Boekrecensie – Cheparinov’s 1. d4!

De wervelwind van repertoireboeken, die een aantal jaar geleden over de schaakwereld raasde, is inmiddels wel weer even gaan liggen. Khalifman, Avrukh, Schandorff, Kornev, Kaufman, Negi en nog anderen zorgden voor een verrijking van kant-en-klare openingsrepertoires van zeer hoog niveau en dat liet grote sporen na. Zo kon ik zelf evolueren van een grote rommelaar naar een rommelaar met een toch wat gezondere basis en ik merkte in de praktijk dat spelers van 2000-2200 steeds taaier weerstand boden.

 

 

 

Het boek Cheparinov’s 1. d4! is het eerste uit wat zal uitgroeien tot een serie van vier boeken voor witspelers. Het kwam uit in de laatste dagen van 2019 en bevat 200 bladzijden, waardoor het niet bijzonder dik is. Ivan Cheparinov is een Bulgaarse grootmeester die zich al een jaar of 15 rond de grens van 2700 beweegt en daarnaast zeer lange tijd secondant was van Veselin Topalov. Dit is zijn eerste boek en het gaat over het Konings-Indisch en het Grünfeld-Indisch. Cheparinov beveelt 3. f3 aan wat in het Konings-Indisch leidt tot de Sämisch en in de Grünfeld tot allerlei verschillende, scherpe varianten. De Sämisch is een actieve, dynamische opening waarin het vaker gaat om begrip de stelling en het kennen van thematische plannen, dan om zeer scherpe stelling waarin iedere zet van het grootste belang is om niet direct in het nadeel te komen.

Opbouw

Het boek bestaat uit vier hoofdstukken:

  1. Early sidelines
  2. Benoni Structures
  3. The Grünfeld
  4. The King’s Indian Sämisch

Hoewel het boek gaat over 1. d4 Pf6 2. c4 g6 3. f3, moet de witspeler voorbereid zijn op veel verschillende speltypes. Uit ieder hoofdstuk haal ik even een diagram om dit aan te tonen.

1

2

3

4

De indeling was voor mij een beetje onlogisch en dan vooral de knip tussen hoofdstuk 2 en 4. De varianten die de schrijver in hoofdstuk 2 behandelt, waarin zwart snel …c5 speelt, ontstaan in mijn partijen veel vaker uit het Konings-Indisch dan de Benoni. Het voelt dan onnatuurlijk om eerst die Benonistructuren voorgeschoteld te krijgen, vervolgens de heel andere varianten uit de Grünfeld en als laatste dan weer de Konings-Indische structuren zonder …c5.  Cheparinov geeft hier geen verklaring.

In de hoofdstukken draait het vooral om zetten en varianten. Een hoofdstuk begint vrij rechttoe-recht aan met het behandelen van de verschillende varianten, zonder dat er eerst een algemene inleiding gegeven wordt waarin centrale plannen en thema’s uit de doeken worden gedaan. Voor spelers die nog niet zo bekend zijn met de opening lijkt me dit een moeilijkere manier om te leren. Je wordt niet aan het handje meegenomen in de ins en outs van het systeem, maar je moet zelf de nodige linkjes leggen en eigenlijk moet je al de nodige kennis hebben. In het voorwoord schrijft Cheparinov ook dat het boek gebruikt moet worden als ‘starting point, from which to build progress in opening preparation’. Dat klinkt mij ambitieus in de oren, want het aantal spelers dat een boek enkel als beginpunt gebruikt om erna nog zelf veel te analyseren, lijkt me eerder klein. Voor mijzelf geldt in ieder geval dat ik al blij zou zijn als ik de inhoud van het boek min of meer kan memoriseren en dus ook toepassen, waarmee ik waarschijnlijk in 95% van de gevallen een kennisvoorsprong op de tegenstander zou hebben.

