Introductie in het Hypermodernisme: Réti revisited

Introductie in het Hypermodernisme: Réti revisited

Wat is de aantrekkingskracht van Richárd Réti’s (1889 – 1929) ‘hypermoderne’ benadering van de opening? De inmiddels alweer lang overleden meester van de moderne school hield van fianchetto’s, van spel over de flanken, en beslist niet van het strikt navolgen van de traditionele Gouden Regels. Pionnen in het centrum kunnen een kwetsbaarheid zijn, meer nog dan een vaste waarde. Daarnaast waren er zelfs toen al genoeg partijen verspeeld met steeds maar weer diezelfde beginzetten. Ik kan me zo voorstellen dat Réti zuchtend langs de schaaktafels liep als hij overal 1. d4 – d5 en 1. e4 – e5 op de borden zag staan. Nee, de meester van het hypermodernisme beroemde zich op de flexibiliteit van zijn openingsaanpak. Met 1. Pf3! zou hij maximaal kunnen anticiperen op het spel van zijn tegenspeler, of deze nou een agressieve of positionele speelstijl zou willen hanteren.

 

Maar elk “nadeel heb z’n voordeel”, en zo zit het ook met het schaakhypermodernisme. De flexibiliteit gaat ten koste van het scherpe gevecht om een openingsvoordeel. Want wie de teugels laat vieren kan niet garanderen dat hij in het zadel blijft zitten. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet te zeggen dat de tegenspeler steeds beroep kan maken op dat voordeeltje, slechts dat de flexibiliteit, waar ook hij van profiteert, hem de mogelijkheid verschaft om voor dat voordeel te strijden. Maar dat spreken over voordeeltjes is iets dat voornamelijk relevant is voor computers en misschien voor heel sterke meesters. Voor ons liefhebbers, maar toch ook voor de meeste meesters, speelt het menselijke aspect een veel belangrijkere rol: heeft de tegenspeler moeilijkheden om een plan te vinden? Wordt haar stelling steeds bedreigd? Kan zij ‘vrijuit’ spelen en het initiatief nemen, of loopt zij achter de feiten aan?

Dit is precies waarom de sterke grootmeester en coach Alexander Delchev besluit zijn programma aan te passen wanneer hij grootmeester en ex-wereldkampioene Antoaneta Stefanova begeleidt in 2010. Waar zij zich eerst richtten op de nieuwste vondsten van het orakel dat ‘de Theorie’ heet, daar begonnen zij zich na matige resultaten meer op haar persoonlijke stijl te richten, en op het verrassen van de tegenspelers met anti-openingen. De anti-opening is een belangrijk thema in dit boek van Delchev: The Modern Réti: An Anti-Slav Repertoire (2012). Hoewel hij het niet expliciet zo noemt en veralgemeniseert, spreekt Delchev van varianten als de “Anti-Slav”, om daarmee de speelstijl uit te drukken, die de bewandelde paden ontloopt en in plaats daarvan gericht is op maximale flexibiliteit, in de geest van de oude Réti. Delchev schrijft: “[We] would be aiming to throw the opponents out of their home preparation and made them use their own brains in unfamiliar positions” (2012, 5). Want wie inzet op flexibiliteit, maar kennis heeft van traditionele structuren, weet wanneer zij moet omschakelen naar een bepaald openingstype waarin de opzet van de tegenstander slecht blijkt uit te vallen. In die zin draait openingstraining niet meer om “move-by-move memorisation”, maar “plan-oriented thinking” (Ibid.), met inderdaad het sleutelidee: “in the computer era one might achieve better practical results with a flexible opening strategy, based on understanding of the middle game plans” (Delchev 2012, 6, mijn cursivering).

 

Sappige voorbeelden

Tijd voor een voorbeeldje:

 

We zitten in een typisch Aangenomen Damegambiet, met het verschil dat de zet d2-d4 is uitgesteld. Wederom wordt maximale flexibiliteit beoogt en Delchev spreekt daarom van de ‘Anti-Queens Gambit Accepted’ (Anti-QGA). Als zwart hier uitbreidt met 7. …b7-b5 8. Bc4-b3 Bc8-b7 volgt de uitval 9. a2-a4. Nu moet zwart een vervelende keuze maken. Speelt hij namelijk 9. …b5-b4, wat hij waarschijnlijk toch zal gaan moeten spelen, dan wisselt wit van plan en speelt 10. d2-d3! Wit sluit straks met e3-e4 de lange diagonaal voor de witveldige fiancettoloper op b7 af, waarna hij controle heeft over het centrum en op beide flanken actief kan worden.

