Begrijp wat u doet: Het Russisch

 

Hieronder treft u de volgende aflevering van de rubriek “Begrijp wat u doet”. In deze serie worden, speciaal voor clubschakers, achtergronden belicht van de ‘grote openingen’ zoals het Spaans, het Siciliaans, het Damegambiet, het Konings-Indisch enzovoort. De artikelen verschenen eerder in Schaakmagazine het blad van de KNSB, de Nederlandse schaakbond.

Soms kom ik bij een presentatie die ik geef iemand tegen die mij heel specifiek vraagt of ik een bepaalde opening aan de orde zou willen stellen. Mijn wedervraag is dan: “Welke opening zou dat moeten worden dan?” Natuurlijk kan ik niet zomaar op elke vraag ingaan. Maar als er een openingssysteem aan de orde gesteld wordt dat in de grootmeesterpraktijk regelmatig gespeeld wordt, wil ik een dergelijk verzoek wel eens honoreren. Dat is nu het geval bij de Russische opening. Die komt op het bord na de volgende zetten:

1.e4 e5 2.Pf3 Pf6

Alexander Petrov

Met deze zet is het Russisch ontstaan. Internationaal gezien heeft het de naam ‘The Petrov Defence’ meegekregen, genoemd naar de Russische speler Alexander Petrov (1794–1867) die evenals Carl Jaenisch het systeem heeft gepopulariseerd. De opening heeft – wellicht ten onrechte – de naam dat hij saai en inspiratieloos is en dat de zwartspeler uitsluitend op remise uit is. Het klopt wel dat er veel remises vallen, maar gelukkig zijn er genoeg scherpe varianten. Met deze aanpak vermijdt zwart veel gespeelde openingen als het Spaans, het Italiaans of het Schots. Het is voor witspelers niet makkelijk om hier voordeel tegen te halen.

3.Pxe5

Nu zwart de pion niet gedekt heeft, slaat wit hem maar meteen van het bord. Hij stelt meteen een valstrik die vooral in partijen van kinderen op het bord kan komen. Andere mogelijkheden zijn 3.Pc3 Pc6 dat meestal een overgang naar het Italiaans Vierpaardenspel oplevert. Ook is 3.d4 Pxe4 4.dxe5 d5 een variant die ook onder grootmeesters redelijk vaak gespeeld wordt. Zo werd er aan het eind van vorig jaar nog een interessante rapidpartij Harikrishna-Yu mee gespeeld.

3…d6

Het witte paard moet eerst teruggejaagd worden, alvorens zwart de pion op e4 ongestoord kan nemen. Zwart kan op dit moment overigens beter van de pion op e4 afblijven:

3…Pxe4?! 4.De2
en nu is
4… De7
relatief de beste mogelijkheid. Bij kinderen zie je regelmatig 4…Pf6?? 5.Pc6+ met damewinst op het bord komen.
5.Dxe4 d6 6.d4 dxe5 7.dxe5
En wit heeft een pion meer, maar er zijn grootmeesters die hier heil in zien voor zwart. In een partij Sergeev-Afromeev, 2006 kwam zwart zelfs tot winst! Het gekke is dat wit niet zoveel lijkt te hebben aan zijn pluspion. In een partij Ye-Ni, 2004 liet de witspeler echter zien hoe de witte stelling wellicht aangepakt zou kunnen worden.

4.Pf3

Omdat zwart tijd verliest, bestaat er nu een interessante mogelijkheid door op dit moment met het verrassende paardoffer op f7 (Het Cochrane gambiet dat we in een andere aflevering uitgebreid zullen behandelen) te komen. 4.Pxf7!? (zie analysediagram)

Met geavanceerde computerprogramma’s lijkt het erop dat het offer objectief gezien niet helemaal gerechtvaardigd is, maar ik denk dat het oordeel wat bedrieglijk is. Wits compensatie is voor de lange termijn en daar hebben engines moeite mee. Omdat het in een praktische partij zeer goed speelbaar is, hebben ook diverse grootmeesters het als een verrassingswapen gebruikt!
4…Kxf7 5.d4
Hiermee maakt wit de ontwikkeling mogelijk van al zijn stukken en tegelijkertijd bouwt hij aan een sterk pionnenfront.
Ook 5.Pc3 wordt regelmatig gespeeld. 5…Le6 (5…c5 heeft dan zelfstandige betekenis. Hiermee zien we een partij tussen twee topspelers: Topalov-Kramnik, 1999 die in remise eindigde. Zwart kon niet makkelijk ontwikkelen terwijl zijn koning in de tocht bleef staan. Topalov maakte daar gebruik van door zwarte pionnen op te pikken op de damevleugel.) 6.d4 6…Le7 7.f4

