Column 45: Weerlegging van het Morragambiet?

Nadat ik eind jaren zeventig was begonnen met een studie Informatica, was het natuurlijk niet helemaal toevallig dat ik twee schaakvrienden tegen het lijf liep die zich ook op deze studie hadden gestort. Dat waren Peter Boll en (de ons helaas vroeg ontvallen) Johan van Mil. Eerstgenoemde was naast het bordschaak ook een verwoed correspondentieschaker. Hij schopte het in deze discipline zelfs tot het grootmeesterschap.

Nadat Boll zich in die jaren had geplaatst voor het Nederlands Kampioen- schap benaderde hij ons om frequent samen wat te analyseren op de stellingen die hij op het bord zou krijgen. Hij nodigde ons uit op elke woensdagmiddag thee te komen drinken en koekjes te komen eten. Dat klonk ons als muziek in de oren, te meer omdat de thee al snel werd vervangen door bier, de koekjes door chips. Schaaktechnisch waren deze analysesessies interessant omdat het een uitwisseling van drie verschillende stijlen betrof. Van Mil stond bekend als een geweldig aanvalsspeler, Boll als taaie verdediger en ik probeerde me voor te doen als de strateeg die over de nodige eindspeltechniek beschikte.

Als compromis voor onze hulp was Boll, die voornamelijk 1. e4 speelde, bereid om een aantal van zijn witpartijen met 1. d4 (hetgeen Van Mil destijds vooral speelde) als ook met 1. c4 te beginnen, omdat ik me in die dagen vaak bediende van de Engelse opening.

Johan van Mil (foto Jos Sutmuller)

Omdat er een tijdlimiet was opgelegd, moest Boll uiteraard een aantal zetten zelf bepalen en dat ging hem over het algemeen niet slecht af. Sterker nog: onze inbreng veroorzaakte soms zo’n grote verwarring dat sommige zetten niet goed gecheckt werden hetgeen soms leidde tot grote blunders.Daarbij vond Boll het ook spannend om de Polugaevsky- variant van de Najdorf, die ik op mijn repertoire had staan, eens uit te proberen. Ik heb naar aanleiding van een analyse die we ooit maakten al eerder een stukje geschreven. In principe was Boll natuurlijk eindverantwoordelijke voor alle zetten die gedaan moesten worden, maar op woensdagmiddag probeerden wij ook een duit in het zakje te doen.

Ik kan me goed herinneren dat Boll voor 18.00 uur een zet op de bus moest doen, uitgerekend in de ingewikkelde stelling van de Polugaevskyvariant die hij op het bord had gekregen. Vele handen over het bord, te veel creatieve ideeën leiden soms tot miscommunicatie. Toen Boll uiteindelijk zijn zet in een envelop sloot, de deur uitging om die – net voordat de brievenbus gelicht zou worden – te posten, kwamen Van Mil en ik erachter dat het een verschrikkelijke blunder was, die een toren zou kosten. Een van ons sprintte naar buiten, maar Boll was al op de terugweg nadat hij de fatale zet op de bus had gedaan. We hebben serieus overwogen om de brievenbus in brand te steken, maar dat ging ons toch wat te ver. En inderdaad, een paar dagen later werd duidelijk dat de partij direct opgegeven kon worden.

In een andere partij werd in de opening een pion geconsumeerd, maar de prijs die ervoor betaald moest worden, was dat Boll met een verschrikkelijk slechte loper kwam te zitten. Telkens als deze stelling ’s woensdags op het bord werd gezet, wendden Van Mil en ik het hoofd steeds naar de andere kant, omdat we niet konden aanzien dat we een dergelijk slechte stelling, bijna anderhalf jaar lang moesten gaan verdedigen. Boll zelf bleek uit het goede hout gesneden te zijn, want hij bleek bijzonder persistent te zijn en hij kreeg nog gelijk ook met zijn vasthoudendheid. Want de tegenstander wist kennelijk geen raad met het voordeel dat hij had en Boll nam zelfs een vol punt mee deze miserabele omstandigheden. Dat compenseerde de blunder in die andere partij weer enigszins.

