Begrijp wat u doet 72: Het Londen Systeem

 

Hieronder treft u de volgende aflevering van de rubriek “Begrijp wat u doet”. In deze serie worden, speciaal voor clubschakers, achtergronden belicht van de ‘grote openingen’ zoals het Spaans, het Siciliaans, het Damegambiet, het Konings-Indisch enzovoort. De artikelen verschenen eerder in Schaakmagazine het blad van de KNSB, de Nederlandse schaakbond.

 

 

Een vrij populaire opening is het Londen Systeem, genoemd naar het toernooi uit 1922 dat in Londen gespeeld werd. Het ontstaat meestal als wit vanuit de beginstelling de zetten d2-d4, Pg1-f3 en Lc1-f4 speelt en dat ook nog laat volgen door c2-c3, e2-e3. Die laatste zet wordt meestal voorafgegaan door h2-h3 omdat wit zijn loper op f4 koestert en liever niet door een zwart paard (met …Pf6-h5) laat afruilen (zie het schematische diagram rechts)

1. d4 Pf6
We nemen een min of meer willekeurige volgorde die echter vaak leidt tot hetzelfde type stelling. Wit streeft ernaar om de opstelling in te nemen uit het volgende schematische diagram:

Andere volgordes zijn:
 
1…d5 2. Lf4 Deze snelle ontwikkelingszet stijgt in de hiërarchie omdat wereldkampioen Magnus Carlsen het diverse malen gespeeld heeft. Er bestaat een vuistregel (als ik het goed heb ooit door Euwe geformuleerd) dat bij het ontwikkelen de paarden liefst de voorrang moeten krijgen op lopers. Door een speler van het kaliber Carlsen wordt er soms gespot met dit soort algemeenheden. [2. Pf3 Pf6 3. Lf4]

2. Pf3 e6

2…g6 3. Lf4

3. Lf4

 

Magnus Carlsen (foto Frans Peeters)

Min of meer de basisopstelling die wit – vaak ongeacht wat zwart daar tegenover zet – wil innemen. In de jaren ’80 had ik te maken met een speler uit mijn omgeving die al rond zijn 15de bijna van meestersterkte was. Maar helaas werd schaken te belangrijk voor hem dat zijn relatie met ons spel – op zijn zachtst gezegd – onder druk kwam te staan. Verliezen kwam zo hard aan, dat hij het schaakbord al redelijk snel het raam uit gooide. Toen hij het veel later weer eens ging proberen, bleek dat verliezen nog altijd niet tot zijn vocabulaire hoorde. Mede daarom speelde hij het Londen Systeem dat. Het kenmerk van de witte opzet was, zoals hij het heel humoristisch formuleerde, een soort ‘langzaam naar voren schuivende vesting!’ Ofwel: met zo’n stevige opbouw (pionnen op c3 en e3) en verder allemaal goede stukken kan wit eigenlijk weinig gebeuren. Tenminste, zo had hij dat voor ogen.

3…c5
Veel zwartspelers kiezen voor deze actieve mogelijkheid. Het valt het witte pionnencentrum aan en brengt de mogelijkheid …Dd8-b6 in de stelling.
Spelers die het Dame-Indisch op hun repertoire hebben staan, zullen graag verder gaan met 3…b6 4. e3 Lb7 en nu is de meest gebruikelijke voortzetting. 5. Ld3 [Het is echter de vraag of 5. h3 niet nét wat nauwkeuriger is. Zwart zou graag de loper van f4 willen opjagen met …Pf6-h5 en zo is de terugtocht naar h2 mogelijk. Op deze bijzonder lastige kwestie poogt Peter Heine Nielsen, de secondant van Magnus Carlsen, antwoord te geven bij zijn analyse van de partij Carlsen-Thomashevsky, 2016. Zijn antwoord lijkt plausibel want hij zegt dat wit beter eerst Ld3 kan spelen om …Le7 af te wachten. Want op wits laatste zet speelde Aljechin ooit het interessante 5…Ld6!? Het idee is dat hij zijn koningsloper wil ruilen voor die zwartveldige van wit omdat wit nu een tempo heeft gespendeerd aan 5.h3. Na (In bovengenoemde partij Carlsen-Thomashevsky, 2016 volgde: 5…Le7 6. Ld3 O-O 7. O-O {In hetzelfde jaar ging de witspeler in Giri-Tomashevsky verder met 7. Pbd2 c5 8. c3 en ook hij kwam later tot winst.} 7…c5 8. c3 en wit slaagde erin een mooie aanval op de zwarte koningsvleugel te ontketenen.) 6. Lxd6 cxd6 (zie analysediagram)