Veselin Topalov (foto Jos Sutmuller)

Dit is zo’n beetje wat de witspeler voor ogen stond, toen hij zijn paardoffer pleegde. Hij heeft behoorlijke positionele compensatie. De twee pionnen die hij voor het stuk heeft, staan op e4 en f4. Dit pionnenfront is lastig af te stoppen en wit kan heel rustig zijn stukken hierachter neerzetten, klaar voor een latere storm. De zwarte koning staat ook nog niet veilig. De vuistregel dat een stuk in het middenspel doorgaans belangrijker is dan twee pionnen, mag hier met een korreltje zou genomen worden. De twee pionnen van wit zijn duidelijk ‘voelbaar’ en door deze pionnenmacht, kunnen de zwarte stukken ook moeilijk velden vinden omdat er nauwelijks steunpunten zijn. Bekend is hier 7…g6 8.Le2 uit de partij Short-Rouanet, 2001.
5…Le7
Essentieel is natuurlijk dat de pion op e4 taboe is voor zwart. Wit antwoordt op 5…Pxe4? sterk met 6.Dh5+! en op alle mogelijkheden gaat er wat mis met zwart.
a) 6…Kg8?? 7.Dd5+ en zwart gaat zelfs mat op de volgende zet;
b) 6…Ke7 7.De2 d5 8.Lg5+ wint de dame Rogers-Dattani, 2009;

Dimitri Reinderman (foto Jos Sutmuller)

c) 6…Ke6 7.Lc4+ Kd7 en nu mag wit het fraai afronden met twee verschillende matbeelden;
c1) Op 7…d5 8.De5+ Kd7 9.Lxd5 gaat het stuk ook weer verloren. 9…De8 (9…Pf6 10.De6#) 10.Lxe4;
c2) 7…Kf6 8.Df7#; 8.Df5+ Ke7 (8…Kc6 9.Db5#) 9.Df7#;
d) 6…g6 7.Dd5+ en wit haalt het stuk weer op waarna hij gewoon een pion voor is gekomen. Dit kwam voor in een partij Reinderman-Van der Sterren, 1999.
6.Pc3 Te8
Dit lijkt heel plausibel: de toren wordt in het spel gebracht zodat een kunstmatige rokade mogelijk wordt.
7.Lc4+ Le6
Hier is 7…Kf8 is geen pretje. De koning staat niet veilig op f8 en wit kan rustig de druk opvoeren. In een jeugdpartij slaagde onze latere grootmeester Daniel Stellwagen erin om na 8.0–0 door de zwarte linies heen te breken (Stellwagen-Alavi Moghaddam, 1999).
8.Lxe6+ Kxe6
Uiteraard staat de zwarte koning hier niet fijn.
9.f4 Kf7 10.e5 dxe5 11.fxe5
Zwart mag het stuk met rente teruggeven.
11…Kg8
Het paard mag niet weg met 11…Pd5?! vanwege 12.Pxd5 Dxd5 13.Dh5+ g6 14.Dxh7+ Ke6 15.Dh3+ Kf7 16.0–0+ en wits aanval is levensgevaarlijk voor zwart.
12.0–0
Wit kan het paard ook beter niet nemen vanwege 12.exf6? Lxf6+ 13.Pe2 Lxd4 en zwart staat duidelijk beter.
12…Pd5
En nu lijkt 13.Dg4 het meest kansrijk. Wit heeft voldoende compensatie voor het geofferde materiaal.