De mooiste discussie die we voerden ging over het Morragambiet van het Siciliaans. Een van Bolls opponenten was de bekende schaker Maarten Etmans (zie ook de zeer lezenswaardige column van Johan Hut over een memorabele afgebroken partij van hem). Die bracht 1. e4 c5 2. d4 cxd4 3. c3 op het bord. Onze meningen over hoe dit gambiet bestreden moest worden, liepen sterk uiteen. Uiteindelijk spraken we af dat we alle drie onafhankelijk van elkaar een strijdwijze zouden uitzoeken en die zouden we dan de week erna afzonderlijk bekijken. Ieder van ons moest proberen aan te tonen waarom zijn aanpak het meest succesvol zou zijn. Johan van Mil won deze discussie op glorieuze wijze. Niet alleen was hij de beste prater, maar hij kon het systeem dat hij uitgedokterd had, ook met goede varianten en argumenten, kracht bijzetten. Ik moet zeggen dat ik in mijn eigen toernooipraktijk veel baat heb gehad bij zijn bevindingen. Ik heb geprobeerd om die zo goed mogelijk weer te geven in de analyses van de partijen die hieronder zijn geanalyseerd. U begrijpt dat de arme Etmans geen schijn van kans had.

Etmans, Maarten – Boll, Peter, Correspondentiepartij NLD-K8 1978.

1. e4 c5 2. d4 cxd4 3. c3 dxc3 4. Pxc3 Pc6 5. Pf3

Wits idee is duidelijk. Door het pionoffer hoopt hij zo snel mogelijk te ontwikkelen. Door torens op de open lijnen (de c- en de d-lijn) te zetten, wil hij graag druk zetten op de zwarte stelling. Omdat zijn stukken (loper op c4) agressieve posities innemen, staat hij klaar voor een eventuele aanval tegen de zwarte koning.

5… e6 6. Lc4 a6!?

Het ging om dit idee. Met een pion op a6 maakt zwart zich op om zo snel mogelijk ruimte te creëren op de damevleugel.

7. O-O

Na 7. a4 hetgeen onder andere ooit door Kamsky is gespeeld, hadden we gepland om verder te gaan met 7… Pge7 8. O-O en nu 8… Pa5!? Dit is tot op de dag van vandaag een nieuwtje, want ik heb in de database nog niemand kunnen vinden die deze speelwijze heeft bedacht. 9. La2 Pec6 Met het idee van Johan van Mil om het paard naar b4 te spelen en zo de loper van a2 steeds verder op non-actief te zetten. Wat wit hier moet spelen is niet duidelijk. Na 10. De2?! zou wit in elk geval een loper moeten inleveren na 10… Pb4 11. Lb1 Pb3 En daarmee is zijn compensatie voor de pion definitief verdwenen.

7… Pge7

Je kunt je afvragen of zwart niet direct met … b7-b5 moet komen. 7… b5 8. Lb3 Pge7 lijkt mij ook goed speelbaar.

8. Lg5

Wit wil graag de ‘verzwakking’ … f7-f6 uitlokken. Dat is maar een relatief begrip hier. Zwart verzwakt weliswaar het punt e6, maar hij versterkt wel de grip op het centrumveld e5. Erg belangrijk in wits concept is of hij later in staat is om met e4-e5 en Pc3-e4 spel kan maken. Met een pion op f6 wordt dat bemoeilijkt en zelfs als wit tot die actie zou komen, kan zwart ook altijd met … f6-f5 antwoorden waarna hij een sprong van het paard naar veld e4 verhindert. Kortom: als zwart zich niet laat foppen op e6, is wellicht zelfs gunstig voor hem om een pion op f6 te hebben.

8… f6 9. Le3 b5 10. Lb3 Lb7

11. Lc5?!

Dat is een merkwaardige zet. 11. Pd4 ziet er wat normaler uit.

11… Tc8 12. a4?!

Zeer discutabel: dit speelt eerder zwart in de kaart dan dat het wit helpt.

12… b4 13. Pa2?!

Naar het centrum zou wat beter geweest zijn, hoewel zwart met 13. Pe2 Pa5! 14. Lxb4 Pxb3 15. Dxb3 Lxe4 inmiddels al groot voordeel in handen heeft.

13… a5

Ook nu kwam 13… Pa5!? sterk in aanmerking.

14. De2 Pe5 15. Pxe5 Txc5

Wit heeft het loperpaar moeten inleveren en zijn stukken staan ook miserabel.

16. Pd3 Tc8 17. Pf4?

Hij probeert grapjes op e6 te creëren, maar het speelt zwart alleen maar in de kaart.

17… Pg6!

