Boekrecensie: Praktisch trainen met IM Robert Ris

Cruciale vaardigheden voor de schaakfanaat

Boekrecensie van Robert Ris’ Crucial Chess Skills for the Club Player, vol. I (2018) door Daniël Zevenhuizen

In zijn schaakhandleiding Crucial Chess Skills for the Club Player deelt Internationaal Meester Robert Ris zijn inzichten als trainer van schaakliefhebbers in de middencategorie (ELO 1500-2200). In twee delen vat hij de, zijns inziens, meest fundamentele thema’s voor het schaakbegrip samen. Het werk is een welkome uitgave in een tijd gedomineerd door dweperige computerverering: praktische methode vervangt roekeloze imitatie.

 

De aanpak

In het eerste volume komen we onder andere toreneindspelen, gevoel voor tactische wendingen en het (be)grijpen van initiatief tegen. Deze thema’s hebben het voordeel tegelijkertijd zowel tactische als strategische benaderingen toe te laten. Het wordt de Stappenmethode soms verweten het onderscheid tussen beide niet duidelijk genoeg naar voren te brengen en stilzwijgend de tactiek tot overkoepelend perspectief te maken. Nu kunnen we erover twisten of het verwijt de insteek van de Stappenmethode wel of niet misvat, maar het staat buiten kijf dat Ris een andere aanpak voorschrijft.

Die aanpak wordt gekenmerkt door een zeker pragmatisme. Ris kan en wil niet een uitputtende handleiding schrijven die elk aspect van het spel aandoet. Hij pakt juist die onderwerpen op waaraan de schaakliefhebber het meest zal hebben. Het toreneindspel is een ideaal voorbeeld. Zij is misschien het meest zuivere aspect van het spel; veel stukken zijn al geruild en er zijn slechts een handjevol principes te leren. Daarom vormt dit thema een perfect uitgangspunt voor de handleiding. Ter contrast: pionneneindspelen hebben weliswaar nog minder elementen, maar ze worden, zoals Ris zelf ook toegeeft, gekenmerkt door een grote hoeveelheid principes en technieken. Eindspelen met lichte stukken zijn vaak nog complexer, omdat de behandeling daarvan zich niet kan vasthouden aan het “bezetten van lijnen”, zoals bij de torens. Ris behandelt pioneindspelen dan ook alleen als afwikkeling vanuit toreneindspelen. Eindspelen met lichte stukken komen slechts ter illustratie aan bod, ook weer in relatie tot de afwikkeling naar het pioneindspel.

 
Indeling & voorbeelden

Ris deelt zijn eerste volume op in drie onderdelen: eindspelen, tactiek en middenspelstrategie. Praktisch weer een goede keuze, omdat we hierin een ordening van concreet naar abstract kunnen herkennen. Dat wil niet per se zeggen: van makkelijker naar moeilijker. Sommige stellingen laten zich makkelijker kennen dan andere, maar Ris staat steeds praktisch en begrijpelijk spel voor. Dat maakt dat hij soms kritisch is op spel dat objectief bezien misschien geen kritiek verdient, maar dat plannen door elkaar haalt of de voortzetting onnodig compliceert.

In deze stelling speelt Qingnan Liu (2461) met zwart tegen Yue Wang (2704) de zet 1. …Kb5. Hij heeft daarbij berekent dat de koning, die na ruil dichterbij de pionnen zou komen te staan, eenvoudig remise zou houden. Geen probleem, maar dit is een eerste teken dat zwart wel eens de mist in zou kunnen gaan. Veel makkelijker is het namelijk om de lopers gewoon op het bord te houden. Zwart gebruikt de loper om de koning af te houden en er is geen wolkje aan de hemel. Een gevalletje onpraktisch denken. Even later, na 2. Kf3 Lxe3?! 3. Kxe3 en 3… Kc5? is de vrees bewaarheid geworden. Niet alleen heeft zwart onnodig lopers geruild, maar hij begaat met deze onnauwkeurigheid de fatale misser. De koning moet vóór de witte pionnen komen te staan, het promotieveld bestrijken, om remise te houden. Nu komt hij nét te laat. We moeten constant in acht houden dat zwart dat principe niet eens had hoeven kennen, had hij gewoon de lopers op het bord gehouden.

