Top 40 Nederlandse schakers

Top-40 Nederlandse schakers. 27: Jorden van Foreest

Er komen in deze lijst nog zes eenmalige Nederlands kampioenen. Zij staan hoger dan Jorden van Foreest, omdat ze natuurlijk een veel langere carrière hadden. Maar ondanks die korte duur heeft Van Foreest al heel wat meer gepresteerd dan alleen die ene, onverwachte titel.

Jorden van Foreest tijdens het NK 2016. Foto: Harry Gielen.

 

Jorden van Foreest (geboren 30 april 1999) is de oudste van zes schakende kinderen in één gezin. Hij behaalde diverse jeugdtitels, met als absoluut hoogtepunt in 2013 de Europese jeugdtitel tot en met veertien jaar. In 2015 werd hij grootmeester, op zestienjarige leeftijd. Iets jonger dan Nederlands recordhouder van dat moment Robin van Kampen. Wel ouder dan Anish Giri, die echter nog geen Nederlander was toen hij grootmeester werd. Van Foreest boekte zijn drie grootmeesternormen binnen een half jaar, in het Aeroflot-toernooi in Moskou, een toernooi in Lueneburg (Duitsland) en het wereldjeugdkampioenschap.

 

Veel toernooien

Nederlandse jeugdkampioenschappen waren voor Jorden van Foreest niet meer interessant, toen hij in 2016 op zeventienjarige leeftijd Nederlands kampioen werd bij de ‘groten’, nog wel bij zijn debuut. Het was gewoon een sterkbezet NK, met Loek van Wely als favoriet. Van de eerste zes partijen won hij er vijf en verloor hij alleen van Dimitri Reinderman. De  voorlaatste ronde werd de finale. Van Foreest hield Van Wely op remise en kroonde zich tot bijna jongste Nederlands kampioen aller tijden. Giri werd het op zijn vijftiende.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 28: Kick Langeweg

Langdurig behoorde hij tot de Nederlandse top, maar Kick Langeweg werd nooit kampioen. In 1969 was hij er dichtbij, in Leeuwarden eindigde hij samen met Hans Ree op de eerste plaats. Anders dan in de voorgaande twee edities werd er geen beslissingsmatch gespeeld. Ree werd tot kampioen uitgeroepen omdat hij titelverdediger was. Een extra feit (dat echter niet meewoog) was dat Ree in de laatste ronde de onderlinge partij won.
Kick Langeweg (geboren 7 maart 1937) is nooit dichter bij de titel geweest. Tussen 1961 en 1989 was hij er negentien keer bij, tot en met 1972 iedere keer. Hij werd derde in 1965, 1970, 1972 en 1983. In 1980 werd hij zelfs nog tweede achter Jan Timman, een plek die hij wel met vijf anderen moest delen.

Kick Langeweg tijdens IBM 1961. (Foto: Nationaal archief).

 

Olympiade-topper
Langeweg behoorde tot de ‘jonge honden’ die rond 1960 met het Amsterdamse VAS de Nederlandse schaakhemel bestormden. Voor hen organiseerde de befaamde organisator Berry Withuis in 1961 het IBM-toernooi, om de jongemannen de gelegenheid te geven internationaal meester te worden. Langeweg won de eerste editie met 9 uit 11 zonder remises en bleef Hein Donner voor. Een jaar later werd hij meester.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 29: Daniel Stellwagen

Toen Daniel Stellwagen op elfjarige leeftijd zevende werd in het open toernooi in Hoogeveen, was de Nederlandse schaakpers unaniem vol lof. Hans Ree schreef: “Hebben we ooit een elfjarige in Nederland gehad die zo sterk was? Misschien Timman, misschien Jeroen Piket, maar zeker weet ik het niet.” Zijn collega’s vielen hem bij en prezen Stellwagens veelzijdigheid en voor die leeftijd opvallend gezonde spel. Diende zich hier een nieuwe Nederlandse wereldtopper aan?

Het antwoord op die vraag was meteen ja, als het ging om zijn eigen leeftijd. Stellwagen (geboren 1 maart 1987) werd in de categorie tot en met twaalf jaar tweede op het Europees kampioenschap en tweede op het wereldkampioenschap. Met een blik op het bord naast hem gaf hij zijn laatste partij op het WK remise, in de veronderstelling wereldkampioen te zijn. Hij viel bijna van zijn stoel toen onmiddellijk na zijn handdruk de ene Chinees zijn remisestelling opgaf, waarmee zijn tegenstander (landgenoot) de wereldtitel binnen had.