 

Zoals Delchev zelf laatst nog trots vertelde in een filmpje van het erg populaire ChessBase India, draait het boek voornamelijk om de Anti-Slav. De opstelling die tot ondertitel van het boek is gepromoveerd, is een argument voor de stellingname dat een flankopening niet per definitie een trage, positionele partij oplevert. De volgende stelling staat in het boek centraal:

 

Wit heeft zojuist 8. Rh1-g1!? gespeeld. De variant is onder andere geliefd bij onze favoriete gast op Nederlandse toernooien, Eduardo Iturrizaga Bonelli (FIDE, 10-2018: 2636).

 

Eduardo Iturrizaga Bonelli (2636) in actie tegen supertalent Praggnanandhaa tijdens het HZ-Open 2017*

*foto afkomstig van de organisatie, te vinden via: https://www.hztoernooi.nl/ en specifiek: https://www.flickr.com/photos/153632261@N02/36122872190/in/album-72157684984971473/

 

Het lijkt erop dat zwart het initiatief kan grijpen met 8. … e6-e5, en dat is ook de zet die in de praktijk vaak gespeeld wordt. Na slaan op d5 is het voor zwart echter niet zomaar terugslaan met de pion, omdat er dan een wit paard op b5 landt, dus neemt hij meestal liever met het paard. Dan krijgt wit echter wel de ruimte om zijn stukken naar de koningsvleugel te transporteren (met 10. Nc3-e4). Wit zal dan natuurlijk met g2-g4 komen, en in combinatie met Bf1-d3 is deze opmars dodelijk: het wordt voor zwart lastig om zijn koningsstelling te verdedigen (g7-g6 loopt namelijk steeds stuk op h2-h4-h5 en het witte paard op e4 dat de sprong naar f6 mag gaan wagen).

 

De rijkdom van Delchev’s boek is de heldere structuur, en dat toont zich ook hier weer. Terwijl hij in de ‘Main Ideas’-sectie uiteen zet hoe zwart kan reageren op de witte kamikaze, ruimt hij plaats in voor een onderdeel aanvalsideeën en tactische motieven. Als voorproefje deze stelling:

 

Q. Hoe kan wit een sterke aanval optuigen?

A. 1. Nd5-f6+! g7xf6 2. g5-g6!!

 

Dan ziet de machine nog redding in varianten met Rc8xc4, maar wit blijft het initiatief houden (en laten we eerlijk zijn: zwart moet het allemaal maar zien te vinden, zeker als hij geen ijskoud-calculerende engine is). Een voorbeeld van een vervolg na g5-g6:

2. …Kg8-h8 3. g6xf7 Pe8-g7 4. Pf3-h4! (dreigt Ph4-g6+ en de verdedigingslinie brokkelt uiteen) Tf8xf7 5. Ph4-g6+ hxg6 6. Dc2xg6 (dreigt mat met Dg6-h6+ en Dh6xg7#!, let op de penning!) en nu moet zwart materiaal gaan teruggeven.

 

Opbouw & Oordeel

Zo zijn er nog veel meer sappige voorbeelden in het boek te vinden, alsook praktisch commentaar. Zoals gezegd begint Delchev met grove en algemene ideeën in de sectie ‘Main Ideas’, die een goed beeld geven van de mogelijkheden om een partij op te zetten, maar die ook de nadruk leggen op hoe de witspeler dan uiteindelijk een voordeeltje moet gaan bereiken (in positionele stellingen) of een aanval op moet tuigen (in scherpere varianten). Dit zorgt ervoor dat je in de relevante structuren zelden al vroeg met de handen in het haar zit en met het hoofd in de denktank, en dat je altijd al een praktisch voordeel hebt ten opzichte van je tegenstander.