is de dubbelpion helemaal geen probleem voor zwart. De voorste gaat naar d5 en als wit zijn ruimte-overwicht wil vergroten, zal hij toch ergens een keer c2-c4 of e3-e4 moeten spelen waarna de dubbelpion weer verdwenen is. Doet wit dat niet dan zal het niet meevallen om iets voor elkaar te krijgen. Dat heeft ook te maken met het feit dat hij veld e5 niet kan benutten voor een paard aangezien zwart met de achterste pion …d7-d6 dat veld eenvoudig kan dekken. Dat zwarts loper op b7 niet zo goed is, deert zwart allerminst want die kan hij mogelijkerwijs met …La6 ruilen dan wel in het spel brengen.]

4. e3

4…Pc6

Deze logische ontwikkeling van het paard komt veruit het meest voor. Hierbij valt op te merken dat als wit met c2-c4 zou komen de opmars d4-d5 vervelend kan worden voor zwart, vooral als hij een paard op c6 heeft. Maar omdat wit vooral zal gaan werken met c2-c3, is dat niet aan de orde. Mocht wit toch voor c2-c4 kiezen, dient zwart maatregelen te nemen. De neiging om pion b2 met de dame aan te vallen als wits dameloper erg vroeg eruit is gespeeld, kennen we bijvoorbeeld uit de Trompovsky. 4…Db6 5. Dc1 Dit wordt gezien als het beste antwoord. Een aardige partij is Grachev-Stark, 2007. [Wit kan er een gambiet van maken met 5. Pc3 hierna volgt het best 5…a6 om de belangrijkste dreiging Pb5 uit de stelling te halen. Het meest populaire antwoord hierop is dan (Want het nemen van de pion kan worden weerlegd: 5…Dxb2 6. Pb5 Pd5 7. Tb1 Dxa2 8. Ta1 Db2 9. Lc4 Db4+ 10. Pd2 Pc6 11. Tb1 en het loopt volkomen uit de hand bij zwart.) 6. a3 omdat nu …Dxb2 direct de dame kost vanwege Pa4. Met deze stelling is de partij Braga-Tatai, 1988 (voor wit) en Kovacevic, S-Tiviakov, 2004 (voor zwart) goede voorbeelden.] 5. c3
Wit gaat verder met het innemen van de Slavische structuur.
5…d5 6. Pbd2

Het ligt voor de hand om eerst het paard te ontwikkelen omdat wit soms nog kan kiezen voor een loperontwikkeling naar b5 in plaats van de geplande mogelijkheid Lf1-d3. Dit brengt mij op een kleine anekdote die afkomstig van een heel goede schaakvriend, Huub van Dongen uit Boxtel, die veel te vroeg onverwachts is overleden (zie portret van Duizendpoot Huub van Dongen). Huub was twee jaar ouder dan ik en we zaten op dezelfde middelbare school, waar hij besloot om een schoolschaakclub op te richten die ook een schoolteam zou kunnen afvaardigen naar een landelijk scholentoernooi. In die tijd ging het nog om vijf spelers die bereid waren om uit- en thuiswedstrijden tegen andere scholen te spelen. De spoeling was dun en op een gegeven moment hadden we na een afzegging slechts de beschikking over vier in plaats vijf spelers. “Geen nood”, zei Huub. “Bij mij in de klas zit een jongen met een Russische naam. Dat boezemt genoeg gezag in en hoewel hij niet kan schaken, die zetten we aan bord 1. Ik leer hem de eerste zetten van het Londen Systeem en dan laat ik hem remise aanbieden”. Zo gezegd, zo gedaan. De remise werd aangenomen, waarna de tegenstander vroeg of hij nog even wilde vluggeren. “Dat zou ik wel willen”, antwoordde de Rus, “Maar dan moet je me nog wel de spelregels leren…”