18. Pxg6?!

Nu de h-lijn ook nog open komt, komen alle stukken van zwart tot leven. 18. Ph5 Db6 zou ook al vrijwel beslissend zijn geweest, maar wit mag hier nog hopen.

18… hxg6 µ 19. Dg4 g5 20. g3 Db6 21. Tad1 Lc5 22. Td2

22… Le3!?

Een aardige inlassing. Ook erg sterk is 22… Dc6!

23. Td3

23. fxe3 faalt op 23… Dxe3+ 24. Tdf2 Dxb3.

23… Ld4 24. Td2 f5!

Zwart laat er nu geen gras over groeien.

25. Dxg5

25. exf5 gaat mat na 25… Dc6.

25… Lxe4 26. Dg6+? Ke7

De zwarte koning staat opmerkelijk veilig!

27. h4 d5 28. Dg5+ Lf6 29. De3 Dxe3

En opgegeven. Na 29… Dxe3 30. fxe3 g5 kan wit het schudden.

0-1

Zelf kon ik ooit gebruik maken van het onderliggende strategische idee door de toenmalige kampioen van Italië te verslaan (zie ook Een kopje koffie in Italië).

Messa, Roberto – Grooten, Herman, Caorle 1981.

1. e4 c5 2. d4 cxd4 3. c3 dxc3 4. Pxc3 Pc6 5. Pf3 e6 6. Lc4 a6 7. O-O

7… b5

Het volstrekt logische 7… Pge7 8. Lg5 f6 9. Le3 b5 10. Lb3 Pg6 wordt bestreden met het kansrijke stukoffer 11. Pd5 zoals de theorie aanbeveelt. Van Wely (die toen een Elorating van 2683 achter zijn naam had staan) verloor er ooit eens mee van meneer Esserman (2453). Het offer geeft onoverzichtelijke stellingen.

8. Lb3 Lb7 9. De2 Pge7 10. Lg5

Wit wil altijd deze zet inlassen omdat hij … f7-f6 als een verzwakking beschouwt. Offers op e6 komen sneller in de stelling. Niettemin is het in theoretische zin de vraag of wit er echt op vooruit gaat. Zwart heeft meer grip op het centrum en de de enige zinvolle actie van wit (e4-e5) kan later dan met … f6-f5 beantwoord worden waarna hij veld e4 in handen krijgt (en er dus ook geen wit paard naar dat veld kan springen).

10… f6 11. Le3

11… Pa5

In analogie aan ons onderzoekingen gaat het paard achter die geweldenaar op b3 aan.

12. Tfd1

Mijn Italiaanse tegenstander laat hem ruilen. Dat heeft voornamelijk te maken met het feit dat het alternatief ook niet bijzonder aantrekkelijk is. Na 12. Lc2 Pc4 13. Lc1 moet zwart 13… Dc7! spelen. En wit ondervindt grote problemen in deze stelling. Hij heeft een pion geofferd voor spel, maar daar is weinig van te merken. Na 13… Pc6 is 14. a4 een beetje lastig voor zwart.

12… Pxb3 13. axb3 Pg6 14. Pd4

14… Db8

De zwarte dame moet even uit de vuurlinie en dit is een mooi veld.

15. Dg4

Om … Pf4 uit de stelling te halen, zwarts ontwikkeling te verstoren, maar vooral om offertjes op e6 te gaan dreigen.

15… Pe5

Misschien had zwart gewoon ‘stalen zenuwen’ moeten tonen met 15… Ld6 want de offers werken niet: 16. Pxe6? dxe6 17. Dxe6+ Le7 18. Pd5 Dc8! en de witte dame wordt verdreven.

16. Dh5+ Pf7 17. Dg4 Pe5 18. Dh5+ g6

Zo heeft zwart zich geschikt verdedigd.

19. Dh4 Le7 20. f3

Op 20. f4 zou 20… f5! 21. Dh3 Pg4 zijn gevolgd.

20… O-O 21. f4 Pc6

Merkwaardig genoeg zou opnieuw 21… Pf7!? wat beter zijn geweest. Zwart staat heel goed hier.

22. Pf3

Wit wil stukkenruil vermijden, maar deze terugtocht belooft hem niets. Ook na 22. f5 exf5 23. exf5 Pe5 kan wit geen vuist maken.

22… De8! 23. f5 Tf7?!

Niet de beste. Opnieuw had zwart van het vrijgekomen veld moeten profiteren. 23… Pe5! en zwart heeft alle touwtjes in handen.