4…Pxe4 5.d4

Een belangrijk alternatief is
5.Pc3
met de intentie om er een wat scherpere stelling van te maken.
5…Pxc3 6.dxc3

De bedoeling is om snel te kunnen ontwikkelen en lang te gaan rokeren. Wits set-up is meestal met Lc1–e3 of Lc1–f4, Dd1–d2 en 0–0–0 gevolgd door Pf3–d4, f2–f3 en dan g2–g4. Door de dubbelpion kan wits koning zich prima verschansen op de damevleugel.
6…Le7 7.Lf4
De andere loperzet, 7.Le3, kwam o.a. voor in een partij Bologan-Gashimov, 2008. Die vervolgde met 7…Pc6 8.Dd2 Le6 9.0–0–0 Dd7 10.Kb1 a6 11.h3 0–0–0 en de partij eindigde veel later in remise.
7…0–0
Zwart neemt de handschoen op: hij rokeert kort waarbij hij riskeert dat hij een aanval op zijn dak krijgt. Tegenwoordig willen de zwartspelers liever hun damevleugelstukken eerder ontwikkelen, te beginnen met 7…Pc6 zodat ze ook lang kunnen rokeren.
8.Dd2 Pd7 9.0–0–0
Er staan nu tegengestelde rokades op het bord, dus is er altijd aanval mogelijk! Wit zal zijn pijlen richten op de zwarte koning, voor zwart is het lastiger om vuist te maken op de damevleugel. 9…Pc5 10.Le3
Wit zet zijn loper nu toch terug op e3 in de partij Karjakin-Jakovenko, 2008. Dat lijkt tempo¬ver¬lies, maar zwart heeft ook een extra zet gespendeerd aan het omspelen van het paard naar c5. De belangrijkste reden is dat wit niet teveel stukken wil laten ruilen. Dat zou namelijk gebeuren na bijvoorbeeld 10.Pd4 omdat de loper nu toch terug moet na 10…Pe6 11.Le3 Pxd4 12.cxd4 en er is een symmetrische pionnenstructuur ontstaan waarin zwart niet zoveel te vrezen heeft.

De reputatie van het Russisch als remisewapen heeft het wellicht te danken aan de varianten na
5.De2 De7 6.d3 Pf6 7.Lg5 Dxe2+ 8.Lxe2 Le7
En in deze symmetrische stelling waarin beide dames al in een vroeg stadium geruild zijn, valt inderdaad niet zoveel te halen.

5…d5 6.Ld3

Het meest actieve veld voor de koningsloper.

6…Pc6

Het paard lijkt hier wat merkwaardig te staan, maar het wil wits plan met c2–c4 wat ontmoedigen omdat dan snel de mogelijkheid …Pc6–b4 in de stelling komt.

Een ander idee is met
6…Le7 7.0–0 0–0 8.c4 Pf6 9.Pc3 Pc6 10.cxd5 Pxd5
Of 10…Pb4 Carlsen-Granda Zuniga, 2017.
11.Te1 Wei-Li, 2016.

Een veel gespeeld alternatief is
6…Ld6
dat op het bord kwam in het Tata Steel toernooi van dit jaar te Wijk aan Zee tussen Anand en Caruana. De Indiër won in grootse stijl.

7.0–0 Le7 8.c4 Pb4

Het stereotiepe antwoord. Wit mag zijn loper op d3 in principe niet zomaar inleveren tegen een paard omdat zwart in dat geval zonder slag of stoot het loperpaar in handen krijgt. Dat de zaken toch niet zo eenvoudig liggen, als nu wordt voorgespiegeld, blijkt uit het feit dat een sterke speler als Veselin Topalov wel regelmatig hiervoor opteerde.

Teruggaan met het andere paard met
8…Pf6
wordt ook wel eens gedaan.
9.Pc3 0–0 10.h3 Pb4 11.Le2 dxc4 12.Lxc4 c6
Er is nu een stelling met een geïsoleerde d-pion verschenen. In het Damegambiet zien we dat de zwarte pion van c6 op e6 staat. Nu hij op c6 staat, geeft dat toch iets andere kenmerken. De loper op c4 staat mooi gericht op het zwakke punt f7, maar voor zwart geldt dat de dameloper makkelijker ontwikkeld kan worden.