 

Het wordt eentonig, maar ook hier kan eerst 6. Ld3 gespeeld worden. De timing van wanneer de stukken ontwikkeld worden, luistert in deze opening meestal minder nauw dan bij andere systemen vaak wel het geval is.
6…Ld6
Het is altijd een netelige kwestie hoe zwart zijn koningsloper in het spel brengt. Hiermee stelt hij wit vooralsnog in staat zijn betere loper te ruilen tegen de zwartveldige van wit. Het gevolg kan zijn dat zwart zwak kan worden op de zwarte velden omdat zijn pionnen voorlopig zijn gefixeerd op wit, de kleur van zijn andere loper. Mede vanwege bovengenoemde argumentatie komt ook het alternatief 6…Le7 redelijk vaak voor. Het nadeel is wel dat hij de strijd om veld e5 niet direct aangaat. Het resultaat daarvan kunnen we een beetje zien in het volgende mogelijke vervolg: 7. Ld3 O-O 8. Pe5 Een mooie partij hiermee wordt gewonnen door onze landgenoot Erwin l’Ami tegen de IJslander Thorhallsson in Reykjavik 2018. Hoe het voor zwart zou kunnen blijkt uit Zorko-Oleksienko, 2017.
7. Lg3
Wit ruilt niet zelf, maar laat dat liever aan zijn tegenstander over. Het voordeel is dat zwart nu niet zonder slag of stoot tot de opmars …e6-e5 kan komen. Dat zou na ruil op d6 wel het geval zijn; de bevrijdende actie met … e6-e5 kan dan niet verhinderd worden.
7…O-O 8. Ld3
Wit gaat verder op de ingeslagen weg van het schema dat hij vanaf zet drie al bepaald heeft. Een ander (strategisch) idee is met 8. Lb5 Deze opzet is door meerdere sterke spelers uitgeprobeerd, waarbij het de gedachte is om de witveldige loper voor het paard op c6 te ruilen, dan (op een gegeven moment) de zwartveldige lopers eraf te halen en daarna met twee paarden in een halfgesloten stelling tegen een slechte loper en een paard te gaan spelen. Het plan blijkt echter toch soms niet op te leveren wat wit zich ervan voor heeft gesteld. Een aardig voorbeeld hiermee is Carlsen-Karjakin, WK Blitz 2015.
8…b6
Zwart wil zo snel mogelijk zijn ontwikkeling voltooien en speelt zijn loper naar b7. Uiteraard is het ook mogelijk om te proberen tot …e6-e5 te komen en met 8…De7 wil zwart dat doel zien te bereiken. Men vervolgt dan meestal met 9. Pe5 Pd7 10. Pxd7 Lxd7 11. Lxd6 Dxd6 en nu staat wit weer voor een principiële keuze. 12. dxc5! Met deze ruil, die er op het eerste gezicht onvoordelig voor wit uitziet, bereidt wit een overval op klaarlichte dag voor! [Uiteraard komt ook 12. f4 in aanmerking, waarmee wit een soort Stonewall (die we kennen uit het Hollands) inneemt. Hij zet pionnen op zwart en mag dan vanwege zijn betere loper bogen op voordeel. Maar vanwege het uitgedunde materiaal blijkt dat zwarts nadeel niet noemenswaardig is.] 12…Dxc5 (zie analysediagram)