 
In het eindspel luistert de volgorde van zetten vaak minder nauw; wat de ‘beste zet’ is, doet er minder toe dan dat men met een plan speelt. Tactiek daarentegen bestaat juist wel uit rake en accurate klappen uitdelen. Het plan laat zich dan leiden door de herkenning van tactische mogelijkheden, natuurlijk met inachtneming van de kansen van de tegenstander. Dat betekent wel dat de boel al minder duidelijk is dan in het eindspel: zelden kunnen onze plannen zuiver hun uitwerking hebben, omdat de werkplaats waarin we ze smeden tegelijk die van de tegenstander is. Zie het zo: spelers kijken elkaar op de vingers en proberen deze ook nog eens van elkaar af te hakken.

We bekijken een voorbeeldje uit Ris’ eigen partijgeschiedenis. Hij (2408) speelde met wit tegen ene Axel Rombaldoni (2507).

Ris geeft aan dat hij zich in deze stelling en de voorbereiding daarop heeft zitten stukstaren op de zet waar we allemaal naar zitten te kijken: 1. Txe6. Hij geeft de zet een vraagteken, omdat hij zichzelf niet een moment rust heeft gegeven om naar alternatieven te zoeken. Hoewel de zet materiaal oplevert, zo zegt hij zelf, wordt zetherhaling erdoor haast onvermijdelijk. De zwarte dame is te actief; de witte koning te kwetsbaar. Inderdaad, na 1… Tg8 2. Pxg8 Txg8 3. Te7 Da1+ 4. Tf1 Dd4+ 5. Tf2 Dd1+ worden zetten herhaald. We zouden kunnen zoeken naar een punt in deze zettenreeks waar eeuwig schaak voorkomen had kunnen worden, maar wit loopt ook de nodige gevaren met zijn koning open en bloot. Nee, het gaat Ris niet om de mogelijke uitvluchten die de computer eventueel nog zou voorstellen, maar om het feit dat hij zich er niet toe kon brengen rustig alle zwaktes te lokaliseren. Daardoor miste hij namelijk dat h7 ook een zwakte is. Na 1. g4! dreigt wit namelijk gelijk te winnen met 2. Dxh7+! Kxh7 en Th3#. Zelfs 1… Dc2 biedt geen soelaas: na onderbreekzet 2. Pf5 zijn de rapen gaar.

 

In het middenspel liggen de mogelijkheden al helemaal open en lopen alle plannen door elkaar heen. Het loont daarom om wat concrete handvatten te hebben. Anders dan bij het eindspel echter (waarin er veel vrijheid is en maar een handjevol principes) en bij tactische stellingen (waarin alles wat nauwer luistert, maar waarin er veel geforceerd is) is er in het middenspel een verraderlijk midden tussen de tijd hebben en toch rake zetten moeten spelen om niet het initiatief te verliezen. Het is niet altijd duidelijk of er dynamisch of juist voorzichtig gespeeld moet worden en soms hangt dat af van de voorkeur van de speler. Het belangrijkst blijft echter om met een plan te spelen.

Het is hierbij interessant om twee stellingen met elkaar te vergelijken, zoals Ris dat ook doet.

In deze stelling, uit Syslov – Rudakovsky (gespeeld in 1945), speelt wit met het plan 1. f6! (Smyslov speelde eerst 1.Tf3, waarna 2. f6 pas op 1…Kh8 volgde). Hoewel zwart zich op sommige momenten beter had kunnen verdedigen, was het plan zuiver en kreeg wit veel aanknopingspunten: hij won met een mataanval.