 

Daarna komt er een onderdeel ‘Step by Step’, waar Delchev nauwkeurig de alternatieven bespreekt zonder al te veel uit te wijden over zetvolgordes als deze van minimaal belang zijn. Daarom raapt hij varianten vaak bij elkaar onder de noemer “zwart rokeert zonder …a6” of “zwart laat de koning in het midden”. Daarmee doet hij recht aan zijn eerder genoemde benadering van “plan-oriented thinking” ten opzichte van “move-by-move memorisation”. Ten slotte sluit Delchev af met een onderdeel voorbeeldpartijen. Dat is nuttig, want het laat zien wat we op het bord kunnen verwachten. Met die informatie kunnen we ons werk indelen, en de echt zelden gespeelde zijvariantjes voor latere studie bewaren.

 

Waar het werk achter blijft echter is een scherpere analyse van de relatie tussen de voorgestelde anti-openingen en de hoofdvarianten. Wie niet weet wat de Meran en Chebanenko-varianten zijn en wat daar op het spel staat, krijgt geen expliciet antwoord op zijn vragen. Daarmee worden de titels van de hoofdstukken gereduceerd tot pure labels – iets waarmee de meester misschien iets kan, maar de liefhebbers onder ons niet. Daarnaast was het soms nuttig geweest als we wat diagramstellingen naast elkaar hadden kunnen zien mét en zónder d2-d4 op het bord (want dat is meestal de crux van de flexibele flankopening), met daarbij commentaar wat nou het precieze verschil is.

 

Hoe dan ook: de duidelijke structuur, de praktische onderdelen, tips en werkschema’s, alsook de interessante vaak écht nieuwe varianten compenseren ruimschoots voor bovengenoemd gebrek. Hoewel het boek inmiddels al wat ouder is, blijft het materiaal actueel (ik verwijs nogmaals naar het filmpje hierboven) en van groot praktisch en theoretisch belang.

 

Ook zelf heb ik veel aan dit boek gehad. De flexibele, hypermoderne aanpak spreekt me aan: elke partij is anders, en hoewel de strijd niet altijd op het scherpst van de snede wordt gevoerd, zijn er genoeg wendingen die het spel een agressief dan wel een positioneel karakter kunnen geven, afhankelijk van de stemming. Dat is schaken voor mensen, en zeker voor mensen die niet elke dag met het spel bezig zijn, en geen tijd hebben of vrij willen maken voor de laatste nieuwtjes. De liefhebber waant zich liever creatief achter het bord – hoewel dat natuurlijk inderdaad met zijn onbevangenheid en onwetendheid te maken heeft! Zoals een mysterieus schrijver onder de alias Chesswoman zich ooit op ons aller geliefde Chess.com in een spraakmakend artikeltje liet ontvallen:

 

In the same way one should never trust a politician who isn’t corrupted by power, one should never trust a chess player who is actually adept at chess! Chess is glorious when played by beginners who abuse the game by moving their queen more than all the other pieces combined. Then the joke is on chess. Any player that advances beyond that ecstatic stage must admit that the joke is on him. … Chess prevents good men from interfering with the affairs of state. Chess is a wise distraction that diverts fools.

―Chesswoman op Chess.com (www.chess.com/forum/view/fun-with-chess/the-philosophy-of-chess) geraadpleegd op 03-10-2018.

DELCHEV, Alexander, The Modern Réti: An Anti-Slav Repertoire (Chess Stars, 2012)

Een fragment: www.chess-stars.com/resources/Reti_Sample.pdf

Verkrijgbaar via New In Chess voor slechts €21,95: www.newinchess.com/the-modern-reti

Het overzicht van alle recensenten met hun recensies staat hier.

Over Daniël Zevenhuizen

Docent Levensbeschouwing in de dop. Gediplomeerd trainer, redacteur boekenrubriek, liefhebber van het spel. Vooralsnog gestrand op de zandbank tussen 2100 en 2200 elo.

1 Reactie

  1. Avatar
    wimw 09 oktober 2018

    Ik vroeg me bij lezing van dit artikel af of het boek ook nog aandacht schenkt aan de partijen van Réti zelf. Toen ik een paar partijen van hem bekeek, viel me op dat hij ook scherp op de aanval kan spelen en met een mooie combinatie winnen. Ik geef de partij tussen Réti en Bogoljubov uit het toernooi in 1924 in New York, waarmee hij de schoonheidsprijs won, met commentaar van Aljechin. www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1030774

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.