Op het oog is zwart er niet slecht aan toe. Hij heeft twee pionnen in het centrum, de opmars …e6-e5 komt eraan, wat zou het probleem kunnen zijn. Ineens tovert wit een konijn uit zijn hoge hoed! 13. Lxh7+! Een volkomen onverwachts loperoffer! Hoe kan dat zomaar? 13…Kxh7 14. Dh5+ Kg8 15. Pe4 (zie analysediagram)
Dat is dus het idee! Vanwege de penning over de vijfde rij komt het paard met tijdwinst in de aanval en omdat zwart vrij weinig verdedigers heeft, dreigt hij in rap tempo ten onder te gaan. 15…Dc4 16. Pg5 Tfd8 Praktisch gezien de enige zet om de strijd nog voort te kunnen zetten, maar eigenlijk is zwart al de soep in gespeeld… [16…Dd3 wordt beantwoord met het sterke 17. e4! en zoals de engine al laat doorschemeren staat wit op winst en wordt vrijwel elke partij in de database met deze stelling door wit inderdaad gewonnen!] 17. Dxf7+ Kh8 18. Dh5+ Kg8 Wit heeft al tenminste eeuwig schaak, maar hij gaat uiteraard voor groter wild. 19. Td1 Wit wil graag met f2-f4 gaan werken. Dus om deze zet te begrijpen, moeten we inzien dat wit eerst de mogelijkheid …Dc4-d3 uit de stelling moet halen, want dan hangt e3. Waarom wit zo graag f2-f4 wil doen, is dat hij via Th1-f1-f3 en misschien Df7+ Kh8 gevolgd door Tf3-h3# een nieuw aanvalsstuk in het spel kan krijgen. Zwart is dus min of meer gedwongen tot e6-e5 en dat ging ook snel mis in de partij Kamsky-Shankland, 2014. Hier is
9. e4
een logische zet, hoewel de witte koning nog in het centrum verblijft. Maar de gedachte is dat wit – als hij met deze opmars wil komen – hij dat het beste kan doen voordat zwart een loper op b7 heeft staan. Van de grote specialist, Gata Kamsky, heb ik maar de nodige partijen hiermee gevonden. Het gaat om zijn partijen tegen Nakamura in 2015 en 2016, tegen Jakovenko in 2017, Gyryachinkina in 2016, Muzychuk in 2016, Taborsky in 2015 en Moradiabadi in 2016.
9. De2 kwam voor in partijen met versneld tempo, te weten Kramnik-Hou, 2016 en Le Quang-Caruana, 2017 die allebei door wit werden gewonnen.
9. Pe5 Dit is een van de meerdere interessante mogelijkheden die wit tot zijn beschikking heeft en die het vaakst op het bord komt. 9…Lb7 10. f4 Op deze manier maakt wit er definitief een Stonewall van. In de Hollandse Stonewall met verwisselde kleuren staat er nog een loper op c1 en die wordt dan met grote moeite (c1-d2-e1-h4) omgespeeld zodat hij buiten de pionnenketen terecht komt. Dat is dus de grote verdienste van het Londen Systeem dat de ‘slechte’ loper al naar buiten is gebracht alvorens wit de keten sluit. [Het alternatief is 10. O-O om na 10…Dc7 in hetzelfde type terecht te komen met 11. f4] 9…Le7
Het lijkt het beste voor zwart om de spanning te handhaven omdat de witte stukken dan te snel naar buiten springen. De zwarte stukken staan niet helemaal handig opgesteld bij het openen van de stelling. 9…dxe4 10. Pxe4 Pxe4 11. Lxe4 Lb7 12. dxc5 Lxc5 13. Da4 Tc8 14. Td1
10. e5
Er ontstaat een structuur zoals we die kennen uit het Frans.
10…Ph5
Zo krijgt zwart (na ruil op g3) de beschikking over het loperpaar. Zoals altijd ligt wits werkterrein op de koningsvleugel, terwijl zwart aan de andere kant van het bord zal moeten proberen iets terug te doen. Vanwege deze specifieke situatie blijkt dat het iets genuanceerder ligt. Naast het ‘standaardplan’ voor zwart met het doorzetten van …b6-b5-b4, kan hij ook met …f7-f6 de pionnenketen ‘aan de kop’ aanvallen. Zolang zwart geen …Pxg3 speelt, is het voor wit niet helemaal duidelijk hoe hij vuist moet zien te maken op de koningsvleugel. Met de hieronder genoemde mogelijkheden voor wit probeert hij daar antwoord op te geven, want de meningen over hoe wit moet verder gaan in deze stelling zijn heel divers.
11. a3
11. Pg5 Zo probeert hij onmiddellijk duidelijkheid te verschaffen over dat paard op h5. 11…Lxg5 12. Dxh5 g6 13. De2 is dan een min of meer geforceerd zetverloop. In J. van Foreest-Svane, 2016 krijgen we een voorbeeld te zien van hoe wit door de zwarte stelling heen kan breken. In Lupulescu-Aleksandrov, 2016 probeerde de witspeler dat ook, maar zwart sloeg zijn initiatief neer.
11. De2 De keuze van Kamsky, de grote specialist. Een mooi voorbeeld is Kamsky-Taborsky, 2015.
11. Pf1 was ooit de keuze van wit in de een rapidpartij Nakamura-Svidler, 2018. Wit wist eigenlijk niets te bereiken.
Een normale zet is natuurlijk 11. O-O Daar werd een spannend gevecht Kamsky-Nakamura, 2015 dat uiteindelijk in remise eindigde.
11…a5
Met deze stelling zijn diverse partijen gespeeld. Een zeer interessante partij tussen Grischuk en Nakamura, 2015 (geanalyseerd door GM Postny) geeft een goede indruk van de mogelijkheden voor zowel wit als zwart.