24. Dg3 exf5 25. exf5 Ld6

Een klein grapje dat evenwel weinig om het lijf heeft. Zwart kon zijn idee verbeteren met 25… La3!? 26. fxg6 Dxe3+ 27. Kh1 hxg6 lijkt iets beter voor zwart.

26. Df2

De witspeler laat zich beïnvloeden door de gang van zaken en hij kiest voor een passieve voortzetting. 26. Txd6 Dxe3+ 27. Kh1 Pe7 28. fxg6 Pxg6 had een interessante stelling met ongeveer gelijke kansen opgeleverd.

26… Le5?!

Niet helemaal in de geest van de stelling. Dit veld was gereserveerd voor het paard. Zeer sterk zou nu 26… Lb8! zijn geweest. De loper streeft naar a7 en hij houdt ondertussen veld e5 goed gedekt, zoals bijvoorbeeld na 27. Pd5 Pe5 en zwart krijgt de overhand.

27. Pd5 Tc8 28. fxg6 hxg6

29. Ph4?!

Een betere zet was 29. Pxe5 Pxe5 en nu moet wit van die pion op f6 afblijven. Na 30. Pxf6+ Txf6 31. Dxf6 Pg4 32. Df4 Dxe3+ 33. Dxe3 Pxe3 34. Txd7 is een kansrijk eindspel voor zwart.

29… Kg7

Logischer was direct 29… Pe7! om het sterke paard op d5 te elimineren.

30. Td3

30… Pe7!

Nu dan toch.

31. Pb6 Tc7 32. Dd2 Dh8

De dame blijft maar schuifelen over de achterste rij. De h-lijn is natuurlijk zeer aantrekkelijk voor zwart.

33. g3

Dit verergert de zaak voor wit. Na 33. Pf3 Pf5 34. Pxe5 fxe5 35. Lf2 d6 staat zwart fantastisch.

33… d6

Zeer sterk zou nu 33… g5! 34. Pg2 Pf5 35. Lf2 Le4 zijn geweest.

34. Tc1 Txc1+ 35. Dxc1

35… Dh5

De dame verlaat nu eindelijk de onderste rij om zich via de h-lijn te mengen in een mataanval.

36. Pg2

Dat gaat niet.

36… Df5

Maar zwart profiteert niet direct. Zwart kon nu met een tactisch grapje onmiddellijk materiaal ophalen. 36… Lxg2 37. Kxg2 De2+.

37. Td2 De4 38. Te2 Db4 39. Lh6+ Kh7 40. Lf8

Hij probeert nog wat, maar het helpt natuurlijk niet meer.

40… Txf8 41. Dc7 Dc5+ 0-1

Alle partijen via de viewer:

 

(Foto’s met dank aan Karin Gottlieb, René Olthof en Jos Sutmuller)

Overzicht van alle eerdere columns

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

1 Reactie

  1. Avatar
    Martien 12 september 2012

    Leuk stukje Herman! Met deze correspondentie grootmeester gaat Dubbelschaak komend weekend in Roermond spelen om de externe competitie.

    De 2 voorgaande jaren heeft Peter daar voor ons een matchpunt weggesnoept… zoals in het verslag van Dubbelschaak staat: het zag er zelfs gedurende lange tijd naar uit dat de Boxtel-Gestelse schaakelite op een nederlaag afstevende, ware het niet dat Peter Boll een moeilijk eindspel met technisch hoogstaand spel naar een verdiende winst wist te manoeuvreren. Peter had de verborgen trucs in de stelling goed beoordeeld, en wist optimaal gebruik te maken van zijn positionele troeven: een sterke loper en een actieve koning. Op het technisch perfect uitgevoerde winstplan was niets af te dingen.

    De remise van 2 jaar geleden was er een om nooit te vergeten. In een onoverzichtelijke stelling waarin het met materiaal gelijk stond kon zijn tegenstander wel schaakmat in 3 zetten geven. De tussenstand was 3,5-3,5. Maar na een half uur denken na de tijdscontrole was zijn tegenstander nog altijd in diep gepeins hoe nu toch verder. Bij een volgend oogcontact vroeg Peter dan maar schouderophalend… we kunnen ook remise doen??? En het werd aangenomen!

    Erg grappig… hoe erg zullen de Roermonders (want iedereen had het mat al lang gezien) op zijn lippen hebben staan bijten in dat half uur!!!

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.