9.Le2

Het inleveren van het loperpaar wordt toch regelmatig gedaan. Bijvoorbeeld:
9.cxd5 Pxd3 10.Dxd3 Dxd5 11.Te1 Lf5 12.Pc3
Wit ontwikkelt een stuk en zet druk op het centrum. En nu:

a) Ook met het inlassen van 12.g4 Lg6 13.Pc3 Pxc3 14.Dxc3 f6 zijn er diverse mogelijkheden geprobeerd door wit. Zoals: 15.Dxc7, 15.Lf4 en 15.Ph4 die in aanmerking komen;
b) 12.Pe5 Adams-Smeets, 2009;

12…Pxc3 13.Dxc3 Le6 14.Te5 Dc6
Zwart laat een dubbelpion toe maar daar ziet hij het loperpaar en het schitterende veld d5 voor terug.
15.Da5
Of 15.De1 0–0–0 16.Lg5 Lxg5 17.Pxg5 The8 leverde in Biti-Saric, 2005 wit totaal geen voordeel op.
15…Td8 16.Lf4 0–0 17.Tc1 Db6
En deze stelling bleek ook volkomen gelijk te zijn in Naiditsch-Kramnik, 2008;
Een ietwat ander type stelling kan ontstaan na
9.Te1 Pxd3 10.Dxd3
omdat zwart er nu geen geïsoleerde pion van kan maken. Hij handhaaft wel zijn paard op e4 met
10…c6 11.cxd5 cxd5 12.Db5+ Dd7 13.Db3 0–0 14.Pc3
hoewel het paard er nu toch aan moet geloven.
14…Pxc3 15.bxc3 Td8 (zie analysediagram)

Topalov zag heil in deze opzet met wit, want hij probeerde hem in elk geval minimaal tweemaal uit (in partijen tegen Kramnik, 1999 en Adams, 2001). Wit hoopt het zwarte loperpaar onschadelijk te kunnen maken en ook te kunnen profiteren van het ongemak dat zwart ondervindt door de dame op d7. De stukken staan elkaar een beetje in de weg.

9…0–0 10.Pc3 Lf5

De belangrijkste zet. Zwart dekt het paard op e4 nogmaals en brengt het laatste lichte stuk in het spel. Iets solider is
10…Le6 11.Pe5
Ook 11.Le3 is ooit geprobeerd.
11…f6 12.Pf3 Kh8 13.a3 Pxc3 14.bxc3 Pc6
Met deze stelling zijn veel partijen bekend. De belangrijkste zijn Kasimdzhanov-Shirov, 2005, Kasimdzhanov-Adams, 2004, Leko-Grischuk, 2002 en Leko-Kramnik, 2000.

11.a3 Pxc3 12.bxc3 Pc6 13.Te1

Wit versterkt eerst zijn stelling alvorens hij enige actie gaat ontplooien. Minder vaak wordt
13.cxd5
gespeeld. Maar na
13…Dxd5
gaat het spel vaak over in onze hoofdvariant.

13…Te8

14.cxd5

Nu lijkt wit er toch aan te moeten geloven. Hoe kan hij anders zijn stukken tot ontplooiing brengen?
14.Lf4
werd o.a. door Radjabov geprobeerd tegen Giri in 2015. Maar ook hij slaagde er niet in het verzet van de zwartspeler te breken.

14…Dxd5 15.Lf4

Dat gaat met tempo omdat zwart niet zomaar pion c7 in de aanbieding mag doen.

15…Tac8 16.Ld3

Wits laatste zet is de voorbode van vrij geforceerd spel dat leidt tot een stelling met een ongelijksoortige materiaalverhouding. Ik geef maar één variant die in veel partijen getest is. Voorheen werd vooral
16.h3
geprobeerd maar dat beloofde niet zoveel. Zwart antwoordt bijvoorbeeld met
16…h6 17.Pd2 Ld6
en ook hier bleek de remisemarge nauwelijks verbroken te kunnen worden. Ook mogelijk zijn 17…Pa5 18.Lf3 Dd7 19.Pe4 Lf8 Shirov-Gashimov, 2010 en 19…Tcd8 Anand-Fridman, 2013.