 

Vergelijken we dan deze stelling uit Fischer – Gadia (gespeeld in 1960):

Ris geeft aan dat wit weliswaar hetzelfde plan met f6 had kunnen volgen, maar dat we in onze training juist op zoek zijn naar het verkennen van verschillende plannen. Hij gaat daarom niet nu in op de merites van de zet f5-f6, maar volgt Fischer en probeert uit te leggen wat diens plan was. Met 1. Ta1! verschuift wit succesvol de aandacht naar de damevleugel terwijl zwart niets kan doen dan afwachten. Het hoeft niet altijd radicaal en met dynamisch, zeker niet met zo’n mooi controlerend paard op sterk veld d5. Twee zetten later bezwijkt zwart al. Dat was natuurlijk niet nodig, maar wel een indicatie van het succes dat gepaard gaat met planmatig spel mits zuiver uitgevoerd. Voor de liefhebbers: na 1…f6 2.a4 speelde zwart 2…Tb8. U bent met wit aan zet.

 

Frivoliteiten & verbeterpunten

De indeling volgt zoals we gezien hebben een goed navolgbare volgorde. We gaan van concreet naar abstract, van overzichtelijke naar minder overzichtelijke stellingen. Daarnaast gebruikt Ris zeer nuttige tussenkoppen, die wellicht zouden kunnen dienen als de thema’s van losstaande trainingen. Voor trainingen en workshops is het boek dan ook uitermate geschikt. Niet alleen is het werk overzichtelijk, maar Ris heeft leerzame, toepasselijke en veelal recente voorbeeldpartijen verzameld, alsook een handjevol opgaven die de in het boek besproken thema’s dekken. Sommige stellingen en onderwerpen zijn echter meer to-the-point dan andere. Dat is pedagogisch en literair bezien een minpuntje. Waar dus nog in minder nuttige zijvarianten en uitstapjes gesneden kan worden, daar kan nog winst geboekt worden op de kwaliteit van deze handleiding.

Verder had ik gehoopt dat het boek in het Nederlands geschreven zou zijn. Vanuit commercieel opzicht en ook in relatie tot Ris’ eigen betrokkenheid bij het internationale ChessBase (waarvoor hij onder andere les-DVD’s heeft opgenomen) begrijp ik zijn keuze voor het Engels. Maar hoewel zijn schrijven efficiënt en leesbaar is, gaat het soms ten koste van de kwaliteit van uitdrukking. Daarnaast zou het boek in eigen taal wellicht meer nog in aanmerking komen voor het gebruik tijdens trainingen, in het bijzonder voor Nederlandse jeugdschakers.

Conclusie

In zijn inleiding stipt Ris een schrijnend fenomeen aan. De beginner steekt al diens tijd in het perfectioneren van het openingsspel. Misbruikte tijd, meent Ris. De auteur van dit stuk is het met hem eens; het bestuderen van een opening heeft alleen zin als de plannen waarop zij aanstuurt bekend en begrepen worden – en dat vereist nu juist kennis van de andere aspecten van het spel. Liever in de opening een compact aantal principes toepassen en verder een strategisch navolgbare partij spelen zonder al te grove fouten dan alle studietijd investeren in het memoriseren van haast overdreven nauwkeurige, maar verder voor de amateur onbegrijpelijke openingsvarianten. Zoals Ris het zegt:

[E]verybody is able to learn 25 moves of opening theory by heart and spoil a brilliant opening preparation with a mistake on move 26, wasting all the efforts.

We moeten af van de luiheid die de opkomst van onoverwinnelijke schaakengines mogelijk heeft gemaakt. Terug naar het menselijk schaken, begeleid maar niet gedomineerd door computers bouwen aan een methode voor schaakbeleving in onze tijd.

 

RIS, Robert (2018), Crucial Chess Skills for the Club Player, vol. 1 (Landegem: Thinkers Publishing).

Een fragment: www.thinkerspublishing.com/_media/teaser-robert-ris.pdf

Verkrijgbaar via Thinkers Publishing voor slechts €27,75: www.thinkerspublishing.com/catalogue-webshop-robert-ris-crucial-chess-skills-for-the-club-player-vol-1.html

 

Over Daniël Zevenhuizen

Docent Levensbeschouwing in de dop. Gediplomeerd trainer, redacteur boekenrubriek, liefhebber van het spel. Vooralsnog gestrand op de zandbank tussen 2100 en 2200 elo.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.