‘Winnen wat je winnen kunt!’, met schaakschrijver Cyrus Lakdawala

Winnen wat je winnen kunt!

Boekrecensie van Cyrus Lakdawala’s Clinch it! (2018) door Daniël Zevenhuizen

Met Clinch it! is Amerikaanse schaakschrijver Cyrus Lakdawala  aan zijn tigste boek aangekomen. En de ervaring loont: het boek is tot in de puntjes uitgewerkt, boeiend en vooral erg goed geschreven. Het hoofddoel van de auteur is om het winnende voordeel vast te stellen en dan tot een goed einde te brengen. Het obstakel is voornamelijk psychologisch: degene die verloren staat zal alles in de strijd gooien, elke kans grijpen, om de stelling uit balans te brengen, terwijl degene die gewonnen staat ofwel voortijdig relaxt ofwel bang wordt de boel naar de filistijnen te helpen. Lakdawala:

“A busted player is entitled to impossible dreams and the most dangerous opponent we face is the one who plays with purpose, combined with a disregard for consequences. So there is no rational reason for the winning side not to be worried!” (Introduction, 7).

 

Universele constanten en psychologische fouten

In zijn introductie geeft Lakdawala lange lijsten van ‘universele constanten’ in het verpesten van gewonnen stellingen en de daarmee samenhangende ‘psychologische fouten’. Zo noemt hij als algemeengeldige stellingen onder andere:

  1. Angst om onbekend terrein te betreden
  1. Gebrek aan moed om riskante doch beslissende actie te ondernemen
  2. Roekeloosheid.

Enzovoorts. Naar we al sinds Aristoteles weten, ligt de waarheid altijd in het midden, ergens tussen overdreven behoedzaamheid en roekeloosheid in. Het lijkt mij dat tenminste sommige van deze punten (waarvan de auteur er naar eigen zeggen honderden had verzameld) tot elkaar gereduceerd kunnen worden. Daarnaast wijzen psychologische ‘fouten’ veel minder naar de houding achter het bord per se dan naar achtergrondfactoren: speelervaring, speelritme, theoretische kennis. Natuurlijk heeft hoogmoed, bijvoorbeeld, een psychologische connotatie, maar ze heeft ook met ervaring met het type stelling te maken; een grootmeester kan eerder de aspecten van een stelling verzamelen die zijn vertrouwen in de stelling legitimeren dan de amateur. De psychologische ‘fout’ is dus voornamelijk interessant in relatie tot schaaktheoretische kennis die men in ambigue stellingen kan aanwenden.

Een voorbeeldje laat echter zien dat ook meesters zich soms laten verleiden door hun oerinstincten.

De stelling uit Agdestein – Hodgson (Hastings 1991) komt voor in het eerste hoofdstuk: het uitbuiten van ontwikkelingsvoorsprong. Nu lijkt het evident dat zwart deze voorsprong in handen heeft. Maar door de blik wat langer langs de stelling te laten gaan blijkt dat het wel meevalt. De witte drieling op de c-lijn is niet alleen een obstakel; zwart zal, om de loper op c8 te ontwikkelen, b7-b6 of d7-d6 moeten spelen. Dan kan wit al een pionnetje ruilen. 11. … b6! Inderdaad, zwart gaat direct aan de slag. 12. h5! Wit wil niet teveel tijd verspillen en legt de zwarte stelling vast. Nu mag de witte toren ook gaan meedoen. 12. … bxc5?! Niet goed. Zwart zette in op de voorsprong die hij dacht te hebben, maar kan niet veel laten zien voor dit pionoffer. “Just what constitutes the law is not a matter of one’s perspective,” dicteert Lakdawala. Een mooi voorbeeldje van de eeuwige ziekte van de aanvaller:

“This adulteration is the result of a stylistic bias, which we all carry with us. I play Hodgson online and I can tell you that he loves to attack. How do I know this? His handle is AttackGM! Julian hates to swap queens and incorrectly sacrifices a pawn” (Ch. 1, 57)

Na 13. Pb3 Da4 en 14. Dxc5 is wel duidelijk dat wit heel wat minder in de knoop zit met zijn stelling dan een paar zetten geleden. Na dameruil op de twaalfde zet had een enigszins droge stelling overgebleven met gelijke kansen; wit kan niet echt van zijn loperpaar gebruik maken en moet met zijn dubbelpion zien om te gaan. Zwart heeft een enigszins radeloze pion op g3 staan, maar kan deze ook als een obstakel voor de witte stelling opvatten.