 

Geraadpleegde bronnen:
– Megadatabase van Chessbase

Eerdere afleveringen van deze rubriek, waarbij u de illustratieve partijen interactief kunt naspelen en downloaden, vindt u via dit overzicht.

Videolessen

• In het Nederlands treft u aan onder: Chessbase videolessen
• In het Engels treft u de eerste aflevering aan onder: Chessbase videolessen

In deze serie (Begrijp wat je doet) zijn op dit moment de volgende boeken verschenen:

 

Begrijp wat je doet 1, Spaans-Italiaanse structuren

 

 

 

 

 

 

 

 

Begrijp wat je doet 2, Damegambiet structuren

 

 

 

 

 

 

 

 

Begrijp wat je doet 3-1, Siciliaanse structuren Najdorf&Scheveningen

 

Begrijp wat je doet 3-2, Siciliaanse structuren Taimanov, Kan & Richter Rauzer

 

Deze boeken zijn verschenen bij uitgever Thinkers Publishing in België.

Reageren? Stuur een e-mail naar hgrooten@xs4all.nl.

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

3 Reacties

  1. Avatar
    Wim Weehuizen 23 februari 2021

    In het handboek voor de gevorderde schaker Deel 1 van Euwe staat inderdaad te lezen: Eerst de paarden, daarna de lopers in het spel. Die uitspraak heeft hij overgenomen van wereldkampioen Lasker. Maar belangrijker is de reden daarvoor. Ik vat het ietsje samen.

    Overeenkomstig onze opvattingen over het centrum staan de paarden het best op c3 (c6) en f3 (f6). Maar bij de lopers hangt alles af van de centrumformatie van de tegenstander. Hieruit blijkt dus dat de ontwikkeling van de lopers telkens moet worden aangepast aan de bedoelingen van de tegenpartij. Met andere woorden: de beste velden voor de paarden staan reeds van te voren vast, terwijl de beste velden voor de lopers pas tijdens de opening bepaald kunnen worden.

    Daar zal misschien niet iedereen het zo strikt mee eens zijn, maar het was wel de opvatting van Lasker en die van Euwe.

  2. Avatar
    Pieter Priems 23 februari 2021

    Als iemand die zijn meestal zijn koningloper fiachetteert ben ik het deels met je eens :-). In het Konings Indisch komt de loper van c8 meestal pas laat aan de bak. Net als in de KIA de loper op c1.

    Tegen het London systeem speel ik ook  g6 en Lg7 met daarna d6 en Pd7. Via e5 kan ik dan een tempo winnen tegen dat ding op f4.

     

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.