16…Dd7 17.Tb1 b6

18.d5!? Lxd3

Aanname van de pion met
18…Dxd5
kan tot moeilijkheden voor zwart leiden na
19.Lb5 Dc5
Hier faalt 19…Dxd1? dan op 20.Tbxd1 en zwart verliest materiaal.
20.Le3 Dd6 21.Da4 Lxb1 22.Txb1
En wit wint twee stukken voor een toren. Tegen weliswaar twee pionnen, maar omdat de stukken mooie velden krijgen, krijgt wit uitstekende winstkansen.

19.Dxd3 Lxa3

Zwart wordt baldadig en snaait deze pion. Het is lastig om iets anders te geven dat ook een adequaat antwoord geeft op wits grote ruimte-overwicht dat door de pion op d5 is ontstaan.

20.Pg5 g6 21.Pe4 Df5

Ook niet geheel duidelijk is het na
21…Le7 22.Dd2 Pa5
maar zwart moet enorm op zijn tellen passen na een zet als 23.Lh6.

22.Lxc7!?

Wit slaat aan het combineren. Hij probeert de samenhang tussen de zwarte stukken nog verder te verstoren.

22…Txc7 23.Pf6+ Dxf6 24.Txe8+ Kg7 25.dxc6 Lc5

Er is een interessante en zeer geladen stelling ontstaan. Zwart krijgt twee pionnen voor de kwaliteit en daarbij beschikt hij over een solide formatie. De kansen zullen ongeveer in evenwicht zijn. In Leko-Gelfand, 2009 kwam het ook tot een puntendeling.

Belangrijkste illustratieve partijen:

• Harikrishna-Yu, 2017
• Sergeev-Afromeev, 2006
• Ye-Ni, 2004
• Topalov-Kramnik, 1999
• Short-Rouanet, 2001
• (Rogers-Dattani, 2009)
• Reinderman-Van der Sterren, 1999
• Stellwagen-Alavi Moghaddam, 1999
• Bologan-Gashimov, 2008
• Karjakin-Jakovenko, 2008
• Carlsen-Granda Zuniga, 2017
• Anand-Caruana, 2018
• Adams-Smeets, 2009
• Biti-Saric, 2005
• Naiditsch-Kramnik, 2008
• Topalov-Kramnik, 1999
• Topalov-Adams, 2001
• Kasimdzhanov-Shirov, 2005
• Kasimdzhanov-Adams, 2004
• Leko-Grischuk, 2002
• Leko-Kramnik, 2000
• Radjabov- Giri, 2015
• Shirov-Gashimov, 2010
• Anand-Fridman, 2013
• Leko-Gelfand, 2009

Geraadpleegde bronnen:
– Megadatabase van Chessbase

Eerdere afleveringen van deze rubriek, waarbij u de illustratieve partijen interactief kunt naspelen en downloaden, treft u aan via dit overzicht.

Videolessen in het Nederlands treft u aan onder: Chessbase videolessen

In deze serie (Begrijp wat je doet) zijn op dit moment drie boeken verschenen:
Begrijp wat je doet 1, Spaans-Italiaanse structuren

 

 

 

 

 

Begrijp wat je doet 2, Damegambiet structuren

 

 

 

 

 

Begrijp wat je doet 3, Siciliaanse structuren Najdorf&Scheveningen

Deze boeken zijn verschenen bij uitgever Thinkers Publishing in België.

Twee presentaties/trainingen
In het voorjaar zullen de moderne bioscoop Cinecitta te Tilburg over het derde deel twee presentaties gehouden worden. Deze zullen plaatsvinden op de zaterdagen 15 februari en 14 maart. Meer info volgt later op www.sterkspel.nl onder het kopje ‘boeken’.

Reageren? Stuur een e-mail naar hgrooten@xs4all.nl.

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

2 Reacties

  1. Avatar
    Henk Smout 12 december 2023

    De sinds twee partijen van 1982 in het menselijke schaak bekende beste zet 13… Le6! passeert in dit artikel zonder commentaar en wordt ook door de computer zonder poespas meteen aangegeven. Toch heb ik van de oudere voortzetting 13… c6(?), waarop het sterkste antwoord 14.Lh6! (bijv. 14… gxh6 15.Te5 Dd7 16.Tae1 Le6 17.d5) in 1974 door Browne blijkens diens eigen verklaring achter het bord tegen Bisguier is gevonden, nog 38 partijen van na 1982 gevonden zoals 365chess.com/game.php?gid=229316

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.