Nog meer tweede plaatsen
Dichter bij de wereldtitel kwam Stellwagen nooit meer. In de oudste categorie werd hij gedeeld vijfde. Wel werd hij Neerlands jongste meester en jongste grootmeester, records die later werden gebroken. Hij haalde Nederlandse jeugdtitels binnen, met als apotheose de hoogste toen hij vijftien was. Dat was net geen record.
Ook op zijn vijftiende behaalde hij een spectaculaire tweede plaats in de B-groep van het Corus-toernooi. Zestien was hij toen hij op het NK van 2003 tot ieders verrassing begon met vier overwinningen. Stellwagen werd tweede, samen met Tiviakov, achter Van Wely. Datzelfde presteerde hij in 2005. In 2007 werd hij gedeeld eerste met Tiviakov, maar verloor hij de snelschaakbarrage, waarmee hij dus weer tweede was. Dat werd hij ook in 2008, samen met Reinderman, achter Smeets. In de tussenliggende jaren 2004 en 2006 werd Stellwagen vijfde, waarmee hij in die zes jaar op rij een van de meest succesvolle deelnemers was.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 30: Eddie Scholl

Alle Nederlands kampioenen sinds Euwe komen in deze top-40 voor. Vermelding van Eddie Scholl noem ik echter beslist geen moetje. Hij stopte vroeg met topschaak, maar was in de jaren rond zijn kampioenschap in 1970 een absolute Nederlandse topper.

Eddie Scholl in 2008. Foto: Eelke Heidinga.

De Fries Scholl (geboren 17 oktober 1944) werd in 1963 jeugdkampioen van Nederland en in 1965 open kampioen. Van 1967 tot en met 1974 nam hij alle zeven keren aan het Nederlands kampioenschap deel (in 1968 werd er geen NK gespeeld). Al bij zijn debuut werd hij derde achter Ree en Bouwmeester, maar voor Donner, Kuijpers en Langeweg. In 1970 was het kampioenschap niet zo sterk bezet. Scholl eindigde samen met Coen Zuidema bovenaan, voor Langeweg en Hartoch, en won de beslissingsmatch. In 1971 werd hij derde achter Ree en Donner, maar voor Timman, Hartoch en Langeweg. Dat is in die jaren beslist een indrukwekkend rijtje.

 

Wereldtop

Ook al had hij de toen tweevoudig Nederlands kampioen Hans Ree niet verslagen (want die deed niet mee), mocht Scholl op de Olympiade van 1970 in Siegen toch aan het eerste bord spelen. Daar deed hij het met 10,5 uit 17 uitstekend. Als zijn beste prestatie noemt hij zijn overwinning op Larry Evans. Bij de IBM-toernooien van 1970 en 1971 speelde hij remises tegen Spasski (wereldkampioen), Geller, Keres, Hort, Smyslov, Uhlmann en Gligoric. Hij hield de wereldtop op remise en versloeg Donner in die twee toernooien beide keren.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 31: Henri Weenink

In de top-40 omdat hij de nummer twee was achter Max Euwe en dus nooit Nederlands kampioen kon worden. Niet al te hoog omdat hij die tweede plaats door zijn tragische dood wel heel kort bezette.

 

Henri Weenink (geboren 17 oktober 1892) nam slechts eenmaal deel aan het Nederlands kampioenschap. In 1929 werd hij samen met Salo Landau tweede achter Euwe. Toch werd hij al in 1927 gevraagd voor Nederland aan het tweede bord op de Olympiade te spelen, achter Euwe. In kleinere toernooien had hij zich bewezen. In 1928, 1930 en 1931 zat hij bij afwezigheid van Euwe zelfs aan het eerste bord. In 1930 in Hamburg scoorde hij met 10 uit 16 goed, bij de andere Olympiades scoorde hij onder de vijftig procent.

Een succes was het kampioenschap van Amsterdam in 1928 dat hij won voor Landau. In 1930 won hij een zeskamp in Amsterdam, waar hij Euwe en Landau versloeg. Weenink won hier en daar partijen van Reti, Rubinstein en Marshall, maar dat ging niet gepaard met toernooizeges. Een matchnederlaag tegen Reti met 3,5-6,5 kon met niet meer worden afgedaan dan ‘goed gedaan’.

 

Veelzijdig

Weenink diende de schaakwereld op een veelzijdige manier. Hij schreef in de jaren twintig de schaakrubriek in de Oprechte Haarlemsche Courant, de voorloper van het Haarlems Dagblad. Hij deed dat op bijzonder luchtige en zelfs vrolijke manier, met als curiositeiten ieder jaar voor 1 april een fantasieverhaal rond leuke schaakproblemen.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 32: Robin van Kampen

De grappigste prestatie van Robin van Kampen (geboren 14 november 1994) leverde hij als jonge tiener. In 2006 werd hij Nederlands kampioen tot twaalf jaar, een jaar later tot veertien, een jaar later tot zestien en een jaar later tot twintig. Dat laatste was dus in 2009, toen hij na Timman de tweede was die jeugdkampioen op zijn veertiende werd. Leeftijdsrecords boekte hij ook door op z’n veertiende meester en op z’n zestiende grootmeester te worden. ‘Schaakmeester van veertien’, kopte de in zijn woonplaats Bussum verschijnende Gooi- en Eemlander op de voorpagina.