Inhoud

De inhoud van het boek is interessant en van hoog niveau. Ik speel zelf de Sämisch al jarenlang, maar desondanks gaf het boek me een schat aan nieuwe ideeën en opties om mijn repertoire nog iets te verbreden. Cheparinov kiest in het Konings-Indisch voor de meest flexibele variant:

Wit heeft hier drie belangrijke zetten: 6. Le3, 6. Lg5 en  6. Pge2. Cheparinov kiest als hoofdvariant voor de laatste zet om zo later pas te bepalen waar hij zijn loper naartoe wil spelen. Voordien koos ik altijd voor een loperzet om zo de mogelijkheid te behouden om het paard van g1 eventueel nog naar h3 en dan naar f2 te kunnen spelen, maar de varianten die Cheparinov geeft, vond ik overtuigend.

De aantrekkelijkste aanbeveling vond ik de variant die gegeven wordt tegen de Panno-variant, die ontstaat na 1. d4 Pf6 2. c4 g6 3. f3 Lg7 4. e4 d6 5. Pc3 0-0 6. Pge2 Pc6 7. Le3 a6 8. Dd2 Tb8

in deze variant vond ik het altijd moeilijk mijn weg te vinden. Veel theoretici bevelen 9. Tc1 aan, maar die stellingen vind ik voor wit toch niet zo makkelijk te spelen. Cheparinov kiest voor de directe aanpak met 9. h4!? Ik zal niet zeggen dat deze stellingen nu heel makkelijk zijn, maar het boek geeft duidelijke handvatten aan de witspelers.

Wat ik goed vond aan de inhoud, was dat het boek vooral gebaseerd is op partijen uit de praktijk. Tegenwoordig leunen veel theoretici nogal nadrukkelijk op correspondentiepartijen en computerpartijen, omdat die objectief natuurlijk het best zijn, maar de toernooispeler die niet tot de wereldtop behoort, kan volgens mij toch het beste uit de voeten met menselijke partijen, zeker in zo’n variant waarin dynamiek een grote rol speelt. Het zal in de praktijk weinig uitmaken of de evaluatie +0,4 of -0,2 is, het gaat hier om het begrip van de stelling.

Conclusie

Voor de actieve, gevorderde speler is dit boek een aanrader. De originaliteit en diepte van de analyses voegt veel toe aan al bestaande werken. Als je al wat meer van de opening weet, is het makkelijker om essenties uit de tekst te halen. Voor spelers met een rating onder de 2000 zijn er volgens mij betere boeken voorhanden, waarin meer structuur geboden wordt om de typische plannen te presenteren.

Titel Cheparinov’s 1. d4!
Auteur Ivan Cheparinov
Uitgeverij Thinkers Publishing
Aantal bladzijden 200
Jaar eerste druk 2019
Prijs 24,95

 

1 Reactie

  1. Avatar
    wimw 27 juni 2020

    Als bewonderaar van het spel van Michail Tal heb ik zijn beide WK matches tegen Botwinnik bestudeerd. In de revanchematch van 1961 speelde de Sämisch variant van het Konings Indisch een belangrijke rol. Halverwege de match stond Botwinnik al met 7,5 tegen 4,5 voor. In de 13e en 15e partij won hij met wit in deze opening en vergrootte zijn voorsprong tot 10-5. Het lukte Tal nog wel twee keer met zwart in deze opening van Botwinnik te winnen, maar in de laatste, 21e partij was het toch weer Botwinnik, die met wit vanuit de Sämisch won. Einduitslag 13-8. Botwinnik koos tegen Tal met opzet meer positionele openingen, waardoor de tactische slagvaardigheid van Tal minder tot zijn recht kwam. En Tal had vanwege zijn ziekte toch om dat uitstel van de WK-match moeten vragen dat zijn artsen hem geadviseerd hadden. Zelf was ik natuurlijk zeer teleurgesteld dat Tal er in deze match niet aan te pas kwam.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.