Methodiek

Interessant zijn Lakdawala’s opvattingen over schaakboekenmethodologie. Zo zou het lezen van een boek moeten aanvoelen als een trainingssessie met een hoger-gerate vriend. Dat betekent: een interactieve ervaring met tussentijdse opdrachten; persoonlijke in plaats van formele taal en af en toe de trainer aan het woord wanneer hij zijdelings principes afleidt tijdens het bespreken van stellingen en varianten. Verder bestaat er volgens de auteur iets als historiciteit in schaakkennis. Dat wil zeggen, wat we nu weten over het schaken is een resultaat van trial and error van de sterren uit het verleden. Dat maakt het bestuderen van oude partijen meer dan waard. Deze zijn immers op een manier ‘zuiverder’ dan huidige partijen; het is onmiddellijk evident welke principes die vandaag de dag met de schaakpedagogische paplepel worden ingegoten nog niet in zwang waren, en ook het soort spel dat de oude meesters (en amateurs!) wel beoogden. Daar zitten ook principes tussen die we, door overdreven focus op het herinneren van computervarianten, zijn vergeten terwijl ze een onmisbaar deel van de schaakontwikkeling uitmaken. Het eerste hoofdstuk is in die zin ook kenmerkend. Bijna alle voorbeelden zijn uit de overlevering van Gioachino Greco (~1600-~1634) geplukt.

Karakterschets

Er zijn vier elementen die Clinch it! karakteriseren:

  • Historische voorbeelden;
  • Interactief schrijven, aan de hand van vragen;
  • Verhalend taalgebruik, dat de stellingen kleur geeft en aantoont dat het schaken geen droge activiteit voor oude witte mannen hoeft te zijn;
  • Afgeleide theoretische principes.

Laten we nog een voorbeeld geven om te zien hoe deze eigenschappen terugkomen. Uit de partij Tarrasch – Aljechin (Bad Pistyan 1922) in hoofdstukje twee: de aanval afmaken.

Het moge duidelijk zijn: zwart aan zet staat helemaal gewonnen. Maar het is de kunst om nu doortastend te zijn. Vind zwarts sterkste aanvallende idee, roept Lakdawala op. Stukken erbij. Zwakke punten signaleren. Inderdaad: 33. … Le6! is de zet. Die loper stond natuurlijk op wacht op d5 om die dame een beetje in te perken, maar dit forceert de zaken en dat is fijn als aanvaller. 34. Dc6 helpt namelijk niet, als je ziet dat 34. … Lxh3 en 35. Dxe4 Tdf8 voor wit niet de verlossing kan betekenen. Niet alleen is de druk enorm, maar wit werpt zijn handen eerst ten hemelen en dan zijn gezicht weer in zijn handen als hij beseft dat de zwarte toren naar f3 komt. Na 34. Kh1 is overigens de clue dat zwart gewoon op h3 kan nemen, om vervolgens met zijn toren naar f3 komt om het mat te gaan geven.

Goed, Aljechin doet het allemaal niet zo snel als het gekund had, maar na een tijdje komt dan toch echt de volgende, daverende stelling op het bord:

Wit zit al met de handen in het haar. Liever nog, hij zit waarschijnlijk al in de kroeg, maar moet nog zijn laatste ademzetjes uitblazen. 37. Lf6!? Wat is dat in hemelsnaam! Het zal toch niet dat ik nog getruct word!, zal zwart voor een fractie van een seconde gedacht hebben. Nee, het valt allemaal mee. Wit kiest hier volgens Lakdawala voor een van de twee mogelijke verdedigingswijzen in een slechte stelling:

  1. Visualiseer een helder plan;
  2. Probeer nog eens wat.

Hoewel ik me bewust ben dat dit een niet al te serieus lijstje mogelijkheden is, vraag ik me toch af wat het nut ervan is haar hier nu te noemen. Zeker omdat de auteur geen alternatief voor de explosieve zet geeft. Het kan de lezer doen vermoeden dat meer zulke ‘principes’ eerder een poging tot kroegwijsheden zijn dan systematisch-ingevoegde en theoretisch-onderlegde kennisatomen. Hoe dan ook, we mogen nooit Lakdawala’s streven vergeten om een leuk boek voor vrienden te schrijven. Het komt dan ook zelfs tot heuse kleedkamerpraat bij het beschrijven van de zet:

“This attempt to distract is as suicidal a venture as deciding to ask your wife or girlfriend: I’ve noticed that you recently gained weight. Shouldn’t you be ordering the salad, rather than the burger and fries?” (Ch. 2, 65).