 

Toernooizeges

Om op deze lijst te komen moet je wel volwassen resultaten hebben geboekt. Dat deed Van Kampen. Aan titelnormen wordt allang veel aandacht besteed, er worden zelfs speciale toernooien voor georganiseerd. De grote klasse van Van Kampen was dat hij de meeste van zijn recordnormen vergezeld liet gaan van een toernooizege. Dus niet kijken naar de ratings, maar naar de eerste plaats.

In 2009 boekte hij als jongen van veertien meesternormen in Amsterdam (Batavia), Cappelle la Grande en Groningen (Atlantis). Batavia en Atlantis waren toernooizeges. In dat jaar werd hij tweede op het Europees kampioenschap tot zestien jaar.

In 2010 en 2011 boekte Van Kampen grootmeesternormen in Haarlem (BDO), Groningen (Kerst), Dortmund (Helmut Kohls Turnier) en opnieuw Haarlem (BDO). De laatste drie waren toernooizeges, al dan niet gedeeld.

In 2012 tot en met 2014 volgden (gedeelde) toernooizeges in Londen, Basel, Riga en Montreal. Zijn erelijst leek indrukwekkend te worden.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 33: Hans Böhm

Als dit een lijst was van mensen met verdiensten voor de schaaksport, zou Hans Böhm in de top vijf staan. Maar het gaat om schaakprestaties en dan is hij nu aan de beurt.

Hans Böhm (geboren 15 januari 1950) werd in 1968 jeugdkampioen van Nederland. Na enkele jaren met Jan Timman langs open toernooien in Europa te zijn gereisd, volgden zijn grote successen. In 1974 scoorde hij goed in toernooien in Las Palmas, New York en Eksjö (Zweden). Opvallend in 1975 was zijn resultaat bij het Nederlands kampioenschap, waar hij 9 uit 11 scoorde. Een kampioensscore, maar Timman boekte een halfje meer. Het kampioenschap was niet heel sterk bezet, maar Böhm bleef wel twee volle punten voor op de toenmalige toppers Ree en Hartoch.

Een paar maanden later volgde zijn grootste succes. Böhm werd gedeeld tweede in het IBM-toernooi, achter Ljubojevic, maar voor o.a. Kavalek, Hübner, Timman en Sosonko. Het leverde Böhm zijn enige grootmeesternorm op.

Bijna bij de grote vier

Hans Böhm leek zich te voegen bij de ‘grote vier’ van dat moment: Timman, Sosonko, Ree en Donner. Het kwam er niet van. In het IBM-toernooi van 1976 versloeg hij nog wel alle deelnemende Nederlanders, maar verder boekte hij in IBM- en Hoogovenstoernooien geen successen meer. Een opleving had hij nog in 1984, toen hij vierde werd op het Nederlands kampioenschap en bij het IBM-toernooi een (tweede) grootmeesternorm op een half punt miste. Van 1977 tot en met 1985 nam hij wel elk jaar aan het NK deel, maar de twee genoemde resultaten waren uitschieters.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 34: Rini Kuijf

Voorafgaand aan het Nederlands kampioenschap van 1989 had Hans Böhm voor de televisie een gesprek met John van der Wiel en Jeroen Piket. Wie wordt er kampioen, vroeg hij. Omdat ze de favorietenrol niet op zich wilden nemen, zeiden ze: in elk geval iemand uit Leiden. Het werd Rini Kuijf. Uit Leiden.

Foto: Frans Peeters

Voor wie goed keek, was de titel van Rini Kuijf (geboren 12 februari 1960) zeker niet zo’n grote verrassing als die van Rudy Douven een jaar eerder. Vanaf 1981 nam Kuijf tien keer in twaalf jaar deel aan het NK en al bij zijn debuut versloeg hij Timman en Ree. Van 1986 tot en met 1990, toen Timman en Sosonko slechts één keer meededen, behoorde Kuijf met Van der Wiel en Van der Sterren tot de meest succesvolle deelnemers. Behalve kampioen werd hij ook drie van de vijf keer derde.

