke koning kan gaan bedreigen. Veel hangt af van de snelheid waarmee beide spelers hun stukken in de strijd kunnen werpen.

8. Db3

Ooit gespeeld door Korchnoi en een van de methoden die wit kan hanteren. Met deze zet gaat hij eigenlijk het plan van zwart, om met … Pge7, … Pg6 en … Pgxe5 de pion terug te winnen, tegen. Hij kan dan inslaan op b7. In de toekomst hoopt wit ook op een andere manier gebruik te kunnen maken van de lange diagonaal. We onderscheiden nu twee belangrijke varianten:

  • A) Een gebruikelijke manier om verder te gaan is met 8. Pbd2 De bedoeling is (behalve het ontwikkelen van het paard) om Tb1 in de stelling te brengen. Wit kan soms met het pionoffer b2-b4 en na slaan op b4 de half-open b-lijn krijgen om zo een aanval tegen de zwarte koning te creëren. 8…h5 (zie analysediagram)

    9. b4 Daar is dan het pionoffer. Er zijn nu twee alternatieven:

    A1) Na 9…Lxb4 loopt de witte aanval als een trein. 10. Da4 Lh3 en nu ontregelde wit zwarts aanval met een venijnig pionoffer 11. e6!? Dit kwam voor in een partij GJ de Boer-Crawly, 1984 die door wit snel werd gewonnen.

    A2) 9…Pxb4 10. a3 Pa6 Met een paard op c5 lijkt zwart het witte initiatief aan banden te hebben gelegd. Dat het allemaal niet zo eenvoudig was voor zwart bleek in het Groningense Gambiettoernooi, waar in de partij Van der Wiel-Tiviakov, 2001 de zwartspeler heel snel werd opgerold. 11. Pb3 d3 12. Le3 (zie analysediagram)

  • B) 8. Da4 Kb8 En nu:

    B1) 9. Db3 (zie analysediagram)

    Een schijnbaar slimmigheidje (om de koning naar b8 te lokken). Wat wit eraan heeft is niet duidelijk. Zwart kwam in de partij Landscheidt-Schebler, 2004 tot een snelle overwinning die eindigde in een plofmatje!

    B2) Beter is waarschijnlijk 9. Pbd2 hetgeen voorkwam in de partij Malakhatko-Philippe, 2006. Daarin werd zwart over de lange diagonaal te grazen genomen.

In een partij Stoering -Schebler volgde nu het wat merkwaardige 8. Db3 a6 (om Db5 uit de stelling te halen), maar zwart wist toch vrij snel een aanval op touw te zetten, die tot stand kwam na

9. Lg5 Le7 10. Lxe7 Pgxe7 11. Td1 Df5 12. Pbd2 Pg6 13. c5 (zie analysediagram)

13…d3!? 14. e4 Dh5

En het zwarte initiatief sloeg snel door. Het vervolg is ook leerzaam: 15. h3 Lxh3 16. Lxh3+ Dxh3 17. Pg5 Dg4 18. Pxf7 Pd4 19. Dc4 Pe2+ 20. Kf1 Pgf4 0-1

Illustratieve partijen:

  • Shumiakina-Raetsky, 1995.
  • Topalov-Morozevich, 2005.
  • Van Wely-Morozevich, 2008.
  • Sokolov-Morozevich, 2005.
  • Mukashev-Yuzhakov, 2009.
  • Kaiyrbekov-Voinov, 2008.
  • Kartsev-Straeter, 2004.
  • GJ de Boer-Crawly, 1984.
  • Van der Wiel-Tiviakov, 2001.
  • Landscheidt-Schebler, 2004.
  • Malakhatko-Philippe, 2006.
  • Stoering-Schebler, 1995.

Geraadpleegde bronnen:

– Megadatabase van Chessbase

Reageren? Stuur een e-mail naar .

De illustratieve partijen via de viewer:

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

1 Reactie

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.