Ik hoop dat dit niet het eerste boek is wat een jong meisje in handen krijgt als ze het schaken een kans besluit te geven. Maar ik overdrijf: Lakdawala heeft serieus schaakschrijverstalent en toont dat door gevatte opmerkingen doorheen het hele werk. Overigens kan zwart de loper er gewoon aftikken met 37. …Dxf6. Merci beaucoup!

Conclusie

Wat een heerlijk boekje om mee te werken. Het leest weg als een gesprek, houdt je wakker met opgaven tussendoor en biedt constant stof tot nadenken. Dat eerste en laatste staan enigszins in spanning; het is Lakdawala er zeker niet om te doen een overdreven systematisch theorieboekje te schrijven. De ‘principes’ en achterliggende ‘filosofie’ die hij in ervaring probeert te brengen zijn dus inderdaad veeleer iets om zelf verder over na te denken dan mantra’s die naar goed boeddhistisch gebruik bij het opstaan en voor het slapengaan eindeloos moeten worden gereciteerd. Verder hadden de alternatieven wat verder uitgepluisd mogen worden: we moeten die overwinning zien te clinchen, maar dan wil ik weten waar we steeds fout dreigen te gaan. De oude meesters doen het in de voorbeelden iets te vaak spectaculair goed. Nogmaals, het is een fijne balans, want op eindeloze varianten zouden we met deze opzet ook niet zitten te wachten.

Kortom, de bedenkingen terzijde: met Clinch it! hebben we een goudmijntje te pakken dat het even goed doet als studieboek als op het nachtkastje.

LAKDAWALA, Cyrus (2018), Clinch it!: How to Convert an Advantage into a Win in Chess (Alkmaar: New in Chess), 253 pagina’s.

Een fragment onder deze link.

Verkrijgbaar via New in Chess voor slechts €27,95.

Het overzicht van alle recensenten met hun recensies staat hier.

Over Daniël Zevenhuizen

Docent Levensbeschouwing in de dop. Gediplomeerd trainer, redacteur boekenrubriek, liefhebber van het spel. Vooralsnog gestrand op de zandbank tussen 2100 en 2200 elo.

2 Reacties

  1. Avatar
    wimw 20 februari 2019

    Een leuke recensie, die het  kopen van dit boek aanmoedigt. Toch heb ik het idee dat de 12 Middenspel deeltjes van Euwe nog altijd goed voldoen. Hij heeft ook humor, wat tot uiting komt in deel 11: Bekende tekortkomingen in het hoofdstuk Matzucht. Het ongemotiveerd offeren is een tekortkoming die optreedt sinds het ontstaan van het spel; het zal ook wel altijd zo blijven. De oorzaken zijn velerlei: men is te optimistisch, men wil te mooi winnen of het ontbreekt aan zelfkritiek. En de remedie? Naast de gebruikelijk raad om alles zorgvuldig te overwegen en zelfbeheersing te betrachten is de raad: Ga op uw handen zitten! wel het meest doeltreffend. We geven nu een reeks voorbeelden van spelers, die op het kritieke ogenblik niet op hun handen hebben gezeten. Daar is ook een partij bij van Euwe zelf met wit tegen Smyslov uit 1948, waarin hij twee ongemotiveerde paardoffers brengt, terwijl beide keren een zet met de dame winnend was geweest.

    • Avatar
      Eric César 21 februari 2019

      Helaas zijn deze 12 deeltjes niet meer te koop, alleen nog antiquarisch. Ik vind die klassieke serie van Euwe (eigenlijk van Kramer!) ook prachtig, maar ze suggereren wel een soort volledigheid die in feite niet wordt waargemaakt. Het is ook wel toevallig dat er precies 12 deeltjes over het middenspel waren, net als 12 deeltjes over de opening en 12 deeltjes over het eindspel.

      Daarom is het goed dat er nog steeds nieuwe schaakboeken worden geschreven. De stijl van veelschrijver Lakdawala spreekt mij aan, dus ik zal dit nieuwe boek ook wel kopen en bestuderen naar aanleiding van deze uitstekende recensie.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.