 

Vijf topjaren

Die vijf jaren was Rini Kuijf een Nederlandse topspeler. In 1988 en 1990 werd hij gedeeld tweede in het open toernooi in Groningen. Kuijf boekte nog meer goede toernooiresultaten, waaronder een grootmeesternorm (en tweede plaats) in Liechtenstein in 1989. Hij maakte deel uit van het Nederlandse Olympiadeteam dat in 1988 brons won in Thessaloniki, het op een na beste resultaat dat Nederland ooit behaalde. In die vijf topjaren won hij ook twee keer het Noteboomtoernooi in zijn woonplaats, dat hij ook in 1980 had gewonnen. Een niveau lager, maar leuk om te noemen. In juli 1989, net na zijn historische Nederlandse titel, stond Kuijf heel even in de top honderd van de wereld, op plaats 97.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 35: Hoan Liong Tan

Hij kwam plotseling op, werd in 1961 Nederlands kampioen en verdween toen weer. Zo wordt in de Nederlandse schaakgeschiedenis Hoan Liong Tan herinnerd. Ik voeg er een paar jaar aan toe.

Hoan Liong Tan met zijn nationale kampioenstrofee in 1961. Foto: Nationaal archief.

Tan werd op 20 augustus 1938 geboren in Indonesië. In 1956 kwam hij met zijn ouders naar Nederland, Amsterdam, waar hij zijn middelbare school afmaakte en verzekeringswiskunde ging studeren. In 1958 debuteerde hij met VAS in de hoofdklasse. In het seizoen 1960-61 zakte hij af naar het eerste bord van het tweede team, dat het huzarenstukje uithaalde als enige reserveteam in de geschiedenis kampioen van Nederland te worden.

Een enorme prestatie behaalde Tan op de Olympiade van 1960 in Leipzig. In het team van Indonesië won hij de individuele gouden medaille aan het vierde bord, met een score van 16,5 uit 20.

Voor het Nederlands kampioenschap van 1961 had Tan zich met de hakken over de sloot geplaatst. Al in de eerste ronde zorgde hij echter voor een enorme sensatie door Hein Donner te verslaan, de kampioen van de voorgaande drie edities. Hij stond zijn voorsprong niet meer af en werd kampioen met anderhalf punt voorsprong op de nummers twee. Het was het zwakste NK sinds jaren, Euwe, Bouwmeester, Van Scheltinga, Prins, Kramer en Cortlever waren afwezig. Dat deed weinig af aan de sensatie: Hoan Liong Tan had Donner onttroond. Door zijn tijdgenoten werd hij omschreven als ondoorgrondelijk en vindingrijk. Nederland had er opeens een zeldzaam talent bij gekregen.

Lees meer >

Top-40 Nederlandse schakers. 36: Haije Kramer

Tot in de jaren zestig was het voor een schaker van buiten de Randstad moeilijk door te dringen tot de Nederlandse top. Haije Kramer was een uitzondering, hij slaagde er uitstekend in.

Haije Kramer tegen Max Euwe, de man tegen wie in die tijd geen Nederlander op kon

De Fries werd geboren op 24 november 1917. Hij leerde pas schaken op z’n vijftiende, maar werd ruim een jaar later al kampioen van Friesland! Misschien zegt dat ook iets over Friesland. Maar het bleef snel gaan. Vlak voor de oorlog richtte de Friese schaakpromotor Waling Dijkstra het Kramer-comité op, vergelijkbaar met het Euwe-comité. Het organiseerde matches tegen nationale topspelers. Daaronder een match in 1940 tegen Euwe, waarin Kramer een partij won, drie verloor en vier remise speelde. Zover kwam niemand in die tijd, maar een jaar later won Euwe de tweede match met 7-1.

Achter Euwe

Van 1942 tot 1957 nam Kramer aan alle zeven Nederlandse kampioenschappen deel en in 1969 nog een keer. Zijn beste prestatie was een tweede plaats in het kandidatentoernooi van 1948, waarvan de winnaar Euwe mocht uitdagen. In die periode zou ik hem met Prins, Van Scheltinga, Cortlever en later Donner tot de sterkste schakers achter Euwe rekenen. Hij gold van die spelers als de theoretisch best onderlegde, mede door zijn medewerking aan de Losbladige Schaakberichten, een soort Informator avant la lettre. In die tijd boekte Kramer ook zijn grootste internationale successen. In 1949 won hij een toernooi met veertien deelnemers in Vimperk (Tsjecho-Slowakije) en in 1954 scoorde hij in het zonetoernooi in München 11,5 uit 19, wat hem de meestertitel opleverde. Van 1950 tot en met 1962 vertegenwoordigde hij Nederland op alle zeven de Olympiades. Hij scoorde vijftig procent en won in 1958 een bronzen bordmedaille.

Lees meer >